Iemand zijn, spelen dat je iemand bent of doen alsof je speelt dat je iemand bent. De Vlaamse filosofe Ann Meskens schreef een boek over Jacques Tati en tegelijkertijd een pleidooi om meer oog te hebben voor het spel van de werkelijkheid. Zondagmorgen zag ik haar in gesprek met Wim Brands in het VPRO-programma Boeken waarbij, zoals je in een programma over boeken mag verwachten, weer verwezen werd naar andere boeken, o.a. Homo Ludens van Johan Huizinga, De Spektakelmaatschappij van Guy Debord en naar het omvangrijke oeuvre van de socioloog Henri Lefebvre. Ann Meskens vertelt in haar boek hoe de jonge Jacques Tati op een keer in de trein aan het perron stilstaat en opmerkt hoe in de tegenoverliggende wagon de treinpassagiers doen alsof ze treinpassagiers spelen. Door deze opmerkingsgave kan de werkelijkheid ineens opgetild worden, boven het alledaagse uitstijgen en poëzie worden. Mesken‘s boek over Tati is vooral een pleidooi voor deze opmerkingsgave die het leven rijker en gelukkiger kan maken.
De jonge Jacques Tatischeff, zoals zijn officiële naam luidde, groeide op in een chique Parijse voorstad. Zijn vader was van Russische afkomst, zijn moeder van Nederlands-Italiaanse komaf. Hij genoot een strenge opvoeding, maar op school blonk hij niet uit. Na een kortstondige rugbycarrière belandde hij via het variététheater in de filmwereld.
Zijn eerste film Jour de Fête draaide Tati in 1947. Tijdens zijn filmcarrière maakte hij zes lange speelfilms, en vier korte films, waarin hij altijd zelf de hoofdrol speelde. Films die tot het genre slapstickcomedy worden gerekend en in de cinematografie als klassiekers worden beschouwd. Kenmerkend voor zijn stijl is zijn camerawerk. Hij filmde de scènes in totaalshot, zodat hij het gedrag van de mensheid kon vastleggen. Met zijn observaties kon hij de werkelijkheid optillen. In de scènes zitten voortdurend subtiele elementen verstopt, van verborgen grapjes tot moderne maatschappijkritiek, details die pas na grondig bestuderen zichtbaar worden.
Bron: boeken.vpro.nl