Dickens en de Franse Revolutie

Gelezen: A Tale of two cities (1859) van Charles Dickens
in de vertaling van Theun de Vries (1948)

coverA Tale of Two Cities van Charles Dickens is een van de grootste bestsellers uit de geschiedenis. Sinds het in wekelijkse afleveringen (tussen april en november 1859) gepubliceerd werd in het Victoriaanse tijdschrift All around the Year werden er meer dan tweehonderd miljoen exemplaren van gekocht. Het is een van Dickens’ meest dramatische romans en heeft een van de beroemdste beginzinnen uit de wereldliteratuur.

Charles Dickens liep al jaren rond met het plan om een roman te schrijven over de Franse Revolutie. In 1855 woonde hij met zijn gezin in een appartement aan de toen gloednieuwe Avenue des Champs-Élysées (nummer 49). Hij was daar o.a. om de Exposition Universelle te bezoeken. In 1857 was hij opnieuw in Parijs en zijn ideeën voor een roman die zich tijdens de Franse Revolutie in Parijs en Londen afspeelde, waren verder gevorderd. Dickens documenteerde zich nauwkeurig om het Parijs uit het laatste kwart van de achttiende eeuw te kunnen beschrijven. Maar in 1857 was de Franse hoofdstad ingrijpend veranderd. De stedenbouwkundige Georges-Eugène de Haussmann liet na de revolutie van 1848 het oude centrum van Parijs afbreken om er het huidige Parijs met zijn brede boulevards uit te laten herrijzen.

It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness, it was the epoch of belief, it was the epoch of incredulity, it was the season of Light, it was the season of Darkness, it was the spring of hope, it was the winter of despair, we had everything before us, we had nothing before us, we were all going direct to Heaven, we were all going direct the other way—in short, the period was so far like the present period, that some of its noisiest authorities insisted on its being received, for good or for evil, in the superlative degree of comparison only.
De beroemde beginzin uit A Tale of two cities

De arme volkswijk Faubourg Saint-Antoine waar de Bastille had gestaan en die tijdens de Franse Revolutie een broeinest van verzet geweest was, was totaal veranderd. Voor de beschrijvingen van de armoede in Faubourg Saint-Antoine putte Dickens uit zijn eigen jeugdherinneringen in East End of London. Dickens had een dubbele houding tegenover Parijs. In een van zijn vele brieven noemde hij de stad “wicked and detestable though wonderfully attractive”. Naast herinneringen aan Parijs haalde Dickens veel informatie uit het omvangrijke werk The French Revolution van Thomas Carlyle uit 1837. In het Victoriaanse Engeland was dit hét standaardwerk over de Franse Revolutie.

A Tale of Two Cities bestaat uit drie delen. Het eerste deel speelt zich af in Londen en Parijs in 1775. Het tweede deel begint in 1780 en slaat daarna negen jaar over. De bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 wordt door Dickens gedetailleerd beschreven. Het derde deel begint in augustus 1792 in Frankrijk. Een van de hoofdpersonen, Charles Darnay, reist op het verkeerde moment naar Frankrijk en wordt bij aankomst direct gevangen genomen. De Jakobijnen radicaliseren steeds meer om de Republiek staande te houden tegen buitenlandse interventie. Na de onthoofding van Lodewijk XVI komt de Terreur (1793-1794) op gang en raakt de plot van A Tale of Two Cities in een stroomversnelling. De intrige is erg gekunsteld en het verhaal bijzonder melodramatisch (mannen huilen, dames vallen flauw), maar dankzij het meesterschap van Dickens gaat dit toch niet echt irriteren.

hoofdpersonen
De hoofdpersonen uit A Tale of Two Cities: Dr. Alexandre Manette, Jarvis Lorry, Sidney Carton, Charles Darnay en Lucie Manette

Dickens laat zijn verhaal dus afspelen in Londen en Parijs, destijds de grootste steden van de westerse wereld. De verbinding tussen Londen en Parijs wordt gemaakt door de Tellsons bank die haar hoofdkantoor in Londen heeft en een filiaal in Parijs. Een van de hoofdpersonen waar we als eerste kennis mee maken, is Jarvis Lorry, een oudere heer met een nobel karakter die zichzelf in de eerste plan als zakenman ziet. Zijn valet heet Jerry Cruncher en doet enigszins denken aan Sam Weller, de valet van Samuel Pickwick die Dickens in 1837 op slag beroemd had gemaakt. In A Tale of The Cities heeft Dickens zijn humor beperkt, maar in de personage van Jerry Cruncher met zijn cockney sijpelt deze toch door.

twee stedenDe Nederlandse vertaling van Theun de Vries uit 1948 is weliswaar sterk verouderd, maar leest nog altijd goed. In het voorwoord beoordeelt Theun de Vries de houding van Dickens ten aanzien van de Franse Revolutie als petit-bourgeois. Dickens trok zich de ellende van het proletariaat bijzonder aan (hij kende deze uit zijn jeugd) en was geschokt door sociaal onrecht. Maar schrijft De Vries: “(De kleinburger Dickens) droomt schuchter van welwillende hervormingen en geleidelijke verbeteringen – mits zijn ruiten maar niet ingeslagen worden.”

De marxist Theun de Vries verwijt Dickens eigenlijk hetzelfde als wat Robespierre zijn tegenstanders (de gematigde revolutionairen) verweet, dat de gematigden eigenlijk “een revolutie zonder revolutie” willen. Revolutie is voor marxisten “de vroedvrouw van maatschappelijke hervorming” en zonder geweld is die omwenteling ondenkbaar. De Terreur was daarom niet een ontsporing van de Franse Revolutie, maar vormde er het hart van. De emancipatie van de burgerij leidde dus aanvankelijk niet tot een democratische Republiek (zoals de Verenigde Staten van Amerika in 1776) maar, door genadeloze klassenstrijd, tot de Jakobijnse dictatuur van 1793-1794.

Madame Therese Defarge is de verpersoonlijking van dit geweld: een Jakobijnse furie, wraakgodin en revolutionair roofdier ineen.

Dickens’ (klein-burgerlijke?) afkeer van geweld is groot. Het volk van Faubourg Saint-Antoine is een vormloze plebejische massa, niet in staat tot orde maar slechts geneigd tot chaos en geweld. Madame Therese Defarge is in A Tale of two Cities de verpersoonlijking van dit geweld, een Jakobijnse furie, wraakgodin en revolutionair roofdier ineen. Ze is mogelijk gemodelleerd op Anne-Josèphe Théroigne de Méricourt een van de legendarische vrouwen tijdens de Franse Revolutie.

De dans van het plebs rond de guillotine is een grotesk die uitstekend in het werk van Dickens past en waar hij ook dankbaar gebruik van maakt. De Terreur lijkt vaak een karikatuur van zichzelf, maar was in werkelijkheid een gruwelijke grotesk. De gebeurtenissen van 1793-1794 waren zonder precedent. De Franse Revolutie at werkelijk haar eigen kinderen op en als de dictatuur van Robespierre niet gestopt was door de staatsgreep op 9 Thermidor II (27 juli 1794), dan was Robespierre in theorie als enige overgebleven. Hij vereenzelvigde zich zo met de Revolutie dat hij de verpersoonlijking van de Terreur werd, een bizarre combinatie van een compromisloos ideaal en genadeloos geweld. Of zoals Ruth Scurr het noemde “fatale zuiverheid”.