Trouw (Letter & Geest) publiceerde afgelopen weekend de integrale tekst
Otten reageerde kritisch op de zogenaamde “ietsisten” die met het geloofsgoed selectief omgaan en zeggen wel in “iets” te geloven maar niet in iemand, laat staan in de Iemand die mensgeworden is in Christus.
Bron: okkn.nl
Willem Jan Otten (1951)
is een Nederlands schrijver, met een veelzijdig oeuvre van poëzie, verhalend proza, toneel, kritieken, artikelen, beschouwingen en essays. Otten is getrouwd met schrijfster Vonne van der Meer. Hij debuteerde in 1973 als dichter met de bundel Een zwaluw vol zaagsel. Van 1989 tot 1996 was hij redacteur van Tirade. Na het verschijnen van zijn roman Ons mankeert niets in 1994 raakte Otten betrokken in de discussie over het euthanasie-vraagstuk.Naar aanleiding van zijn bekering tot het katholieke geloof publiceerde hij in 1999 Het wonder van de losse olifanten, een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie. In 2004 verscheen zijn roman Specht en zoon die op 2 mei 2005 bekroond werd met de Libris Literatuurprijs. In deze roman vertelt Willem Jan Otten het verhaal van portretschilder Felix Vincent die van de rijke industrieel Valéry Specht de opdracht krijgt zijn gestorven zoon te schilderen. Specht en zoon zal vertaald worden in het Italiaans (Iperborea), Frans (Gallimard), Duits (Fischer Verlag) en Zweeds (Bonniers).
( Bron: nl.wikipedia.org )
Het wonder van de losse olifanten, een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie
Het was in 1999 een handige retorische truc van romanschrijver en dichter Otten om zijn VU-gehoor naar Schleiermachers voorbeeld uit 1799 aan te spreken als verachters van de christelijke religie. Kritische gelovigen verwijt hij dat hun afwijzen van leerstukken als de maagdelijke geboorte en de lichamelijke opstanding resulteert in een hooghartig neerzien op “achterblijvers” zoals hij. De beste verdediging is de aanval, zal hij gedacht hebben. Zijn late gang naar het geloof der Moederkerk voerde hem tegen de stroom in, en hij neemt het deze stroom kwalijk dat die niet zijn zwemrichting koos. “Eigentijdse” christenen, stelt hij, willen “hun leerstellingen zo ruim interpreteren dat je er met je verstand bij kunt”. Dat doet hij anders: hij wenst de christelijke religie uitsluitend te consumeren in de klassieke bereidingswijze, d.w.z. met huid en haar. Dat gaat tegen de rede in, en daarom is zijn geloof ook precies wat het alleen maar zijn kan: geloof. Zijn strijdlust zal vele Sancho Panza’s enthousiast maken, en lezers die de gemakkelijke stoel verkiezen boven de gevaren van het strijdperk nieuwsgierig.
(Bron: Biblion recensie, Drs. J. Kleisen)