Dagelijks archief: zondag 3 februari 2008

de dominee en de filosoof

de filosoof wil de theologische uitverkoop op de reli-markt stoppen
en de dominee vindt dat de waarheid juist in de uitverkoop moet

In de weekendbijlage Letter & Geest, de dubbele Verdieping van Trouw, wordt een Hollandse traditie hooggehouden: de polemiek tussen rekkelijken en preciezen. Om als dagblad te overleven, kan Trouw niet meer zoals vroeger een orthodox-christelijk geluid laten horen. Daar hebben we het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad namelijk al voor. Bovendien is Trouw van oudsher verbonden met de (synodale) gereformeerden, tegenwoordig onderdeel van de PKN. De Protestantse Kerk Nederland balanceert anno 2008 niet alleen op het randje van de vrijzinnigheid; sinds er ‘atheïstische dominees’ bezoldigd worden, is de PKN de vrijzinnigheid in feite ook al voorbij. Trouw profileert zich vandaag de dag daarom als een levensbeschouwelijke krant met in het dagelijkse katern de Verdieping veel ruimte voor filosofie en religie.

Matthias SmalbruggeDit weekend las ik in het katern Letter & Geest een bijdrage van Matthias Smalbrugge, predikant van de PKN. Trouw geeft hem regelmatig de ruimte om het vrijzinnige deel van haar abonnees te bedienen. Smalbrugge spreekt liever over ‘de Eeuwige’ dan over God en al helemaal niet over ‘de Vader’. Op het artikel Stop de theologische uitverkoop van zijn collega-scribent Govert Buys reageert hij dit weekend met het stuk de waarheid moet juist in de uitverkoop.

Govert BuijsWil de kerk op de huidige relimarkt overleven”, zegt filosoof Govert Buijs, “dan zal ze haar geloofsgoed krachtiger onder woorden moeten brengen. Zo moeilijk is dat niet.
De God van Israël is uniek onder de goden:
Hij is met mensen in gesprek.”

Smalbrugge gaat hier recht tegenin, hij vindt juist dat de Kerk de waarheidsclaim moet laten vallen en denkt dat te kunnen illustreren met het Evangelie van de Samaritaanse vrouw. Wat schrijft Smalbrugge precies?

In (het Evangelie volgens) Johannes staat een verhaal over een vrouw die water haalt uit de put. Elke dag weer. Ze is in de vicieuze cirkel geraakt van water putten en altijd dorst hebben. Jezus spreekt haar aan. Dat is in die tijd ongebruikelijk: een man komt alleen bij een waterput om een vrouw te zoeken. Zou die put, vraagt hij haar, ooit weer een bron kunnen worden met levend water? Ze is getroffen. Zou de bron van het leven ooit weer kunnen stromen in haar? Zou ze uit de put kunne klimmen? Waarop Jezus vraagt of ze haar man wil halen. Een heikele vraag, ze leeft intussen met de zesde. Jezus poseert bewust als de zevende, ideale echtgenoot. De vrouw spreekt over de verschillende geestelijke tradities die er bestaan. Waarop Jezus antwoord dat God ‘geest’ is en niet valt vast te leggen. In geen enkele traditie. Zo beleeft de vrouw het ook. Daarom zegt ze dat ze weet dat ooit de Messias zal komen. Jezus antwoordt dat hij het is.
 
Let wel, hij heeft het niet over waarheid; daar heeft hij al mee afgerekend toen hij God ‘geest’ noemde. Hij heeft het over de tastbare vorm van God die je tegenkomt in liefde, geloof en hoop.
 
Bron: Matthias Smalbrugge in Letter & Geest 2 februari 2008

Nu ‘het hart’ van dit Evangelie zoals we in de Statenvertaling kunnen lezen:

Johannes 4: 5 -26
Christus en de Samaritaanse vrouwHij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf. En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben. De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water? Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee? Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet moet komen, om te putten. Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd. De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt. Onze vaders hebben op dezen berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek.
‘Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken,
die Hem alzo aanbidden.’

Na dit Evangelie gelezen te hebben, wordt onmiddellijk duidelijk welke steken Smalbrugge heeft laten vallen: hij spreekt niet over ‘waarheid’ en evenmin over ‘de Vader’; woorden die Christus hier echt niet voor niets gebruikt. Hij legt het Evangelie niet alleen vrijzinnig uit, hij vertelt het verhaal ook vrijzinnig na (lees: zoals het hem uitkomt), zodat hij kan besluiten met deze woorden:

God is telkens anders, toont zich aan elk mens anders. Leg je daarentegen dat andere vast – bijvoorbeeld in de Bijbel – dan heb je de waarheid in handen en wordt ze jouw God. Dat is definitieve narcistische eigenliefde. Maar als er een God is dan kun je hem alleen onmoeten, liefhebben. Niet eigen maken.
 
Bron: Matthias Smalbrugge in Letter & Geest 2 februari 2008

‘De God van de Bijbel’ is voor deze PKN dominee dus ‘definitieve narcistische eigenliefde’. Dat is de vrucht van zijn vrijzinnigheid.