Categorie archief: architectuur

Trinkhalle

op 6 juli bezocht ik de Trinkhalle in Baden Baden

De Trinkhalle in het kuuroord Baden Baden werd tussen 1829 en 1842 gebouwd naar een ontwerp van Heinrich Hübsch. Deze architect had in 1828 naam gemaakt met zijn geschrift In welchem Style sollen wir bauen? (1828) waarin hij een punt zette achter het classicisme en de aftrap gaf voor het historisme. In de jaren 30 zou hij in München en Karlsruhe de Rundbogenstil introduceren, een interpretatie van het romaans dat bekend zou worden als het neo-romaans.

Trinkhalle
centrale deel van de 90 meter lange Trinkhalle

De Trinkhalle vormt een overgang van het classicisme naar de Rundbogenstil. Het ontwerp dateert van vlak na zijn publicatie In welchem Style sollen wir bauen? waarin hij brak met het classicisme van architecten als Karl Friedrich Schinkel en Leo von Klenze. Het vooraanzicht van de Trinkhalle is nog duidelijk classicistisch en zou bijna voor een werk van Schinkel of Von Klenze door kunnen gaan. Toch is er een element in dat bovengenoemde classicistische architecten nooit hadden toegepast: de arcaden tussen de zuilen. De boog was een romeinse uitvinding en voor de Grieks-georiënteerde Schinkel en Von Klenze was dat een Fremdkörper.

Trinkhalle
De zijingangen van de loggia van de Trinkhalle

Met de Trinkhalle geeft Heinrich Hübsch een eerste voorzichtige aanzet tot de Ringbogenstil of het neoromaans. Het classicisme was tussen 1775 en 1825 de officiële stijl en werd ook de stijl van het empire. Daarna zou het historisme doorbreken, te beginnen met het neoromaans in Duitsland en de neogotiek in Engeland. De vraag is in hoeverre de afkeer van het classicisme bepaald werd door ideologie en prestige. Het classicisme dat het principe van “edele eenvoud en stille grootsheid” vertegenwoordigde, was een halve eeuw “de huisstijl” van het establishment.

Terwijl het classicisme in Frankrijk na 1804 op een soort revival van het Romeinse Rijk begon te lijken, kozen de Duitsers (een verenigd Duitsland bestond voor 1871 immers nog niet) voor de herleving van de oude Grieken. De twee grootste Duitstalige kunststeden in het eerste kwart van de negentiende eeuw, Berlijn en München, wedijverden met elkaar om “het nieuwe Athene” te worden. In Berlijn was Schinkel de bouwmeester van Friedrich Wilhelm III en in München werkte Von Klenze voor Ludwig I. Beiden hadden de ambitie hun hoofdstad om te toveren in het nieuwe Athene. Zo moest Berlijn het Spree-Athen worden en München het Isar-Athen.

Trinkhalle
Loggia van de Trinkhalle met de 14 fresco’s van Jakob Götzenberger

Pruisen en Beieren gaven binnen de Duitse Bond (1815-1864) de toon aan en de kleinere koninkrijkjes en hertogdommen keken toe hoe Berlijn en München met elkaar streden om het prestige en om de waardige opvolger te worden van het Athene onder Pericles. De koning van Württemberg en de groothertog van Baden, toch ook geen kleine jongens, wisten dat ze het van die twee nooit zouden kunnen winnen. Ze konden in Stuttgart of Karlsruhe door een epigoon van Schinkel of Von Klenze ook wel hun eigen acropolisje laten bouwen, maar daar zouden ze dan hoogstens een troostprijs voor krijgen.

De Rundbogenstil die Heinrich Hübsch in Karlsruhe lanceerde, stelde Leopold van Baden in de gelegenheid zich te profileren door in te zetten op het historisme. Het groothertogdom Baden (1806-1918) zou zich distantiëren van het classicisme en de rundbogenstil omarmen.

Jakob Götzenbergers Freskobilder in der Trinkhalle zu Baden-Baden [goethezeitportal.de]

Berlin Alexanderplatz 1930

aan het lezen in De stille dood (2009) van Volker Kutscher

De stille doodHet succes van de krimi’s van Volker Kutscher is waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan de nauwkeurige reconstructie van het Berlijn rond 1930. Dat Kutscher ook historicus is, is duidelijk te merken want de fictie is naadloos verweven met de historische werkelijkheid. Uiteraard schemert de politieke realiteit, in dit geval de opkomst van het nationaal socialisme, door alles heen. De Gereon Rath-cyclus telt tot nu toe negen delen, begint in het voorjaar van 1929 en eindigt voorlopig in 1936 met de Olympische spelen in Berlijn. Natuurlijk valt de geschiedenis van het Derde Rijk ook als afzonderlijke Krimi lezen, maar de verhalen concentreren zich steeds rond de zaken van zijn hoofdpersonage Gereon Rath en “die Burg”, het hoofdbureau van de Pruisische politie aan de Alexanderplatz, keert als brandpunt telkens weer terug.

Berlijn gold in 1930 als de modernste metropool van Europa en was ook een van de grootste steden ter wereld. In het rijtje van drie grootste steden van Europa stond Berlijn met 4,3 miljoen inwoners tussen Londen en Parijs in. Er woonden in 1930 dus meer mensen in de Duitse hoofdstad dan tegenwoordig (3,8 miljoen). Kutscher kent het Berlijn van 1930 zo goed, dat het lijkt alsof hij er zelf net nog rondgelopen heeft. Toch kan hij Gereon Rath niet helemaal in de voetsporen van Franz Biberkopf laten lopen…

In 1927 presenteerde het Berlijnse raadslid Martin Wagner een plan voor de herinrichting van de Alexanderplatz. Het plein moest omgebouwd worden naar een kosmopolitisch stadsplein. Omdat “der Alex” toen ook al het belangrijkste verkeersknooppunt van de stad was, waar oost en west bij elkaar komen, moesten spoor-, metro-, en buslijnen tijdelijk omgeleid worden en ook door de enorme drukte werden de bouwwerkzaamheden bemoeilijkt. Grondwater moest voortdurend weggepompt worden en voetgangers kregen via loopplanken alternatieve routes aangeboden. In september ging het plein op de schop. Begin dertiger jaren zou “der Alex” één grote bouwput zijn, zoals de Potsdammerplatz 60 jaar later.

Berlin Alexanderplatz 1930
De oude Alexanderplatz met links warenhuis Tietz en rechts het Königstädtisches Theater

Der stumme Tod is de tweede zaak van inspecteur Gereon Rath en speelt zich af tussen vrijdag 28 februari 1930 en donderdag 13 maart 1930. We zien Rath dus inderdaad steeds over planken door de modder lopen om bij “die Burg” te komen. We vinden hem ook regelmatig bij Aschinger op de Alexanderplatz, waar veel van zijn collega’s lunchen. Maar soms gaat hij liever naar Aschinger in de Leipzigerstrasse 60 als hij zijn collega’s wil ontlopen. Behalve deze twee lokaties waren er nog 32 andere vestigingen van Aschinger in Berlijn. Tijdens de bombardementen en de Slag om Berlijn werd 80% van het Aschingerimperium verwoest. Na de oorlog zou het nooit meer de omvang krijgen die het had in de twintiger en dertiger jaren toen Aschinger in Berlijn machtiger was als McDonalds nu.

Een ander ijkpunt op de Alexanderplatz is warenhuis Tietz. Het reusachtige Kaufhaus werd in 1905 in Wilhelminische stijl opgericht. Daarna volgden nog twee uitbreidingen waardoor het in 1911 het grootste warenhuis ter wereld werd. Tietz was overigens niet het enige warenhuis aan de Alexanderplatz. In 1911 openden ook Wertheim en Hahn hun deuren. Zo werd “der Alex” in de laatste jaren van het Keizerrijk hét winkelcentrum van Berlijn.

TietzIn oktober 1905 werd het nieuwe warenhuis officieel geopend. Maar de bouwwerkzaamheden begonnen opnieuw in 1907/08 en opnieuw later in 1910/11 – het warenhuis kreeg twee uitbreidingen. Als het klaar is, wordt het het grootste warenhuis ter wereld! Langs de Alexanderstraße beslaat het nu een front van 250 meter – nog een wereldrecord, omdat het het langste warenhuis ter wereld heeft. Boven de gevel aan de voorzijde draagt het gebouw een wereldbol met de naam Tietz – de beroemde Tietz- wereldbol.” Bron: anderes-berlin.de

Op dat moment stonden de twee hypermoderne gebouwen van Peter Behrens er nog niet. Het Berolinahaus en het Alexanderhaus. Daarvoor moesten Aschinger, Zum Hirschen, het Königstädtisches Theater en de huizen langs de Dircksenstrasse worden afgebroken. Dit geeft aan hoe het stadsbestuur stond tegenover het Wilhelminische verleden. Maar ook hoe de architecten van de Neue Sachlichheit stonden tegenover het eclecticisme van de late negentiende eeuw dat tot in de Eerste Wereldoorlog zou voortduren. De navolgers van Adolf Loos lijken de titel van zijn beroemde essay Ornament und Verbrechen serieus te hebben genomen.

Berlin Alexanderplatz 1930
De nieuwe Alexanderplatz in 1931 met links het Berolinahaus en rechts op de voorgrond warenhuis Tietz

De sloopwerkzaamheden aan de Alexanderplatz begonnen in september 1929, een maand voor de beurskrach op Wallstreet. Een stukje keizerlijk Berlijn werd in naam van de vooruitgang met de grond gelijk gemaakt. De jaren daarna verrees het spiksplinter nieuwe Berolinahaus. Dat moet destijds een opfrissing zijn geweest. Maar wanneer je niet weet dat het een van de klassieke voorbeelden van de Nieuwe Zakelijkheid is, dan hou je het nu voor een van de ontelbare betonnen dozen die er sindsdien gebouwd zijn. Overigens kon niet het hele plan worden uitgevoerd omdat door de economische crisis investeerders zich hadden teruggetrokken. Dat het Berolinahaus en Alexanderhaus 89 jaar geleden toch hun deuren konden openen is te danken aan Amerikaanse investeerders. Berlijn had zich weer eens op de kaart gezet als de modernste stad van Europa.

Mainz, Speyer, Worms

Tweede Kerstdag gezien op Arte: Wettstreit der Kathedrale (2020)

WormsOp Tweede Kerstdag zond Arte drie documentaires uit over Middeleeuwse kathedralen. Eerst deel 1 van Wettstreit der Kathedrale over de gotiek, daarna deel 2 over het romaans. Mogelijk heeft Arte de chronologische volgorde omgedraaid, omdat voor de gotiek een breder publiek te vinden is. Degenen die de smaak te pakken hebben, blijven daarna ook wel “hangen” voor deel twee over de romaanse bouwkunst. Als kers op taart werd daarna de schitterende documentaire Die Kathedrale over de bouw van de kathedraal van Straatsburg uitgezonden. Tenslotte volgde als toetje nog Kathedralen der Macht over de dom van Aken en van Capella Platina (Sicilië).

Bij elkaar ruim vier uur televisie over kathedralen. Echt iets voor de liefhebber dus. Prijzenswaardig dat Arte zich regelmatig richt op een selecte groep kijkers. Ruim vier uur film Middeleeuwse kathedralen achter elkaar is een lange zit. Ik haakte na drie uur af, maar dat kwam omdat het al laat op de avond was. Veel was mij al bekend, maar de schitterende computeranimaties over de constructie van een kathedraal voegden veel toe. In Wettstreit der Kathedrale ging het niet alleen over architectuur, maar ook over de culturele factoren achter de bouw van kathedralen, zoals de machtsstrijd tussen de verschillende bisdommen.

MainzDeel twee over de romaanse bouwkunst beperkte zich tot de drie Rijnlandse Kaiserdome, die van Mainz, Speyer en Worms. Dat was een prima keuze. Zo kon er ingezoomd worden op de overgang tussen ottoonse, salische en staufische bouwkunst in het Rijnland. Het werd ingeleid met een geschiedenis van het christendom in vogelvlucht tot het jaar 1000. In vrijwel alle verhandelingen over het romaans wordt het magische jaar 1000 aangewezen als het geboorteuur van de romaanse bouwexplosie van de elfde eeuw. Tot het jaar 1000 was er een collectieve vrees voor de Apocalyps die zich baseerde op een fragment uit de Openbaringen van Johannes. Toen het jaar 1000 eenmaal was aangebroken en de catastrofe uitbleef, sloeg het pessimisme van de weeromstuit om in optimisme. Overal in Europa begon men kerken te bouwen.

Het leek of de wereld haar ouderdom afschudde en zich hulde in een witte mantel van kerken.

Radulfus Glaber

“Het leek of de wereld haar ouderdom afschudde en zich hulde in een witte mantel van kerken”, schreef de Franse geschiedschrijver Radulfus Glaber (985-1047) aan het begin van de 11e eeuw. Kort na het jaar 1000 begon de bouw van grote romaanse kerken in Bamberg (1002-1012), Hildesheim (1010-1033), Merseburg (1015-1021), Echternach (1016-1031) en Paderborn (1016-1036). Maar de aandacht in de documentaire ging uit naar de kathedraal van Mainz, Speyer en Worms omdat deze verbonden waren met de drie dynastieën in het Heilige Roomse Rijk en drie typen romaans die naar deze dynastieën genoemd zijn: ottoons (960 tot 1025), salisch (1025-1125) en staufisch (1125-1250).

De oudste bisdommen in Duitsland waren die van Trier en Keulen (derde eeuw) en Mainz (vierde eeuw). Karel de Grote maakte deze bisdommen tot het kerngebied van zijn christelijke rijk. Rond deze drie bisdommen ontstonden invloedssferen. De invloed van Mainz was het grootste en reikte helemaal van Noord-Duitsland (Verden) tot aan Italië (Chur) en in het Oosten tot aan het huidige Tsjechië (Olomuc). De eerste kerken in Mainz waren van hout, maar onder bisschop Willigis (940-1011) werd in 975 begonnen aan een grote kerk in steen. Helaas brandde deze op de dag van de inwijding in 1009 al af. De kerk werd herbouwd en in 1036 voltooid. Maar een brand maakte in 1081 opnieuw een einde aan deze kerk. Onder keizer Hendrik IV begon toen de bouw van de huidige dom van Mainz.

Mainz
1000 jaar Dom van Mainz 975-1975
Dom van Mainz
 
De financiering van keizer Heinrich IV is van groot belang voor de bouwgeschiedenis van de kathedraal van Mainz. Heinrich IV had eerder al de kathedraal van Speyer laten herbouwen en begon rond 1100 in Mainz met de bouw van de door brand verwoeste kathedraal. Hij liet het oude uiteinde van het oostelijke gebouw vervangen door een apsis met grote blinde arcades en een zogenaamde dwerggalerij. Zo’n element is voor het eerst te vinden in de Dom van Speyer. De oostelijke apsis van de Dom van Mainz is het tweede voorbeeld. Daarboven is een gevel met vijf nissen die van rechts en links oprijzen. Dit motief is waarschijnlijk ook overgenomen uit de dom van Speyer.
 
Bron: nl.wikipedia.org

In 1027 werd Koenraad II de keizer van het Heilige Roomse Rijk en voerde daarmee de Salische dynastie aan die tot 1125 vier keizers zou voortbrengen. Koenraad II had de ambitie opgevat om in Speyer aan de Rijn de grootste kerk ten Noorden van de Alpen te laten bouwen. De bouw van de dom in Speyer begon in 1030. Koenraad II maakte de voltooiing niet meer mee, want hij stierf in het jaar 1039 in Utrecht. Onder zijn opvolger Hendrik IV zou de dom in Speyer eindelijk voltooid worden.

Speyer
2000 jaar Speyer 10 v. Chr-1990
Dom van Speyer
 
De bouw begon rond 1030 onder de Salische keizer Koenraad II. In 1061 werd de dom ingewijd door zijn kleinzoon Hendrik IV. Deze breidde de dom tussen 1082 en 1106 aanzienlijk uit: ook het middenschip werd voorzien van een stenen kruisribgewelf, dat een spanwijdte van 14 meter had, en ook het koor werd geheel vernieuwd. Het wordt sindsdien afgesloten door een apsis met een dwerggalerij en twee torens, een type dat sindsdien in het Rijnland veelvuldig is nagevolgd. De torens hebben een achtkantige spits tussen vier topgevels. Bijzonderheid aan de dom is dat de dwerggalerij rond om het gehele bouwwerk loopt. De crypte, die geldt als de grootste bewaard gebleven zuilenhal van Europa, behoort tot de oudste bouwfase en herbergt onder meer de graven van de vier Salische keizers. Hij beslaat de ruimte onder het transept en het koor.
 
Bron: nl.wikipedia.org
Worms
1000 jaar Dom van Worms 1018-2018
Dom van Worms
 
Deze romaanse pijlerbasiliek werd grotendeels tussen 1130 en 1181 werd opgetrokken. Het is de voornaamste kerk van Worms en de kleinste van de drie Rijnlandse Kaiserdome. De dom van Worms is steiler en slanker van opzet dan de beide andere, die van Spiers en die van Mainz. De zandstenen kerk heeft zowel een oostelijk als een westelijk koor, die elk door twee ronde traptorens geflankeerd worden, een achtkante vieringtoren en een eveneens achtkante toren boven het westkoor. De dom kent verschillende voorgangers. De Wormser bisschop Burchard begon na het jaar 1000 met de bouw van een geheel nieuwe kerk, die in 1018 werd ingewijd in aanwezigheid van de keizer, maar al spoedig grotendeels instortte. De herbouw vond vanaf 1130 plaats onder bisschop Burchard II en diens opvolger Konrad II, waarbij de oostkant het eerst gereed kwam. In 1181 werd de kerk opnieuw ingewijd, nog voor de voltooiing van het 13de-eeuwse westelijke koor. In de achthoekige apsis bevinden zich verschillende roosvensters.
 
Bron: nl.wikipedia.org

Wettstreit der Kathedralen [ arte.tv ]

Lichtheid

Gekregen van René: Barocke Welt – Barockkunst in Schwaben und Altbayern
Van Peter Sustermeier 1966

Barocke WeltNa de vernietigende Dertigjarige Oorlog (1618-1648) kwam er in het Duitse cultuurgebied (Duitsland werd pas 150 jaar geleden een eenheidsstaat) een periode van rust waarin het land weer helemaal moest worden opgebouwd. Dit duurde 40 jaar tot de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Vier jaar later brak alweer een volgende oorlog met Frankrijk uit, de Spaanse Successieoorlog (1701-1713). Deze werd beëindigd met de Vrede van Utrecht (1713) en voor het Duitse cultuurgebied met de Vrede van Rastatt.

Het jaar 1713 markeert een nieuw begin voor Europa en in de Duitstalige landen breekt er een ware bouwwoede los. Bekende barokke bouwwerken in Duitsland uit deze periode zijn het Zwinger in Dresden (1710-1728), Schloss Bruchsal (1720-1736) en de residentie van Würzburg (1720-1744)

De barok gaat in deze periode een transformatie door en wordt in twee opzichten lichter: lichter van kleur en lichter van gewicht. We zijn deze vernieuwde barok later rococo gaan noemen, afgeleid van het woord “rocaille” waarmee de schelpachtige motieven die deze stijl ontwikkeld heeft, worden aangeduid. Barok en rococo lopen rond 1720 in elkaar over. Dit heeft mogelijk te maken met het optimisme na de Vrede van Utrecht en Rastatt. De godsdienstoorlogen zijn voorbij en er breekt eindelijk een periode van stabiliteit aan.

Wieskirche 2016
Wieskirche detail interieur
[foto genomen in juli 2016]

De barok is de visuele uitdrukking van de Contrareformatie. De Rooms-Katholieke Kerk had tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) gezocht naar een antwoord op de Reformatie. Met een Contrarefomatie moesten de verloren schapen voor het katholicisme worden teruggewonnen. Men besloot de Rooms-Katholieke Kerk visueel aantrekkelijker te maken.

De kunstenaars werden in feite ingezet als de creatives van de reclamejongens van de Contrareformatie. Zo vonden de kunstenaars de barok uit: Caravaggio (1571-1610) in de schilderkunst, Bernini (1598-1680) in de beeldhouwkunst en Borromini (1599-1667) in de bouwkunst. Het is geen verrassing dat Rome, het centrum van de Rooms-Katholieke Kerk, de wieg van de barok werd.

De kunstenaars werden in feite ingezet als de creatives van de reclamejongens van de Contrareformatie. Zo vonden de kunstenaars de barok uit: Caravaggio in de schilderkunst, Bernini in de beeldhouwkunst en Borromini in de bouwkunst.

Barok wil de gelovigen direct raken. Niet via leerstellingen maar rechtstreeks via de zintuigen. Alle registers worden daarbij opengetrokken om de gelovigen “kippenvel” te bezorgen. Caravaggio schilderde 3D-schilderijen, een soort kijkkasten eigenlijk met daarin heiligen van vlees en bloed. Bernini liet het marmer ademen en soms kreunen. Borromini brak de ruimte open en maakte de antieke Renaissancevormen “vloeibaar”. En dat allemaal met het doel om de beschouwer in het hart te treffen en in extase te brengen, zoals Bernini’s engel de heilige Theresia met een pijl in het hart raakt. De gewijde ruimte van het kerkinterieur wordt nu een “belevingsgebied” gericht op de persoonlijke religieuze ervaring van de beschouwer.

De barok werd dé artistieke uitdrukkingsvorm van de zeventiende eeuw. Zelfs in protestantse gebieden, zoals de Republiek, streek de barok neer. Calvinisten hielden zich met hun afkeer van het uiterlijke, uiteraard verre van de Contrareformatie. Dat de invloed van Caravaggio doordrong tot in het katholieke Utrecht was natuurlijk geen wonder. Maar ook Rembrandt in Amsterdam stond sterk onder zijn invloed en wordt gerekend tot de barok.

Wieskirche 2016
Wieskirche detail interieur
[foto genomen in juli 2016]

In de eerste helft van de achttiende eeuw transformeert de barok dus naar het rococo. Deze uiterlijke verandering komt echter nog steeds voort uit de oorsprong van de barok: de gelovige rechtstreeks raken via de zintuigen en daarbij alle registers open zetten. Vanaf 1720 wordt alles lichter en beweeglijker. Die beweeglijkheid wordt veroorzaakt doordat de symmetrie van barok 1.0 wordt losgelaten. Daardoor gaan ornamenten zich vrijer bewegen.

Uit de cartouches en bladmotieven ontwikkelt zich het rocaille. Een nieuwe ornamentele vormentaal ontstaat, die enigszins doet denken aan een onderwaterwereld. Het rocaille lijkt te leven en zich als anemonen aan pilaren en lijstwerk gehecht te hebben. Door de lichtheid en beweeglijkheid neemt de ervaring van vrijheid toe. Dat moet ook wel, want in de achttiende eeuw krijgt de Rooms-Katholieke Kerk na de Reformatie opnieuw tegenstand te verwerken: de Verlichting.

Wieskirche 2016
Wieskirche detail interieur
[foto genomen in juli 2016]

Hoe geef je de gelovige een gevoel van vrijheid binnen de kerk? Door hem het gevoel te geven dat hij zweeft! Meer nog dan de barok probeert het rococo de beschouwer op te tillen. De pilaren worden ranker en witter en stuwen de blik omhoog. Het plafond wordt opengebroken door een vergezicht op de Hemel, zodat de gelovige letterlijk “uit zijn dak” kan gaan. De Olympus wordt het christendom binnengehaald, maar de Griekse goden op hun berg worden nu vervangen door christelijke heiligen op de wolken.

Volgens G.K. Chesterton (1874-1936) hebben heiligen niet alleen het vermogen tot lijfelijke opheffing (levitation) maar ook het vermogen tot lichtheid (levity). De Kerk weet in haar kunstuitingen volgens hem instinctief dat engelen kunnen vliegen omdat ze niet zwaar aan zichzelf tillen.
“Angels can fly because they can take themselves lightly” – Orthodoxy, 1908)

Ze kijken daarbij niet neer op de stervelingen, maar richten hun blik naar boven. In het midden troont Christus, nu niet als een strenge Byzantijnse Pantokrator met Zijn Wetboek, maar als Triomfator in Zijn opstandingsgewaad. In veel rococo koepelfresco’s houdt Christus met één arm het Kruis vast. Dit om te benadrukken dat er geen Opstanding zonder Kruis is, geen verhoging zonder vernedering.

Met deze eenvoudige boodschap “Neem je Kruis op en volg Mij” (Matteus 6:24, Marcus 8:34, Lukas 9:23), wordt alle dogmatiek “overschreven”. De zwaarte van het eigen zondebesef lijkt als sneeuw voor de zon verdwenen. De gelovige hoeft niet meer in zijn eigen onderwereld te kijken, maar mag zich omhoog richten naar de “Zon der Gerechtigheid” die hem tot Zich roept.

Wieskirche 2016
Wieskirche detail interieur
[foto genomen in juli 2016]

Het is gemakkelijk om te schamperen over dit feel good christendom. Is dit niet gewoon een goedkope kermisattractie in plaats van een kerk? De ervaring die het interieur van een donker romaanse kerk geeft, is toch vele malen dieper en authentieker dan de ervaring van deze rococo kitsch?

Of is het allemaal toch weer een kwestie van smaak?

Als je je onbevangen aan de overdaad van het rococo kunt overgeven, geloof ik dat zelfs de grootste less-is-more-freak verrukt kan zijn over een rococojuweel als (het interieur van) de Wieskirche in Beieren. Hier is de smaak van het oneindige en de authentieke ervaring van lichtheid en speelsheid voor iedereen te vinden.

Wieskirche 2016
Wieskirche detail interieur
[foto genomen in juli 2016]

Spierballen-nationalisme

op 6 juli bezochten Michaela en ik het Niederwalddenkmal

150 jaar na de Frans-Duitse Oorlog is het Niederwalddenkmal bij Rüdesheim nog altijd een plek waar je iets kan voelen van het spierballen-nationalisme uit de negentiende eeuw. Dit opgeblazen nationalisme kwam rond 1900 op haar hoogtepunt en ging gelijk op met Europese imperialisme. Deze trotse bombast moest onvermijdelijk een keer tot uitbarsting komen, al duurde het na 1900 toch nog 14 jaar voordat het werkelijk zover was.

Niederwald Denkmal
Michaela bij het Niederwalddenkmal

Het reusachtige monument staat op een heuvel, vlak bij een scherpe bocht die de Rijn bij Bingen maakt en kijkt uit naar het Zuid-Westen. Het wordt bekroond door een 12,5 meter hoog beeld van Germania, een personificatie van het Duitse volk, die in haar rechterhand de keizerskroon in de hoogte steekt en met haar linkerhand dreigend een zwaard vasthoudt. Het is een duidelijk signaal naar de Erbfeind Frankrijk.

Niederwald Denkmal
uitzicht vanaf het Niederwalddenkmal Linksonder Rüdesheim en daarachter de linker Rijnoever.

Het monument werd tussen 1871 en 1883 opgericht, in de euforie na de victorie op het Franse Keizerrijk. Dat was nu gedegradeerd tot Republiek terwijl Pruisen zich met de andere staten uit de Noord-Duitse Bond verenigd had tot het Duitse Keizerrijk. Dit was niet alleen symbolisch, het was vooral de uitkomst van de Pruisische Realpolitik onder leiding van Otto von Bismarck (1815-1898).

Niederwald Denkmal
Germania met een personificatie van “vadertje Rijn” op de sokkel van het Niederwalddenkmal

De Rijn had voor Frankrijk en Duitsland niet alleen een economische betekenis, maar speelde vooral in de geopolitiek een grote rol. Frankrijk had er nooit een geheim van gemaakt dat het de Rijn beschouwde als haar natuurlijke grens. De Fransen meenden dus dat ze recht hadden op de linker (westelijke) Rijnoever. Lodewijk XIV had de Elzas veroverd en tussen 1794 en 1814 hoorde de linker Rijnoever (en de stad Koblenz) bij Frankrijk.

Op de sokkel van de Germania vinden we een groot bas-reliëf met in het midden de Pruisische koning Wilhelm I die als keizer Wilhelm I van Duitsland Parijs binnentrekt. Rechts van hem staat Bismarck. Dit is vooral bedoeld om de Fransen in te peperen dat nu hun oosterburen superieur zijn.

Niederwald Denkmal
Een demonstratie van keizerlijke macht op de sokkel van het Niederwalddenkmal

Onder dit machtsvertoon staan de coupletten van het nationalistische gedicht Die Wacht am Rhein uit 1840. In het eerste couplet wordt de vraag gesteld “zum Rhein, zum Rhein zum deutschen Rhein – Wer will des Stromes Hüter sein?” Het laatste couplet besluit met “am Rhein, am Rhein, am deutschen Rhein, wir alle wollen Hüter sein.” Zo wordt het Duitse volk opgeroepen om samen met Germania de Rijn te beschermen tegen Franse agressie. Duitsland bestond tot 1871 nog niet als grootmacht en de Duitse staatjes, met name in de Pfalz, hadden altijd invallen van Frankrijk moeten verduren.

Niederwald Denkmal
De sokkel van het Niederwalddenkmal

Het Niederwalddenkmal is een prima illustratie van het spierballen-nationalisme uit de negentiende eeuw. In de jaren twintig wilden separatisten het monument opblazen, maar gelukkig heeft men dat weten te voorkomen. Zo kunnen we nog altijd zien hoe in de tijd van het nationalisme de onderbuik van het Duitse volk door de politieke elite uit Berlijn bespeeld werd. In de eenentwintigste eeuw zien we (Duits) nationalisme als de voornaamste aanstichter van twee wereldoorlogen en zien we een verenigd Europa als een medicijn tegen oorlog. Zolang we blijven zien dat het Verenigde Europa evengoed een constructie is als het Verenigde Duitsland van Bismarck, kunnen we wakker blijven. Aan de Rijn bijvoorbeeld.

Niederwald Denkmal
De Grundstein van het Niederwalddenkmal werd “gelegd” door keizer Wilhelm I op 16 september 1877

niederwalddenkmal.de

Vedute di Roma [ 5 ]

Charles Louis Clerisseau (1721-1820)

Lang voordat de eerste ansichtkaart verscheen, ergens in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, bestonden er al prentjes voor toeristen. In Italië, het land waar het toerisme ontstaan is, konden kunstschilders vaak goed verdienen met het produceren van vedute, meestal stadsgezichten, maar soms ook landelijke taferelen. De eerste toeristen waren vaak rijke Engelsen die halverwege de achttiende eeuw hun Grand Tour door Italië maakten.

Canaletto (1697-1768) was misschien de beroemdste veduteschilder uit de achttiende eeuw. Een minder bekende veduteschilder uit de achttiende eeuw is Giovanni Paolo Pannini (1691-1765). En de bekendste vervaardiger van de ansichtkaart avant la lettre is Giovanni Battista Piranesi (1720-1778). Zijn etsen konden in oplagen verspreid worden en vonden zo ook hun weg naar Engeland, waar de Engelse toeristen bij thuiskomst van hun Grand Tour deze vedute lieten zien, als illustratie bij hun reisverhalen.

Terwijl Canaletto topografisch verantwoorde schilderijen produceerde, namen Pannini en Piranesi het niet zo nauw met de werkelijkheid. Daarom is het woord veduta (een topografisch betrouwbaar stadsgezicht of landschap) bij hen vaak niet van toepassing. Ze gebruikten daarom het woord capriccio. Deze onderscheidt zich van de veduta doordat het een fantasiestuk is. Een schilder van een capriccio kan helemaal los gaan in zijn fantasie, maar baseert zich wel op bestaande antieke bouwwerken. Hij kan de triomfboog van Septimus Sevrus groter maken of combineren met andere ruïnes die niet op het Forum Romanum staan.

Het capriccio bestond al in de zestiende en zeventiende eeuw. Vorig jaar liet ik werk zien van Marco Ricci (1676-1730) die aan het begin van de achttiende eeuw werkzaam was. Hij schilderde zijn capricci met gouache.

clerisseau
Charles Louis Clerisseau and the genesis of Neoclassicism

Afgelopen week ontdekte ik het werk van Charles Louis Clerisseau (1721-1820). Deze architect en schilder maakte voor Catharina II van Rusland een serie capricci die zich nu in het Hermitage bevinden. Evenals Ricci werkte Clerisseau graag met gouache. Omdat dekverf alleen het oppervlaktelicht weerkaatst, ziet het werk er direct en fris uit.

Vedute di Roma [ 1 ] | Vedute di Roma [ 2 ] | Vedute di Roma [ 3 ] | Vedute di Roma [ 4 ]

Gemopper in de kantlijn

gisteren gekocht: Hooligans (1989) van Jan Hendrik van den Berg
metabletisch onderzoek naar de betekenis van Centre Pompidou en Crystal Palace

hooligansSoms koop je wel eens een boek waarin een vorige lezer aantekeningen heeft gemaakt. Meestal is dat hinderlijk, maar soms is het leerzaam en een enkele keer zelfs amusant. De boekverkoper van boekwinkeltjes.nl had mij netjes geattendeerd op “aantekeningen in potlood”. De volgende dag was het boek er al. Het bleek mee te vallen. De aantekeningen zijn in een klein en fijn handschrift (met een scherp geslepen H-potlood gemaakt) zodat ze tijdens het lezen nauwelijks storend zijn. Hoe ‘fluisterend’ het commentaar visueel ook is, inhoudelijk is het met een vette marker gemaakt. Schreeuwende kritiek genoteerd in een uiterst bescheiden handschrift heeft iets komisch.

De aantekeningen werden misschien wel dertig jaar geleden gemaakt, want Hooligans van Jan Hendrik van den Berg werd gepubliceerd in 1989 (uitgeverij G.F. Callenbach in Nijkerk.) Blijkbaar had deze lezer geen hoge dunk van de metableticus Van den Berg. Dit blijkt al op het titelblad, waar hij achter de naam dr. Jan Hendrik van den Berg geschreven heeft: ‘rechtse rakker, gevaarlijk eenzijdig, bijziend, oppervlakkig, onrechtvaardig, sociale racist – en nog zo wat.’

commentaar
de vorige eigenaar van het boek waarschuwt op het titelblad van Hooligans voor het “weerzinwekkend mens- en wereldbeeld” en de “verderfelijke theorieën” van dr. Jan Hendrik van den Berg.

Het bovenstaande is een voorproefje van wat mijn commentator in de marges van de volgende 230 bladzijden noteert. Zo ontlokt het conservatisme van Van den Berg hem meermalen een spottend ‘ochot!’ Wanneer hij Van den Berg ergens op meent te kunnen betrappen dan staat er: ‘alsjeblieft, de aap uit mouw’. Bij verontwaardiging: ‘Wel ja, toe maar’. En tenslotte laat hij zich kennen als een progressieve moralist: ‘Van den Berg heeft een weerzinwekkend mens- en wereldbeeld. Bovendien bedenkt hij verderfelijke theorieën.’, ‘Heeft Van den Berg sympathie voor bepaalde methoden van Hitler om de minderen en de minsten te laten verdwijnen?’, ‘Van den Berg: dirty mind’, ‘Wat een smeerlapperij’.

Ondanks al dit gemopper in de marge, blijkt het boek Hooligans een interessante cultuurkritische studie over de relatie tussen moderne architectuur en het wegvallen van gezagsverhoudingen in de samenleving. De Hooligans zijn voor Van den Berg voor de cultuur en menselijke waardigheid bedreigender dan de Barbaren dat zijn voor Alessandro Barricco. De laatste, onthoudt zich uit vrees voor cultuurpessimisme van een duidelijke stellingname. Van den Berg schrijft vanuit een dapper conservatisme, waarvoor hij door zijn commentator genadeloos afgerekend wordt.