gelezen: De Drie Oranje Koningen van J.G. Kikkert
Zaterdagavond ging de Nederlandse dramaserie De Troon van start. Regisseur Erik de Bruyn had in interviews al gezegd dat hij zich had laten inspireren door de dynamiek en eigentijdse frisheid van Marie-Antoinette van Sophia Coppola. Dat was meteen al aan de openingsscene te zien waarin we regentes Emma en een lakei door de paleistuin zien rennen. En ook daarna zie je geregeld opgewonden adel en hofhouding door paleizen rennen, gefilmd in handheld. Sophia Coppola was zeker niet de eerste die de achttiende eeuw met veel dynamiek in beeld gebracht heeft. Ook in Orlando (1992) en The Madness of George III (1994) zien we ‘rennende kostuums’ door paleistuinen en horen we opgejaagde muziek. Geen plechtige Shakespeare-achtige tableau vivants zoals in Willem van Oranje (1984). Zó moest De Troon dus niet worden en zo is het ook dus ook niet geworden.
Het taalgebruik is bewust hedendaags gehouden en dat lijkt mij een logische keuze. Men sprak aan het hof voornamelijk Frans en Duits en als er al een Nederlands woord zou zijn gevallen, dan zou dat Nederlands op z’n Bilderdijks zijn geweest. “We moeten alles doen om een troon onder onze kont te krijgen” zegt Willem Frederik (de latere koning Willem I) tegen zijn zoontje Guillot (de latere koning Willem II) als hij op audiëntie gaat bij Napoleon. Die scene heeft iets lachwekkend amateuristisch maar dat is waarschijnlijk bewust zo gedaan om de kneuterigheid van de Oranjes op het Europese toneel te benadrukken. De vrouw van koning Willem II en zus van tsaar Alexander I, Anna Paulovna, sprak met Russisch accent van Kneuterdijk en bedoelde daar dan ons land mee.
Willem Frederik tegen zijn zoontje Guillot
Naast de tv-serie De Troon lees ik in De Drie Oranje Koningen van Oranjekenner J.G. Kikkert. Dit boek leek mij een betere keuze dan het omstreden Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren van Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra, het boek waarop Ger Beukenkamp het scenario van De Troon gebaseerd heeft. Jan Kikkert heeft een indrukwekkend aantal oranjebiografieën op zijn naam staan en Prins Bernhard noemde hem ‘een nephistoricus‘ wat zijn betrouwbaarheid dus vergroot. Koning Willem I komt na zijn bronnenonderzoek (de tekst is met veel noten) niet bijzonder sympathiek naar voren. Hij was toch vooral de man die de Oranje dynastie zijn fortuin gaf ‘over de magere ruggen van de Javanen en hun lotgenoten’, zoals Kikkert schrijft. Hij wist een trouwe aanhang voor zich te winnen door deze in de adelstand te verheffen. Schandalen gingen met zwijggeld in de doofpot. Als het boek al zo begint, wat heeft het dan nog in petto? De drie hoofdstukken die ieder een Willem behandelen, heten respectievelijk: “Dit verfoeylijk wezen”, “Laten we niet teveel van hem verwachten” en “Koning Gorilla”.