Dagelijks archief: zaterdag 24 december 2005

wreed en onredelijk offer

onvoorwaardelijke overgave als kenmerk van waar geloof

Onvoorwaardelijke liefde, wie wil dat niet (ontvangen)?
Maar hoe brengen we dat zélf in de praktijk? In het Bijbelverhaal van het Offer van Abraham wordt ons iets duidelijk gemaakt: Om écht lief te hebben, worden we uitgenodigd onszelf op te offeren.
Of erger: ons eigen kind. Echte liefde blijkt huiveringwekkend tegengesteld aan hoe wij het graag willen.

Al eerder dit jaar besteedde de Filosofie Scheurkalender aandacht aan het boek Angst en Beven (1843) van Kierkegaard waarin hij schrijft over het offer van Abraham.

Vrijdag 23 december kwam met het volgende citaat:

Zou men misschien niet moeten durven spreken over Abraham? Ik denk dat het moet. Als ik zelf over hem zou spreken zou ik het eerst hebben over de pijn van de beproeving

Frank en Maarten Meester schrijven het volgende over Kierkegaard’s interpretatie van het offer van Abraham.

Een ongelovige heeft het makkelijk met het oudtestamentische verhaal waarin God Abraham vraagt Hem zijn zoon Izaak te offeren, de langverwachte zoon die Abraham pas op zijn oude dag kreeg. Het verhaal laat eens te meer zien hoe wreed en onredelijk die zogenaamde God is.
 
Maar wat moet een gelovige met het verhaal? Hoe kun je in iemand geloven die zoiets eist? En dat van zijn trouwste dienaar Abraham. Van de man die altijd alles heeft gedaan wat God van hem verlangde en die ook nu direct op pad gaaat naar de offerplaats.
 
In Angst en Beven komt Kierkegaard, of preciezer zijn nom de plum Johannes de Silentio, na een lange worsteling tot de conclusie dat de onvoorwaardelijke overgave de ware gelovige tekent.

Filosofie Magazine besteedde in september dit jaar uitgebreid aandacht aan Kierkegaard’s boek. Sinds de moord op Theo van Gogh plaatste Paul Cliteur het bovenaan op de lijst van gevaarlijke boeken. De vraag die filosofen zich stellen is de volgende:
Legitimeert Angst en Beven religieus geweld?

Moeten we Vrees en beven dan inderdaad beschouwen als een legitimatie voor religieus terrorisme, zoals Cliteur stelt? Stel nu dat Abraham zijn zoon inderdaad had vermoord, dat God hem niet had tegengehouden? Zou Kierkegaard dan nog steeds de grootste bewondering hebben voor Abraham? Uiteraard niet, want in dat geval zou het verhaal geen illustratie meer zijn van de paradox van het geloof. Kierkegaard bewondert Abraham, omdat hij de verschrikkelijke, onmogelijke eis van God inwilligt, zonder het vertrouwen in God op te zeggen, niet omdat hij een kindermoordenaar is. Maar deze nadruk op het vertrouwen van Abraham is op zijn minst eenzijdig: God beloont dat vertrouwen immers door Abraham ervan te weerhouden zijn zoon te doden.
 
Het is opmerkelijk dat Kierkegaard alleen maar oog heeft voor de verschrikkelijke beproeving die Abraham wordt opgelegd. Is het tweede moment waarop de stem klinkt, die hem vertelt dat hij een ram mag offeren in plaats van zijn zoon Isaac, niet minstens zo belangrijk? Vereist deze tweede roep niet eenzelfde uitgebreide analyse, naast een Vrees en beven een tweede deel Vreugde en verzoening?
 
Bron: filosofiemagazine.nl
Het Offer van Abraham door Rembrandt (1635)
Het offer van Abraham in de verbeelding van Rembrandt (1635). Ik zag dit schilderij in juni in het Hermitage, schuin tegenover het beroemde schilderij van de Verloren Zoon.

Op 30 mei hield Henk van Os een lezing over Rembrandt’s schilderij het Offer van Abraham.

In zijn lezing beantwoordt Van Os de vraag waarom het offer van Abraham in de Nederlandse kunst van de zeventiende eeuw zo frequent werd voorgesteld en aanleiding gaf tot zulke monumentale schilderijen. Dat blijkt samen te hangen met de totaal verschillende betekenissen die katholieken en protestanten aan dit bijbelverhaal hebben gehecht. De voorstelling van het offer van Abraham was, behalve een artistieke uitdaging voor kunstenaars, ook een hot item voor theologen.
Het Offer van Abraham door Rembrandt (1636)
In de Alte Pinakothek in München hangt een tweede versie van het schilderij uit 1636