Maandelijks archief: augustus 2023

Het limbo van de geschiedenis

op 25 augustus bezochten we het Rhätisches Museum in Chur

Het Rhätisches Museum in Chur gaf mij weer eens gelegenheid om te ervaren dat (en te herontdekken waarom) ik zo van regionale historische musea hou. Het is alsof ik een parallelle wereld betreed. Zoals in vrijwel alle musea wordt de chronologische lijn gevolgd, zodat de bezoeker per zaal (of verdieping) opklimt in de geschiedenis en tenslotte in zijn eigen tijd beland.

Vooral de achttiende eeuw vind ik boeiend. Ik zie portretten van beroemde Rhaetiërs (want zo heet het volk dat hier woont oorspronkelijk). Er hangen schilderijen van Goethe- en Mozartachtigen en er hangt dan een bordje bij met een voor mij volstrekt onbekende naam. Het blijkt een lokale beroemdheid met weliswaar indrukwekkende prestaties op zijn of haar naam, maar die nooit de sprong heeft kunnen maken naar de “grote” geschiedenis. Zo is het regionale historische museum het “limbo” van de geschiedenis, tijdelijk gelegen tussen de “hel” van de vergetelheid en de “hemel” van de eeuwige roem.

Het regionale historische museum is het “limbo” van de geschiedenis, tijdelijk gelegen tussen de “hel” van de vergetelheid en de “hemel” van de eeuwige roem.

Willem Jan HolsboerEen van de portretten in het museum is van een Nederlandse ondernemer uit de negentiende eeuw.
Willem Jan Holsboer (geboren in Zutphen in 1834 en overleden in Schinznach-Bad in 1898) begon enkele hotels in Davos en geldt als de grondlegger van de kuuroorden in de Zwitserse plaats. Maar hij was in 1888 ook de oprichter van de Zwitserse smalspoorweg Landquart–Davos AG, die later een onderdeel werd van de Rhätische Bahn. Hij nam dit initiatief om de bereikbaarheid van zijn hotels en kuuroorden te vergroten.

En ikzelf, de zwerver in de tijd die door dat limbo dwaalt en zijn definitieve plek noch kent, noch nu al wil kennen, die coördinaten in de tijd kruist en lijnen verbindt in een creatief en dus hoogstpersoonlijk spel om vat te krijgen op de onbevattelijke vierdimensionale ruimte die mij aan alle kanten omgeeft. Duizelingwekkend!

Daarom is het zo goed toeven in de bescheidenheid van het regionale historische museum. Hier hangt niet het aura van “prestigieus museum” en blockbusters zullen hier nooit te zien zijn. Wel kleine en fijne wisselende tentoonstellingen. Zoals Marktplatz Mittelalter over de economie in de (late) Middeleeuwen in het Rijndal tussen Chur en Konstanz. Ik lees dat de Kerk een centrale rol speelde en dat tegenwoordig het christelijke geloof gemarginaliseerd is. Dat wist ik natuurlijk allang. Maar nieuw voor mij, is dat Chur het oudste bisdom boven de Alpen is. Het werd gesticht in de vierde eeuw, nog voordat de Ierse monnik Gallus aan de Bodensee neerstreek om daar het Evangelie te prediken.

Museum Chur
Brochures uit Chur

Wat het Rhätisches Museum onderscheidt van andere regionale musea is dat alle brochures, bewegwijzering en beschrijvingen vijftalig zijn: Duits, Italiaans, Frans, Engels en Reto-Romaans. Deze laatste taal geeft absoluut couleur locale. Hoewel het sterk op het Italiaans lijkt, is het toch een eigen nationale taal in Zwitserland. Door de geïsoleerde bergdalen heeft het Reto-Romaans zich als zelfstandige taal kunnen handhaven tegenover de dominantie van het Duits en Italiaans.

AKaufmannZo voel ik mij hier te gast bij de Rhaetiërs, alsof ik in een verhaal van Kuifje zit (in Moldavië). Het verleden wordt hier alom nog gerespecteerd. Maar natuurlijk, ik loop hier door een museum. Wanneer ik weer naar buiten ga en door de Reichsgasse loop, langs het geboortehuis van Angelica Kaufman (1741-1806) wat mij betreft de beroemdste dochter van Chur, en via de Poststrasse naar de Postplatz, het kloppend hart van Chur, dan is de globalisering van de 21e eeuw weer overal om mij heen. Waar zouden we zijn zonder onze wifi en GPRS?

Maar ik houd een papieren kaart van Chur in mijn handen, net als in 1973 toen ik hier als 10-jarige voor het laatst liep. In een halve eeuw is er veel veranderd, vooral door de digitale revolutie. Veel gelukkig ook niet. Chur is nog steeds het oudste bisdom boven de Alpen en nog altijd de geboorteplaats van Angelica Kaufmann. Het verleden blijft tenslotte de steen die we niet kunnen wentelen.

Chur 1973 en 2023
Chur voor de ingang van het bisschoppelijk plein in 1973 en 2023

raetischesmuseum.gr.ch

Ronde van Graubünden 2023

Van 21 tot 25 augustus een rondje Graubünden
over vier bergpassen gereden

Graubünden is het grootste kanton van Zwitserland. De kaart van Graubünden met zijn uitstulpingen lijkt enigszins op die van Zwitserland, alleen de paddenstoelen ontbreken. Net als bij de provincie Utrecht met zijn twee poten zou je er met enige fantasie een beest in kunnen zien. De uitstulpingen van de kaart van Graubünden zijn bergdalen. Drie steken er in de kaart van Italië. De uitstulping rechtsboven is het Unterengadin en haakt zich vast aan Tirol en Vorarlberg. Middenboven grenst Graubünden aan het ministaatje Liechtenstein. Het kanton wordt begrensd door drie landen: Italië, Oostenrijk en Liechtenstein.

Graubünden 2023
klik op de kaart voor een vergroting
Het gebied van Graubünden werd oorspronkelijk bewoond door de Raetiërs en werd in 15 v.Chr. door de Romeinen veroverd. De Septimerpas was in deze tijd een van de belangrijkste noord-zuidverbindingen. Het bisdom Chur werd het eerste bisdom ten noorden van de Alpen. Eerst was het gebied in het bezit van de Franken, daarna behoorde het tot 1648 tot het Heilig Roomse Rijk.
 
In de 13e eeuw werd het gebied geleidelijk vanuit het oosten bezet door de Walliser en van het noorden uit door de Germanen. Dit gebeurde vrij langzaam, zodat de Retoromaanse taal hier stand heeft kunnen houden. Ter bescherming van de verschillende gebieden werden bonden gevormd, in het zuidoosten en centrum de Gotteshausbund in 1367, in 1395 de grijze bond in het westen en in 1436 in het noorden de tiengerechtenbond. In 1497 werd de eerste aansluiting gezocht bij de toen acht kantons van het Zwitsers Eedgenootschap. Tussen de politieke krachten van Frankrijk en Oostenrijk verhield Graubünden zich vrij neutraal. In 1797 verloor Graubünden het grondgebied van de latere Italiaanse provincie Sondrio aan de Cisalpijnse Republiek. In 1798 werd Graubünden met de rest van Zwitserland samengevoegd in de Helvetische Republiek en werd daarna in 1803 een zelfstandig kanton. Per 1848 werd het een volwaardig lid in de nieuw gevormde Bondsstaat Zwitserland.
 
Bron: nl.wikipedia.org

indianenverhalen [ 2 ]

aan het herlezen: Atala (1801) en René (1805)
van Francois-René de Chateaubriand

atala_rene_boek

De Bretonse edelman Francois-René de Chateaubriand scheepte zich in 1791 in voor een reis naar de Verenigde Staten. Aan de andere kant van de Atlantische oceaan reisde hij van Philadelphia naar de Niagarawatervallen en door Ohio. Toen hij in het najaar van 1791 in een Amerikaanse krant (pas maanden later) het bericht las dat Lodewijk XVI en zijn gezin in juni had geprobeerd om Frankrijk te ontvluchten maar in Varrennes gevangen was genomen, keerde hij hals over kop naar zijn land terug. Als royalist voelde hij de plicht om bij zijn koning te zijn.

In Duitsland voegde Chateaubriand zich bij het contrarevolutionaire leger van de émigrés, dat bestond uit aristocraten en hun sympathisanten die uit Frankrijk de Rijn waren overgestoken naar Duitsland. Tijdens het beleg van Thionville raakte hij gewond en in 1793 vluchtte hij naar Engeland waar hij de volgende zeven jaar bleef. Daar leefde hij in armoede en schreef hij Essai sur les révolutions dat in 1797 gepubliceerd werd. Ook werd hij in Engeland aangestoken door de vroege Romantiek en begon hij te schrijven aan een roman. Zijn belevenissen in Amerika bleken uitstekend materiaal. Het boek zou een epos moeten worden over de strijd tussen de inheemse bevolking en de kolonisten uit Europa onder de titel Les Natchez.

atala_girodet
Atala au tombeau 1808
door Anne-Louis Girodet de Roussy-Trioson

Met de staatsgreep van 18 Brumaire (9 november 1799) kwam er een einde aan de revolutionaire periode en werd Frankrijk weer relatief veilig. Veel émigrés keerden in 1800 naar hun land terug waaronder ook Chateaubriand. Ook keerde hij terug naar het katholicisme uit zijn jeugd. Het christelijke geloof ging nu een centrale rol ging spelen in zijn leven. Dat had ook invloed op zijn nog onvoltooide roman Les Natchez. In 1801 vond hij een uitgever die een fragment wilde uitgeven onder de naam Atala. Het werd een onmiddellijk succes.

De Parijzenaars (met name het vrouwelijke deel) waren gek op indianenverhalen. Deze verhalen sloten naadloos aan op de mythe van de noble sauvage. Deze mythe heeft zijn oorsprong al in de zestiende eeuw (o.a. bij Montagne) maar werd pas in de achttiende eeuw razend populair dankzij de vurige pleitbezorging van Rousseau voor de natuurlijke en onbedorven mens. In 1801 was Rousseau al 23 jaar dood, maar zijn erfenis was springlevend.

atala_timbre
De begrafenis van Atala op een postzegel uit Monaco (1968) tgv de 200e geboortedag van Chateaubriand

Maar het was niet alleen de noble sauvage die Atala in 1801 tot een hype maakte. Chateaubriand had het romantische verhaal van de liefde tussen de indiaan Chactas en de maagd Atala (een soort Romeo en Julia in de wildernis) gedrenkt in het katholicisme. Voor Rousseau zou dat ondenkbaar zijn geweest. Hij geloofde niet alleen in de zuiverheid van de natuurlijke mens, maar ook in de natuurlijke religie. Voor Rousseau was dat beslist niet het christendom. Dat had zich, net als de westerse beschaving te ernstig besmeurd om nog zuiver te kunnen zijn. Deze opvatting leeft in de 21e eeuw nog steeds voort. Leven in harmonie met de natuur wordt in het algemeen hoger gewaardeerd dan leven volgens een menselijke constructie. Want zo keek Rousseau tegen het christendom aan en zo wordt er nog steeds tegen geïnstitutionaliseerde religies aangekeken.

atalaVoor Chateaubriand lag dit uiteraard anders. Hij was beslist geen “cultuurchristen” of gecharmeerd van het christendom door zijn diepe menselijkheid of de nadruk op naastenliefde. Voor hem was het christelijke geloof de door God geopenbaarde waarheid. Dit “vloeken in de kerk van Rousseau” verweefde hij met de mythe van de nobele wilde. Dit deed hij door Atala te presenteren als een tot het christendom bekeerde indiaanse en van Chactas een indiaan die de gebruiken van zijn voorvaderen trouw wil blijven. Dat zou moeten botsen. Maar Atala heeft zo’n sterke aantrekkingskracht op Chactas, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk, dat hij gaat zien waarom Atala de natuurreligie heeft afgewezen en voor het christelijk geloof gekozen heeft. Chactas ziet dat het dwaas is om vast te houden aan de wreedheid van de gebruiken van zijn voorvaderen. Mensenoffers, waaronder levend verbranden, zijn in de natuurreligie van de indiaanse volkeren namelijk heel gewoon.

Door de maagdelijkheid van Atala laat Chateaubriand ook weer de zuiverheid van het christelijk geloof zien. Natuurlijk, ook de Kerk van Rome richtte haar brandstapels op, in naam van God werden heksen verbrand, maar toch had dit niets met het christendom te maken. Het kwam uit dezelfde diepmenselijke afgrond die er ook in de “edele wilde” huist. Ook zij zijn blijkbaar in staat om hun soortgenoten levend te verbranden. Rousseau meende dat de mens van nature goed is, maar Chateaubriand gelooft daar niets van. Het kwaad is in ons gekropen, in de “verdorven” westerse mens en in de “edele” natuurmens en niemand kan zich aan zijn eigen haren uit het moeras omhoogtrekken.