het uitgeklede bestaan

gezien op DVD: Play Time (1967) van Jacques Tati

TativillePlay Time uit 1967 is een fantastisch kijkavontuur, ook al flopte de film destijds en raakte Jacques Tati daarna zonder werk. Het grote publiek zal in deze film de plot missen en het tempo te traag vinden. Maar juist in een observerende houding en in een bepaalde traagheid, toont Tati als geen ander de magie van het spel van de werkelijkheid. In de interactie tussen de mensen legt hij het omgangsritueel bloot. De inhoud van het gesproken woord is daarbij ondergeschikt gemaakt aan de vorm, het seinen van informatie en de gebaren die daarbij gemaakt worden. Tati houdt de stomme film met zijn theatrale lichaamstaal springlevend. Het zijn de gebaren zélf die een taal spreken, een taal die dieper lijkt te liggen dan het gesproken woord.

TativillePlay Time was een dure productie. Op de filmset aan de rand van Parijs liet Tati met schaalmodellen een futuristische stad bouwen die Tativille gedoopt werd. Toen alles gereed was, begonnen de opnamen die duurden van april 1965 tot oktober 1967. In Tativille is alles ultramodern: strak, koel van kleur en monotoon. We noemen dat futuristisch. Het is een biotoop voor robots, niet voor mensen. Ruim veertig jaar later kennen we de nadelen van de hyperfunctionele omgeving. De meanderende galerijflats in de Bijlmermeer die in de jaren zestig nog verwelkomd werden als een futuristische utopia, zijn inmiddels grotendeels afgebroken en vervangen door traditionele laagbouw. In 2011 zijn we minder futuristisch dan in 1966. Het functionalisme is er voor de mens en niet omgekeerd. Anders dan Charles Chaplin in Modern Times, laat Tati zien hoe de moderniteit op ons inwerkt. De mensen die een steriele omgeving als Tativille bevolken, worden net als hun omgeving ‘uitgekleed’, ze zijn de rol geworden die ze spelen. Een groep reizigers, een verkoper, een stewardess, een portier, allemaal zijn ze hun functie geworden, een geraamte van hun menselijkheid. Net als de architectuur is de mens een functioneel geraamte geworden.

In een geniale scene in Play Time zien we van buitenaf twee ‘woonkamers’ met mensen die naar de televisie kijken. Het zijn eerder twee hokken met een onzichtbare wand, waardoor alles zichtbaar is voor ons. In de twee kamers zitten men tegenover elkaar terwijl de televisie zich aan dezelfde wand bevindt.

Play Time
scene uit Play Time (1967)

We horen niet wat er gezegd wordt, maar zien aan de gebaren dat men zich amuseert. Terwijl bijna alles met een glazen wand zichtbaar is gemaakt, zijn de mensen in de kamers van elkaar afgesloten. Ze blijken te leven in de kunstmatige ruimte van de televisie, een voorloper van de cyberspace uit het internettijdperk. Terwijl wij vanuit de vierde wand naar hen kijken, worden we ingesloten in hun wereld, die de onze blijkt te zijn.

Tati, een kwestie van kijkenVorig jaar verscheen het boek Jacques Tati, een kwestie van kijken van de Vlaamse filosofe Ann Meskens. Het boek staat nu bovenaan in mijn lijstje van boeken die ik komend jaar wil gaan lezen. Tati nodigt uit om anders naar de werkelijkheid te gaan kijken, om het leven als spel te zien. Drie jaar geleden zag ik in Den Bosch Gerucht van Lotte van de Berg. In een geluidsdichte cabine midden op het stationsplein was een klein zaaltje gebouwd en door een eenzijdig doorschijnende glazen wand kreeg het straatgebeuren plotseling de aura van theater. Je ging anders kijken dan wanneer je op een bankje op het stationsplein had gezeten. Acteurs bewogen zich tussen de voetgangers en het verkeer op straat door, waardoor de grens tussen gespeelde en niet gespeelde werkelijkheid diffuus werd. In dat schemergebied ontstonden spontaan magische momenten, waar Jacques Tati zo van hield. Als je oog krijgt voor het spel van de werkelijkheid, vallen je wonderlijke interferenties op en zijn er momenten waarin mensen de rol van hun leven blijken te spelen.

Play Time
still uit Play Time (1967)

Play Time is tijdloos maar natuurlijk ook gebonden aan de modernistische jaren zestig. Tati tast de oppervlakten af en registreert de koele zakelijkheid van de mid sixties. De leefomgeving is een geraamte geworden, opgevuld met glazen wanden. De geest van het modernisme heeft het leven afgepeld tot haar utilistische kern. Interieurs zijn maximaal uitgekleed en veranderd in kille, transparante hokken. Het is de koele en kunstmatige geest van de vooruitgang die Wim Sonneveld in ‘het dorp’ (1967) bezingt: Want ziet hoe rijk het leven is: ze zien de televisiekwis en wonen in betonnen dozen, met flink veel glas, dan kun je zien hoe of het bankstel staat bij Mien en d„r dressoir met plastic rozen.

Play Time
still uit Play Time (1967)
In zijn films levert Jacques Tati kritiek op de huidige moderne maatschappij. Volgens Tati gingen techniek, decadentie en hebzucht een steeds grotere rol spelen in onze samenleving. De echte menselijke waarden zoals individualiteit, gezelligheid, behulpzaamheid en lichaamsbeweging gaan hierdoor verloren. In alle films van Tati staan mensenmassa’s centraal, maar er is altijd een personage dat zich niet wil aanpassen, maar uiteindelijk toch oplost in de massa. Dit individu, altijd door Tati zelf gespeeld, vecht (vaak onbewust) tegen de moderniteit. Hij begrijpt niets van machines en dat resulteert vaak in hilarische mislukkingen, waarin de moderne techniek vernietigd wordt door de menselijke natuur. In veel van z’n films wordt de goeie oude tijd geplaatst naast de moderne techniek. Nostalgie botst met de fantasieloze, decadente, massale en onpersoonlijke wereld van de moderne tijd.
 
Bron: nl.wikipedia.org

Play Time [ imdb.com ] | Play Time [ ebertfest.com ]