Samen met Johan Huizinga en Jose Ortega y Gasset wordt Oswald Spengler gezien als een van de grondleggers van het cultuurpessimisme. Hun namen zijn vastgeklonken aan het interbellum (1919-1939). Deze interval tussen de twee wereldoorlogen was een periode van gespannen vrede tijdens de Urkatastrophe des 20. Jahrhunderts (1914-1945). Der Untergang des Abendlandes is ongetwijfeld het eerste boek waar we aan denken wanneer we over cultuurpessimisme komen te spreken. Oswald Spengler schreef het eerste deel vlak voor de Eerste Wereldoorlog, maar kon het pas in december 1918 laten verschijnen. Het tweede deel verscheen vier jaar later, toen Duitsland volledig onderuit lag. Uitgeverij Boom gaf vorig jaar een fraai uitgevoerde jubileumeditie uit in twee banden. Deze uitgave wordt begeleid door een website.
De zelfhaat van het avondland
Soms lijkt het dat rechts een monopolie op cultuurpessimisme heeft. Hedendaagse cultuurpessimisten als Theodore Dalrymple en Roger Scruton schrijven vanuit een conservatief en rechts georiënteerd standpunt vanwaaruit ze het al te rooskleurige maakbaarheidsideaal van de links-progressieve politiek bekritiseren. Zo wordt het begrip oikofobie (gemunt door Roger Scruton) uitgewerkt door Thierry Baudet in zijn boek Oikofobie. De angst voor het eigene. De huidige polarisatie wordt gemarkeerd door sleutelwoorden. Progressief-links verwijt zijn tegenstanders xenofobie terwijl vanuit de conservatieve hoek progressief-links oikofobie verweten wordt. Joseph Ratzinger (later paus Benedictus XVI) is er nog explicieter in en sprak over de zelfhaat van het avondland.
De meest gehoorde kritiek op cultuurpessimisten is dat het zwartkijkers zouden zijn die te weinig oog hebben voor positieve ontwikkelingen en vooral voor het positieve in de mens. Zo reageerde Beatrice de Graaf onlangs op het boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregmans: ‘Cynici en zwartkijkers kunnen inpakken. Een heerlijk boek voor iedereen die echt realistisch wil zijn.’ Realistisch willen zijn, daar gaat het dus om. Is het glas half vol of half leeg? De realist probeert een middenpositie in te nemen, maar zal steeds weer tot de ontdekking komen dat aan zorgvuldige beschouwingen en afwegingen een optimistische of pessimistische levenshouding ten grondslag ligt.
Overigens is cultuurpessimisme van alle tijden. Dat beschavingen opkomen, blinken en verzinken was al lang voor Spengler bekend. In het laatste kwart van de achttiende eeuw publiceerde Edward Gibbons zijn monumentale The History of the Decline and Fall of the Roman Empire over het verval en de ondergang van het Romeinse Rijk. Door hun hegemonie in de wereld begonnen de Victorianen in de negentiende eeuw zich te identificeren met de romeinen. Daarnaast leefde ook sterk het besef van vergankelijkheid. Een schilder als John Martin (1789-1854) oogstte veel succes met zijn apocalyptische landschappen, een soort vanitas landschapsschilderkunst.
Ook de Amerikaanse schilder Thomas Cole (1801-1848) wilde zijn tijdgenoten herinneren aan de vergankelijkheid en schilderde tussen 1833-1836 een serie van vijf schilderijen die hij The Course of the Empire noemde. Hij schilderde de opkomst, bloei en ondergang van een beschaving in vijf stadia om zijn Amerikaanse tijdgenoten te waarschuwen dat een trotse beschaving, net als het Romeinse Rijk, ooit ten onder zal gaan.