het ontstaan van het moderne autonome kunstbegrip
Volgens Arnold Heumakers maakt het romantisch-moderne kunstbegrip de kunst nog altijd tot het domein van de ongebonden creativiteit. Wanneer alles in de samenleving wel ergens aan vastzit, dan is de kunst nog steeds ongebonden. Je zou echter ook kunnen stellen dat de kunst gevangen is in de romantische orde.
Voor Maarten Doorman zitten wijzelf aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog vast aan de romantische orde: kunst moet vrij zijn en deze eis werd door de romantici ruim 200 jaar geleden voor het eerst gedicteerd. Het autonome kunstbegrip ontstond in de jaren negentig van de achttiende eeuw, toen een maatschappelijke revolutie (de Franse Revolutie) en een geestelijke revolutie (het Duitse idealisme) bij elkaar kwamen.
Bron: vn.nl
Safranski en Doorman noemen vooral Schiller (met Über die ästhetische Erziehung des Menschen uit 1793) en de romantici van de Frühromantik als de architecten van het autonome kunstbegrip. Heumakers legt een belangrijke rol weg voor Karl Philipp Moritz (1756-1793). De fundering van de absolute vrijheid in de kunst komt daardoor iets eerder te liggen, in een periode die je de proto-romantiek zou kunnen noemen. Ook Safranski neemt in zijn studie over de romantiek een aanloop vanuit de Sturm und Drang met Herder en Goethe als protagonisten, maar laat Karl Philipp Moritz onbesproken.
Ik verwacht dat De esthetische revolutie voor mij een mooie aanvulling wordt op Romantiek. Een Duitse Affaire van Rüdiger Safranski en De romantische orde van Maarten Doorman. De besprekingen van Jeroen Koch in NRC Handelsblad en van Carel Peeters in Vrij Nederland beloven veel goeds.