De Duitse filmpionier Fritz Lang begon in 1922 aan zijn elfde film. Ditmaal was het een zeer ambitieus project dat veel doet denken aan de Tolkienverfilming van Peter Jackson 75 jaar later. De verfilming van het Nibelungenepos uit 1922-1924 was niet alleen een superproductie maar ook een fantasyfilm. Vanwege de lengte werden de film in twee delen gesneden: Siegfried en Kriemhilds Rache. Gisterenavond zond de Frans-Duitse zender Arte beide delen achter elkaar uit en ‘s nachts volgde nog een documentaire over de restauratie van dit filmmonument.
Na bijna negentig jaar maakt de film nog steeds indruk. Toch kijk ik naar deze film vanuit een andere houding dan ik gewend ben. De cinematografie is beperkt, de traagheid vergt veel van het geduld, het acteerwerk is theatraal. Het is duidelijk een film uit een heel andere tijd. Maar dat maakt het juist zo spannend. De zwijgende film vraagt om een bepaalde manier van acteren en de primitieve cinematografie dwingt tot een bepaalde manier van vertellen.
Siegfried en Kriemhilds Rache staan nog dichtbij het theater en de schilderkunst. De acteurs hebben maskerachtige gezichten en bevriezen deze vaak in een ondubbelzinnige uitdrukking. Het groteske en niet subtiele geeft het expressionistische acteren zijn magische kracht: een fonkelende blik, gemene toegeknepen ogen, een ten hemel geslagen smachtende blik… En altijd onnatuurlijk lang vastgehouden om de emotie te accentueren.
Een ander punt waar je bij een film uit de vroege jaren twintig tegenaan loopt, is de cinematografie. Er zijn nog geen pans, tilts, dollyshots, en andere camerabewegingen. De camera staat altijd op één vast punt. In- en uitzoomen is er ook niet bij. Je hebt dus eigenlijk de ervaring dat je in het theater zit en telkens een nieuwe scene op het toneel te zien krijgt. Ook kun je het vergelijken met een schilderijententoonstelling: telkens krijg je een volgend zorgvuldig geënsceneerd tafereel te zien, dat net als een schilderij een visuele vertelling is. Totaal, half-totaal en close up, dat is alles. Tegenwoordig zou dit slaapverwekkende cinematografie zijn, want we zijn nu gewend dat camera’s bewegen en dat ze ons zelfs fysiek in de film betrekken. De statische camera die een scene veel te lang vast houdt, daar hebben we allang het geduld niet meer voor. En toch is het juist deze manier van filmen die laat zien dat de filmkunst uit het theater en de schilderkunst voortkomt. Kijk bijvoorbeeld naar de filmdecors. Het zijn niet meer de geschilderde decors die in de schouwburg gebruikt werden. En toch ook wel weer, maar dan nu in 3D uitgevoerd op de filmset. De filmdecors zijn net als de geschilderde toneeldecors geïdealiseerd en vertellen het landschap zoals een klassiek schilderij het landschap vertelt: een weggetje dat naar de horizon leidt, halverwege een bruggetje en op de voorgrond de onvermijdelijke boom.
De set decorateurs en de kostuumontwerpers hebben niet letterlijk historische stijlen geciteerd. Je denkt in de donkere Middeleeuwen te zijn, met spookachtige ridderfiguren, jonkvrouwen, dwergen en zelfs een draak. Maar als je beter kijkt, zie je dat je in de jaren twintig bent. Kriemhilde ziet eruit als een schikgodin die zo lijkt weggelopen uit een schilderij van Franz von Stück of Gustav Klimt. De mantel die ze draagt, met geabstraheerde vormen, driehoekjes, cirkels en blokjes, werd in de Middeleeuwen niet gedragen. Het is Wiener Secession, een variant van de Jugendstil waaruit in de jaren twintig de Art Deco is voortgekomen.
Ook in de architectonische decors zijn de Middeleeuwen modern geïnterpreteerd. Het is een geabstraheerde wereld van grote vormen, die je ook tegenkomt bij architecten als Adolf Loos en Erich Mendelsohn. Deze overvloeiende tijdsbeelden vind ik intrigerend. Ik kijk in twee soorten verleden en ergens zie ik iets heel moderns tevoorschijn komen, een geabstraheerde Middeleeuwen met expressionistische acteurs. Componist Gottfried Huppertz heeft in de filmscore geen Wagnermotieven verwerkt, maar zijn muziek is bombastisch genoeg om de associatie met Wagner te maken. Dat komt er dus ook nog bij. Alles bij elkaar zijn de Nibelungenfilms een hutspot van tijdsbeelden: geromantiseerde Middeleeuwse, negentiende eeuws dramatiek en twintigste eeuwse abstractie. Deze verbinding tussen verschillende tijdvakken, tilt ons ergens boven de tijd uit. Anders gezegd: ergens is het nog altijd 1924.
Bron: arte.tv
Siegfried [ imdb.com ] | Kriemhilds Rache [ imdb.com ] | Fritz Lang foto’s