film noirs op YouTube [ 15 ]

gezien op Cult Cinema Classics: Kansas City Confidential (1952)

Eigenlijk hou ik helemaal niet van misdaadfilms maar voor film noir heb ik een groot zwak. De zwartwit-cinematografie, belichting en het tijdsbeeld zuigen me altijd weer een nieuwe noir binnen. In het public domain staan honderden films waarvan het copyright om verschillende redenen niet verlengd is en die dus legaal via het internet getoond mogen worden, zoals op het YouTube-kanaal Cult Cinema Classics. Deze keer: Kansas City Confidential van Phil Karlson. Cinematografie van George E. Diskant.

Kansas City ConfidentialDeze film uit 1952 werd in Nederland uitgebracht onder de titel De vierde man, niet te verwarren met de gelijknamige film van Paul Verhoeven uit 1983. Ik keek vooral voor het verhaal en minder voor visuele bijzonderheden, al zijn die er weer genoeg.

In de vorige aflevering in deze reeks schreef ik iets over de modellen van Amerikaanse auto’s. Films van rond 1950 zijn interessant omdat we in het Amerikaanse wagenpark een verschuiving zien naar het zgn. pontoncarrosserie dat in 1948 geïntroduceerd werd met de Ford Custom 1949. Omdat er nogal wat politieauto’s in deze film te zien zijn (het begint immers met een roofoverval op een bank) en de Ford gebruikt werd als dienstauto, zien we hier de ouderwetse Ford Super deLuxe en de moderne Ford Custom naast elkaar.

Ford Custom
Op deze still uit Kansas City Confidential zien we een politieauto oude stijl (op de achtergrond de Ford Super deLuxe uit de jaren ’40) en nieuwe stijl (op de voorgrond een Ford Custom met pontoncarrosserie uit 1951.)

Andere visuele informatie buiten de verhaallijn zien we in het establishing shot. De film begint in Kansas City, dat overigens niet in Kansas ligt maar in Missouri. We zien de skyline van Kansas City en op de voorgrond het Union Station. Dit station, dat dit jaar precies honderd jaar geleden gebouwd werd, was toen nog volop in bedrijf. Maar in de jaren vijftig begon door de razendsnelle opmars van de auto de neergang van de Amerikaanse spoorwegen. In 1985 werd het station definitief gesloten nadat het al jaren niet meer gebruikt werd. Sinds 1999 huisvest het gebouw het wetenschapsmuseum Science City.

kansas city 1952
In de openingsshot zien we het Kansas City Union Station en de skyline van Kansas City. Onder hetzelfde beeld maar dan zeventig jaar later.
John Payne en Colleen Gray
John Payne en Colleen Gray spelen de hoofdrollen. Tijdens de opnamen hadden ze een affaire die daarna nog een poosje duurde.

Kansas City Confidential op YouTube

Film Noirs op YouTube [ 14 ]

gezien op Cult Cinema Classics: Too late for tears (1949)

Eigenlijk hou ik helemaal niet van misdaadfilms maar voor film noir heb ik een groot zwak. De zwartwit-cinematografie, belichting en het tijdsbeeld zuigen me altijd weer een nieuwe noir binnen. In het public domain staan honderden films waarvan het copyright om verschillende redenen niet verlengd is en die dus legaal via het internet getoond mogen worden, zoals op het YouTube-kanaal Cult Cinema Classics. Deze keer: Too late for tears van Byron Haskin. Cinematografie van William C. Mellor.

too late for tears 1949Too late for tears (1949) begint op een donkere weg in de Hollywood Hills en deed me een beetje denken aan het begin van de neo noir Mulholland Drive (2001). Het echtpaar Jane en Alan Palmer krijgt per vergissing een koffer met zestigduizend dollar in hun cabriolet gesmeten. Daarmee begint het verhaal over hebzucht en misdaad met een femme fatale in de hoofdrol, gespeeld door Lizabeth Scott. De film draaide in de Nederlandse bioscopen onder de naam De tijgerin. De manlijke hoofdrollen worden gespeeld door Don DeFore en Dan Duryea, de laatste ook bekend van de film noirs The woman in the window (1945) en Scarlett street (1946), eerder op deze website besproken.

Deze film heb ik vooral gekeken om de auto’s. Achteraf heb ik de modellen gespot met de Internet Movie Car Data Base [imcdb.org]. In 1949 telde de Verenigde Staten ruim 148 miljoen inwoners en reden er al ruim 49 miljoen auto’s rond, meer dan waar ook ter wereld. De hoogtijdagen van de Amerikaanse auto-industrie moesten in de jaren vijftig nog komen en de auto werd hét symbool van de American Dream. Wij weten al twee generaties lang dat de American Dream te mooi was om waar te zijn, maar als je je via een film verplaatst naar 75 jaar geleden voel je weer hoe bedwelmend deze moet zijn geweest. Je voelt je als een kind in Disneyland. Donald en Goofy houden echt van je en alles lijkt gemaakt om jouw dromen waar te maken. Te beginnen bij de auto.

cars 1946
Twee stills uit Too late for tears met boven Desoto Taxicab 1946 en onder Ford Super deLuxe 1946

De auto maakt eind jaren veertig een gedaanteverwisseling mee. In 1948 wordt de Ford Custom 1949 gepresenteerd. Het is een revolutionair ontwerp dat de gedaante van de auto blijvend zal veranderen. Met de Ford Custom wordt in 1949 een nieuwe standaard gezet: het zgn. pontoncarrosserie. Hoe ingrijpend dit de verschijning van de auto veranderd heeft, is te zien in een film noir van voor 1950.

buick 1940s
still uit Too late for tears met een Buick Convertible uit de jaren 40

In Too late for tears rijden allemaal auto’s uit de jaren veertig. Deze zijn relatief hoog, hebben een platte achterkant, wielkasten en treeplanken. De motorkap (hood) is in het midden verhoogd en loopt vaak in een V-vorm naar de radiator toe. De portieren liggen niet op één lijn met de wielen en de wielkasten (fenders) stulpen uit. Daardoor zien alle modellen voor 1949 eruit alsof ze opgeblazen zijn. In 1955 is het pontoncarrosserie de standaard geworden. Alleen aan klassieke (of retro) modellen (de Volkswagen kever voorop) kunnen we op de weg soms nog zien we hoe de auto’s er voor 1949 allemaal uit hebben gezien.

Too late for tears op YouTube

Het uitroepteken bij Couperus

gelezen: Angst en schoonheid (2013) van Bas Heijne

angst en schoonheid In 2013 publiceerde Bas Heijne ter gelegenheid van het 150e geboortejaar van Louis Couperus een lang essay over Couperus onder de naam Angst en schoonheid. Heijne leest al ruim 40 jaar Couperus en had in 2013 al een aantal opstellen gepubliceerd en lezingen gegeven over de (volgends Heijne en vele anderen) grootste romancier van Nederland. Een deel daarvan werd bewerkt en opgenomen in dit essay dat in de pers terecht veel lof kreeg.

Angst en schoonheid is een persoonlijke blik op het werk en leven van Louis Couperus en draagt dus het stempel van Bas Heijne. Daarin verschilt het van de Couperusbiografie van Frédéric Bastet uit 1987. (overigens ontvingen Bastet en Heijne beiden de P.C. Hooft-prijs in resp. 2005 en 2017.) Bij de liefhebber worden we deelgenoot in zijn passie voor het onderwerp. De biograaf houdt juist gepaste afstand en probeert zo getrouw mogelijk het leven van zijn onderwerp te volgen. Angst en schoonheid van Heijne en de Couperus biografie van Bastet vullen elkaar uitstekend aan en staan bij mij in de boeken kast als afsluiting van 14 romans van Couperus .

De visie van Bas Heijne verschilt soms van mijn eigen interpretatie van Couperus. Hij legt de nadruk vooral op het vraagteken bij Couperus. Zelf zie ik bij Couperus juist ook een uitroepteken. Dat krijgt in het essay van Heijne eigenlijk geen aandacht. Terwijl het duidelijk aanwezig is, bijvoorbeeld in de uitspraak van Couperus waarmee Heijne zijn essay afsluit:

“Het geeft mij rust in mijn weemoed en mijn rampzaligheid, zeker te weten, dat ik niets beteken, dat mijn werk niet meer is dan het werk van een mier of een spinnetje of een zijdeworm en dat deze wereld met al zijn drukte, cultuur, vooruitgang, achteruitgang, techniek, kunst, wetenschap, godgeleerdheid, wijsbegeerte, astronomie en relativiteitstheorieën niet meer betekent in het Al dan een molshoop, dan een mierennest in veld, weide of bos.”

Couperus spreekt van “zeker te weten”, dus van een uitroepteken, niet van een vraagteken. Dit zeker weten komt voort uit de ervaring van de eigen nietigheid en vergankelijkheid. Bij verschillende personages in zijn romans zien we dit bewustzijn groeien, misschien wel het duidelijkst bij Constance van der Welcke in De boeken der kleine zielen. Dit bewustzijn is de uitkomst van het verlies van illusies, het is dus een pijnlijk bewustzijn. Maar het schenkt ook rust. Een van de motto’s van Angst en schoonheid is een uitspraak van Constance’s broer Paul van Lowe. In het eerste boek bekent hij haar: “Ik zie te veel door alles heen”.

Ik zie te veel door alles heen.

Paul van Lowe in De boeken der kleine zielen

Bij Paul leidt genadeloze ontmaskering tot afkeer. Het is een dubbele afkeer: van de mensen en van de wereld. Constance ziet ook de leegheid in haar familie, maar in plaats van afkeer ontwikkelt zij compassie. Paul van Lowe wordt, net als Vincent in Eline Vere of Lot in Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan als hét alter ego van Couperus gezien, als het personage dat de meeste afstand tot de anderen houdt. Maar als je met zoveel empathie kunt schrijven over de anderen, dan komt Constance van der Welcke met haar compassie, meer in aanmerking voor hét alter ego van Couperus dan haar cynische broer Paul.

James Ensor De intrige, 1890

Paul keert zich van zijn familie af, Constance keert naar haar familie terug, verliest vervolgens haar laatste illusies, maar vindt de kracht zich te openen voor de kleine zielen. Ze is het krachtige positief van het negatief Eline Vere. Ook zij kijkt in hetzelfde zwarte gat waarin alle illusies verdwijnen, maar toch vindt zij ook iets hoopgevends. Het is het zekere weten, waar Couperus over spreekt in het citaat waarmee Bas Heijne zijn essay afsluit.

Couperus staat als romancier alleen en is niet in te delen bij de Tachtigers, het naturalisme of het symbolisme. Wel werd hij door alle drie beïnvloed. Het “zekere weten”, het uitroepteken bij Couperus, is naar mijn gevoel het sterkste verbonden met het symbolisme. Het symbolisme opent zich voor het spirituele en wijst de metafysica niet af als illusie. Er blijft dus een wereld achter de wereld van fenomenen (en dus illusies). Dit is de psychologische wereld die al door het naturalisme uitputtend verkend werd, maar waar de nadruk dan lag op de verzwelgende afgrond van het noodlot en dus dikwijls de zelfmoord.

Psyche, 1898In het symbolisme dat in het laatste kwart van de negentiende eeuw in een parallelle en wederkerige ontwikkeling staat met het naturalisme, staat de ziel centraal. Soms is deze letterlijk de hoofdpersoon in een allegorie zoals in Couperus’ sprookje Psyche uit 1898. In De boeken der kleine zielen vertelt Constance haar nichtje Marianne een sprookje over de ziel. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om een illusie, maar om een diepe geestelijke ervaring.

Het laatste boek van de boeken der kleine zielen heeft de titel Het heilige weten. Daar is voor Couperus niets ironisch aan. Het “heilige weten” dat bij Constance sluimert, komt bij haar zoon Addy tot volle ontplooiing. Couperus gebruikt zelfs het woord “fluïde”, een theosofisch begrip, om de bijzondere gave van Addy aan te duiden. Geen vraagteken, maar een uitroepteken.

Ook al heeft Couperus nooit onderdak gezocht bij een religieuze groepering of de moederkerk (zoals zijn generatiegenoot Frederik van Eeden), geestelijke zekerheden vond hij in verschillende spirituele tradities. Berusting, onthechting en compassie in het boeddhisme en hindoeïsme. Vergeving, nederigheid en naastenliefde in het christendom.