Ik maakte het eerst kennis met Ad Verbrugge door een avondje Zomergast(en) in 2006. Verbrugge (Terneuzen, 1967) is een filosoof van mijn eigen generatie en stelt zich duidelijk pessimistischer op dan de voorgaande generatie, de babyboomers. Vorige week begon ik eindelijk aan Tijd van Onbehagen, een bundel filosofische esays over een cultuur op drift. Op de omslag staat het schilderij Erwartung (1935) van Richard Oelze afgebeeld. De onheilszwangere sfeer brengt Untergang des Abendlandes van cultuurpessimist Oswald Spengler in herinnering. Verbrugge is niet de enige die het interbellum (en zijn cultuurpessimisme) verbindt met onze tijd. Na de optimistische jaren vijftig en zestig waarin de babyboomers opgroeiden, volgden de moeilijke jaren zeventig en tachtig, waarin de generatie van Verbrugge tot bewustwording kwam. In de jaren negentig nam de welvaart weliswaar toe, maar tegelijkertijd werd de schaduwzijde steeds meer zichtbaar en in het nieuwe millennium moest ook de mondiale instabiliteit onder ogen gezien worden. Het maakbaarheidsideaal van de babyboomers kwam onder druk te staan.
Verbrugge sluit aan bij een groep denkers die zich communitaristen noemen. Deze leggen de nadruk eerder op het cement van de samenleving dan op de bouwstenen (het individu) en bekritiseren het individualisme dat in hun ogen sinds de jaren zestig te ver is doorgeslagen. Het gevolg is dat de boel uit elkaar dreigt te vallen. William Butler Yeats “Things fall apart, the centre cannot hold” wordt regelmatig geciteerd en ook worden parallelen getrokken met de duistere tijd waarin het nationaal socialisme zich kon ontwikkelen en presenteren als dé oplossing om de boel bij elkaar te houden. Religie speelt een centrale rol als het gaat om datgene wat mensen bindt. Niet voor niets maakte het nationaal socialisme gebruik van het mythische en (quasi-)religieuze. En niet voor niets is de mensheid na de oorlog huiverig geworden voor religie, ideologie en Grote Verhalen en laat de post-moderne mens zich liever leiden door relativisme. De ‘veilige’ optie van het relativisme ondermijnt echter ook de gemeenschap. Het bindmiddel van gemeenschappelijke waarden spoelt weg wanneer waarheid vervangen wordt door ‘eigen waarheid’ (lees: mening). Wat overblijft zijn losse individuen. Daarom is de voornaamste zorg van het communitarisme het vaststellen en beschermen van gemeenschappelijke waarden die een samenleving bij elkaar houden.
In het voorlaatste en langste essay De dood van God? uit de bundel Tijd van Onbehagen geeft Verbrugge en filosofisch en historisch overzicht van de (westerse) Verlichting en het onvermijdelijke gevolg daarvan, wat we na Nietzsche de dood van God zijn gaan noemen. Verbrugge vervangt Nietzsches uitroepteken met een vraagteken. Want religie en God zijn weer helemaal terug. Hoe kan dat eigenlijk? Het geseculariseerde westen wordt geconfronteerd met miljoenen migranten voor wie Allah springlevend is. Hebben we hier enkel te maken met een botsing van beschavingen of is er méér aan de hand? Is er toch méér tussen hemel en aarde zoals ietsisten menen. Of heeft deze wereld een sterk westers beschavingsoffensief nodig, m.a.w. moet de islam door de Verlichting worden gejaagd? Verbrugge gelooft niet in de Verlichting zoals zijn collega’s Paul Cliteur en Herman Philipse en dat maakt hem voor mij een open filosoof, die de zwakke plekken van de (westerse) Verlichting onder ogen wil zien.
Vijf jaar later – na een inhoudelijk conflict met zijn promotor in Leiden – promoveerde hij aan de KU Leuven op een proefschrift over de omstreden Duitse filosoof Martin Heidegger. In Leiden werd hij in 2002 verkozen tot docent van het jaar. In zijn veelbesproken boek Tijd van Onbehagen (2004) ontleedt hij aan de hand van fenomenen als zinloos geweld en de vorming van Europa de geest van deze tijd, die zich in de ogen van Verbrugge kenmerkt door het ontbreken van gemeenschapszin en een gebrek aan bezieling. Verbrugge wil zich inzetten om de samenleving te veranderen. Dat levert hem naast veel bijval ook kritiek – vooral uit linkse hoek – op.
Bron: vpro.nl