Categorie archief: boeken

een misselijke vent

Gelezen: a soul not dead but dying (2011) van Kelly Hamren
In The superfluous man in 19th century Russian literature

Grigori Alexandrvitsj Petsjorin, de hoofdpersoon in De held van onze tijd is een misselijke vent. Hij is weliswaar bijzonder intelligent, ziet er goed uit en kan heel innemend zijn maar bezit desalniettemin een aantal bijzonder nare karaktereigenschappen: hij is egoïstisch, trots, minacht anderen, is niet in staat tot vriendschap, wil altijd bovenop liggen, is jaloers en wraakzuchtig en geniet ervan als hij anderen kan laten lijden.

In het voorwoord bij Petsjorins dagboekaantekeningen richt de fictieve schrijver zich tot de lezer. “Wat een boze ironie zult u zeggen,” schrijft hij over zijn keuze om Petsjorin de held van onze tijd te noemen. Hij antwoordt daarop “ik weet het niet”. De schrijver heeft namelijk ook bewondering voor Petsjorin: “lezing van deze aantekeningen overtuigde me van de oprechtheid van de auteur, doordat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”, schrijft hij in hetzelfde voorwoord.

Lermontov 1964De tegenstrijdigheid in het karakter van Petsjorin, zijn genadeloze zelfreflectie aan de ene kant en aan de andere kant zijn gemene streken, maken van hem een anti-held. In de literatuur rond 1840, toen De held van onze tijd verscheen, was dit een betrekkelijk nieuw fenomeen. Lord Byron had tussen 1812 en 1818 met Childe Harold’s Pilgrimage de aanzet gegeven. Na zijn dood in 1823 werd Byron eindeloos nagevolgd. In de Russische literatuur zou Jenevgin Onegin de eerste Byroniaanse held worden. Petsjorin werd de tweede en Lermontov noemde hem expliciet de held van onze tijd.

Lermontov koppelde zijn hoofdpersoon overigens bewust aan Jevgeni Onegin. Poesjkin leidde de naam Onegin af van de Onega, een rivier in het Noorden van Rusland en Lermontov deed hetzelfde: Petsjorin is afgeleid van de Petsjora, eveneens een rivier in het Noorden van Rusland. Onegin en Petsjorin waren beiden gemodelleerd naar de byroniaanse held, maar zouden zelf ook weer een bepaald type gaan vertegenwoordigen in de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dit type zou bekend worden onder de naam лишний человек (superfluous man) en tot een hele reeks romanpersonages leiden: Oblomov bij Gontsjarov, Bazarov in vaders en zonen van Toergenjev en Stavrogin in Boze geesten van Dostojevski zijn het meest bekend geworden.

lermontov 1939
Russische postzegels uit 1939
t.g.v. de 125e geboortedag van Lermontov

The superfluous man is een veel gekozen onderwerp bij doctoraalscripties van studenten Russische literatuur en slavistiek. Een psychoanalyse van Petsjorin blijft meestal niet achterwege. Na De held van onze tijd las ik het hoofdstuk A Soul not Dead but Dying over Petsjorin in The etrenal stranger – In The superfluous man in 19th century Russian literature (2011) van Kelly Hamren.

Hoe komt het dat Petsjorin ons 180 jaar later nog zo weet aan te spreken? Lermontov heeft blijkbaar een aantal eigenschappen waargenomen in de mensen die hij in zijn eigen tijd om zich heen zag, die hij in Petsjorin geconcentreerd heeft. In het voorwoord schrijft Lermontov: “Hij (de fictieve schrijver) heeft gewoon voor zijn plezier geprobeerd de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn en u verdriet.” Peter Zeeman besluit zijn bespreking in De Groene Amsterdammer in 1994 met de constatering dat velen in de twintigste eeuw aan het signalement van Petsjorin beantwoorden en dat ook hij er zelf een paar kent. De anti-held Petsjorin maakt zijn titel held van onze tijd na 180 jaar nog steeds waar. Wat mij betreft, is dat wél boze ironie.

lermontov 1941
Russische postzegels uit 1941
t.g.v. de 100e sterfdag van Lermontov

Zegt het karakter van Petsjorin nu iets over de mens in het algemeen of specifiek over het karakter van de moderne mens, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw begon uit te tekenen? Lermontov presenteert Petsjorin als een figuur die gekweld wordt door een bewustzijn waarmee hij genadeloos over zichzelf en anderen oordeelt. Bovendien lijdt hij onder de ambiguïteit van het menselijke bestaan, een typische aandoening van de moderne mens, die in de Romantiek pijnlijk zichtbaar begin te worden.

Dit nieuwe maar pijnlijke zelfbewustzijn was het gevolg van een verschuiving van het christelijke naar het natuurwetenschappelijke mens- en wereldbeeld. Deze paradigma shift was weer een gevolg van het humanisme en de Verlichting. Lermontov laat Petsjorin in zijn dagboek verwijzen naar een versregel uit Evgeni Onegin: “het kille vorsen van de rede en het droeve weten van het hart”.

lermontov 1957
Russische postzegel uit 1957
Portret van Lermontov met rechts de Darjalkloof

De (fictieve?) schrijver noemt Petsjorin niet zonder bewondering De held van onze tijd. Ook al is Petsjorin in het dagelijkse leven een misselijke vent (en op het metafysische vlak zelfs een “rottende ziel”) blijkbaar is hij wel in staat bewondering op te roepen. Bewondering voor wat precies? Wat zouden we in Petsjorin kunnen bewonderen? De fictieve schrijver prijst zijn genadeloze zelfkritiek en lijkt dat gelijk te stellen aan eerlijkheid.

Petsjorin zou dan een zeer tegenstrijdige figuur worden. Enerzijds bezit hij in extreme mate een hele reeks negatieve eigenschappen zoals zelfzucht, wraakzucht, machtswellust en sadisme. Anderzijds is hij in staat tot genadeloze zelfkritiek en is hij de laatste om te ontkennen dat hij al die nare karaktereigenschappen in huis heeft. Dat geeft hem een schijn van eerlijkheid. En is dat laatste niet het heldhaftige van Petsjorin? Het feit dat hij niet wegloopt voor de waarheid over zichzelf?

Hoe rusteloos zijn ziel ook is, in de Kaukasus lijkt Petsjorin zich thuis te voelen, niet als mens maar eerder als een roofdier in zijn territorium. In een van zijn dagboekaantekeningen schrijft hij: “Ik doe niets liever dan mijn macht opleggen aan mijn omgeving. Machtsdrift wordt nooit dieper, grootser bevredigd dan wanneer je gevoelens van liefde, toewijding en angst inboezemt. Trots wordt niet zoeter gestreeld dan wanneer andermans vreugde en pijn afhankelijk zijn van jouw willekeur.”

lermontov 1964
Russische postzegels uit 1964
t.g.v. de 150e geboortedag van Lermontov

Petsjorin zit graag op de stoel van de dictator, van de romeinse keizer die met zijn duim macht heeft over leven en dood van anderen. Een dergelijke schaamteloze bekentenis van machtswellust is in de Russisch-orthodoxe traditie het signatuur van de duivel. In het christelijke mens- en wereldbeeld heeft Lucifer in zijn hoogmoed zich boven God willen verheffen en daardoor was hij ten val gekomen. Door de zondeval had hij ook de mens in zijn val meegesleurd. De mens is tot vallen gedoemd maar kan toch gered worden. Het is een redding die hij zelf niet in de hand heeft en die alleen mogelijk is door oprecht berouw.

Wanneer de mens tot ware kennis over zichzelf komt, ontmoet hij ook Zijn Schepper. Dat is de geestelijke logica van het christelijke geloof en de Russisch-orthodoxe Traditie. In oprecht berouw over zijn zonde tegenover God, heeft het kwaad geen vat op de mens. Maar door hoogmoedige gedachten trekt hij het kwaad juist aan. Om zo te spreken “nodigt de trots het kwaad in het hart uit”. Daarom is de nederigheid de enige juiste houding die redding mogelijk maakt.

lermontov 2014
Russische postzegel uit 2014
t.g.v. de 200e geboortedag van Lermontov met rechts zijn schilderij van de kruisberg (Kazbek)

Als Rus was Lermontov absoluut bekend met de christelijke visie op het kwaad. Maar in zijn voorwoord laat hij daar toch niets van merken. Hij schrijft: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte is geconstateerd, Joost mag weten wat er tegen kan worden gedaan.” De diepgelovige Dostojewski zou dit nooit geschreven kunnen hebben, ook al was hij in de diagnose over de geestelijke ziekte van zijn tijd, niet minder duidelijk dan Lermontov.

Zo ben ik nu eenmaal

gelezen: De held van onze tijd (1840) van Michail Lermontov

De held van onze tijdDe held van onze tijd behoort tot de klassiekers van de Russische literatuur. In 1993 verscheen een nieuwe Nederlandse vertaling van Hans Boland omdat de vorige van Aleida Schot gedateerd was geraakt. Ik las de jongste vertaling die in vlot hedendaags Nederlands is geschreven. Lermontov schrijft eenvoudig en doeltreffend. Zoals Stendhal al wist, behoeven psychologische observaties geen mooischrijverij. Zolang de overleggingen van de geest en de bewegingen van het hart maar nauwgezet geregistreerd worden, zal ook de lezer zich op heterdaad betrapt voelen. Want in de romankunst zal een geslaagd karakter altijd herkenning oproepen.

Petsjorin, de hoofdfiguur waarnaar de titel verwijst, zou in Rusland samen met Jevgeni Onegin het model worden voor de overtollige mens. Algemeen is men het erover eens dat dit personage in de literatuur zijn intrede doet bij Lord Byron, die net als Lermontov met Petsjorin, maar dan vijfentwintig jaar eerder zichzelf portretteerde in Childe Harold’s Pilgrimage.

Mikhail LermontovMikhail Lermontov (1814-1841) werd de gedoodverfde opvolger van Aleksandr Poesjkin (1799-1837) nadat deze in 1837 was overleden aan de gevolgen van een duel. Lermontov zou echter maar kort Poesjkins kroonprins zijn, want hij zou Poesjkin maar vier jaar overleven. Ook Lermontov vond zijn einde in een duel, nota bene in Pjatigorsk, het Russische kuuroord aan de rand van de Kaukasus waar een groot deel van De held van deze tijd zich afspeelt. Hoewel hij slechts 26 jaar is geworden heeft hij een volwassen oeuvre nagelaten en vormt hij samen met Gogol de schakel tussen Poesjkin en de twee grootste Russische schrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw: Tolstoi en Dostojewski.

In het eerste verhaal Bela uit De held van onze tijd wordt de verveling, een belangrijk kenmerk van de overtollige mens een Engelse ziekte genoemd en Lermontov verwijst expliciet naar Lord Byron. Tweehonderd jaar geleden had deze de status van een popster.

Hoofdschuddend en grijnzend zei hij: “klopt het, dat de Fransen deze mode om je te vervelen hebben uitgevonden?”
“Nee, de Engelsen”.
“O, zit dat zo” antwoordde hij “dat zijn altijd verstokte zuipschuiten geweest.”
Onwillekeurig moest ik denken aan een Moskouse dame die beweerde dat Byron een dronkelap was en niets anders.

De held van onze tijd wordt gezien als de eerste psychologische Russische roman. Maar het is meer dan dat. Het is ook een avonturenroman en een reisverslag. Zo opent het eerste verhaal Bela met een lyrische beschrijving van de natuur in de Koisjaoervallei. Het lijkt alsof we voor een schilderij uit de Hudson River School staan en overdonderd worden door de grootsheid van de natuur. In de romantische landschapsschilderkunst werd dit het “heroïsche landschap” genoemd. De schilder trok daarbij alle registers open: woeste rotspartijen, dampende kloven, kletterende watervallen, majestueuze bergtoppen en meestal daarin verloren sporen van menselijke activiteit of een enkele figuur om de nietigheid van de mens te benadrukken. Nu is het bekend dat Lermotov zelf ook landschappen geschilderd heeft. Zijn lyrische natuurbeschrijvingen passen helemaal in de eerste helft van de negentiende eeuw toen de natuur hét project van de kunst geworden was.

Kaukasus
“Rechts was een rotswand, links zo’n diepe afgrond, dat een Ossetisch dorpje op de bodem ervan een zwaluwnest leek.”

De natuur van de Kaukasus is een natuur in superlatieven en de heroïsche landschappen die Petsjorin in woorden schildert, sluiten naadloos aan op het centrale karakter van de roman, de anti-held Petsjorin. In 1840 was de anti-held nog een nieuw verschijnsel. Met de publicatie van Childe Harold’s Pilgrimage tussen 1812 en 1818, had Lord Byron een nieuw type mens geïntroduceerd. Deze zou in de decennia erna een enorme invloed uitoefenen, niet alleen op de literatuur, maar ook op de schilderkunst en muziek. Na zijn tragische dood in Mesolongi in 1824 tijdens de Griekse onafhankelijkheidsstrijd werd het leven van Byron zelf de blauwdruk van de zogenaamde Byroniaanse held en daarmee was in feite de anti-held in de romantische literatuur geboren. Jevgeni Onegin werd de eerste Russische Byroniaanse held, Petsjorin de tweede.

Kislovodsk
“… en daarachter verrijst een amfitheater van bergen in steeds dieper blauwe neven, met aan de horizon een zilverketting van sneeuwtoppen, de Kazbek voorop, de tweekoppige Elbroes als sluitstuk.”

De held van onze tijd is een opvallend modern boek. Qua stijl past het meer in het realisme dan in de romantiek, terwijl het qua inhoud juist een zeer romantische thema’s aansnijdt: exotisme, smokkelhandel, eerwraak, liefdesperikelen en een duel. De roman bestaat uit vijf verhalen die onafhankelijk van elkaar te lezen zijn, maar met elkaar verbonden worden door de hoofdfiguur Petsjorin. Het heeft een originele vertelstructuur. Het eerste verhaal is een raamvertelling die begint met het relaas van de verteller (Lermontov) die vanuit Tbilisi de Kaukasus doorkruist.

Hij reist samen met ene Maxim Maximytsj, een veteraan met “een officiersjas zonder epauletten en een ruige Tsjerkessische muts”. Onderweg vertelt deze de geschiedenis over zijn oude vriend Petsjorin en Bela. Hij moet zijn verhaal verschillende malen onderbreken tijdens deze zware bergtocht die in het najaar wordt ondernomen terwijl er al sneeuw valt. Zo wisselen de reisbeschrijvingen van de verteller en het verhaal dat Maxim Maximytsj hem vertelt elkaar af.

Kislovodsk
“Ongeveer drie werst buiten Kislovodsk, in het ravijn met de Podkoemok, ligt een rots die de Ring wordt genoemd. Hij vormt een natuurlijke poort bovenop een hoge heuvel. De ondergaande zon werpt zijn laatste, vlammende blik op de wereld door dit stenen venster.” (12 juni)

In het tweede verhaal slaat de verteller een andere toon aan: “Ik zal u verschonen van berglandschapsschilderingen en juichkreten, nietszeggende plaatjes – zeker voor wie nooit in deze streken is geweest – en demografische gegevens die geen hond leest.” Enige tijd na de gevaarlijke bergtocht ontmoet hij Maxim Maximytisj opnieuw. Deze krijgt te horen dat Petsjorin in de buurt is. Maxim verheugt zich erop zijn oude vriend te ontmoeten. Maar de ontmoeting wordt voor hem een grote domper. Petsjorin is op weg naar Perzië, heeft haast en nauwelijks aandacht voor zijn oude strijdmakker.

Maxim Maximytsj vraagt hem tenslotte wat hij met Petsjorins papieren moet doen hij jaren voor hem in bewaring heeft genomen. Petsjorin toont er geen enkele interesse meer voor. “Doe er maar mee wat u wilt.” Maxim blijft teleurgesteld achter. De verteller vraagt wat voor papieren hij van Petsjorin zijn. Er blijken dagboeken bij te zitten. Maxim wil ze weg doen en de verteller vraagt of hij ze dan mag hebben. De dagboeken van Petsjorin vormen het tweede (en langste) deel van het boek en worden de lezer aangeboden in drie verhalen: Tamanj, Prinses Mary en De fatalist.

Het langste verhaal uit De held van onze tijd is Prinses Mary. Het bestaat uit dagboekaantekeningen en is door Petsjorin zelf geschreven. Anders dan het verhaal Bela waarin de verteller de geschiedenis optekent die Maxim Maximytsj hem vertelt, is Petsjorin nu zelf aan het woord. We leren hem nu dus van binnenuit kennen.

Kislovodsk
Het Kurhaus van Kislovodsk

Lermontov houdt gepaste afstand van zijn alter ego. Zo schrijft hij in het voorwoord bij Petsjorins dagboek dat hem ter ore is gekomen dat Petsjorin inmiddels dood is. Hij vindt dat een “bijzonder verheugend” bericht. Aan de andere kant heeft hij veel bewondering voor Petsjorin. In hetzelfde voorwoord prijst hij diens oprechtheid “omdat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”. Daarom heeft hij zijn boek De held van onze tijd genoemd en weet zelf niet of dat “boze ironie” is.

In het voorwoord van de roman bekent Lermontov dat hij “gewoon voor zijn plezier geprobeerd heeft de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn verdriet en tot uw verdriet.” En hij besluit met: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte geconstateerd is, Joost mag weten wat er tegen gedaan wordt.” Hier toont hij dezelfde tegenstrijdigheid als Petsjorin: enerzijds is er genadeloze zelfkritiek, anderzijds wordt alles bedekt door de overtuiging dat hij niet anders kan. En juist deze zelfrechtvaardiging ontsnapt aan zijn genadeloze (?) zelfkritiek.

Pjatigorsk
Monument bij Pjatigorsk op de plek waar Lermontov tijdens een duel in 1841 gedood is.

Nadat hij een smerig spel heeft gespeeld met Mary, de dochter van vorstin Ligovskaya, neemt hij afscheid van haar met de woorden: “Ziet u wat een miezerig mens ik ben?” Even later, op dezelfde bladzijde van zijn dagboek, noteert hij “Ik ben als een zeeschuimer, geboren en getogen voor het dek van een piratenbrik.” Petsjorin lijkt zichzelf geen millimeter te geven in dit strenge oordeel over zichzelf. Zijn “onbedwingbare angst voor het huwelijk” en zijn vrijheidsdrang ziet hij als zijn lot waar hij niets aan kan veranderen.

Het wordt gepresenteerd als een eerlijke bekentenis. Net als Lermontovs opmerking in het voorwoord dat hij niet weet wat er aan de ziekte die hij geconstateerd heeft te doen is. Het determinisme waarbij het karakter van de mens door zijn lot bepaald is en waarbij hij zelf niet de vrijheid heeft om dit te veranderen, zou in de tweede helft van de negentiende eeuw eindeloos uitgesponnen worden in de naturalistische en psychologische roman.

namen noemen

Gelezen: woeste wellustelingen – de Franse ideologie onder Napoleon III
van Jeannick Vangansbeke

Napoleon IIIWie eerder een boek van Jeannick Vangansbeke gelezen heeft, weet dat je bij deze auteur geen academische vraagstelling (zoals in een historische studie gebruikelijk is) hoeft te verwachten. En een evenmin een helder gestructureerd verhaal. Vangansbeke presenteert historische feiten als antiquiteiten op een vrijmarkt. Bij elk voorwerp vertelt hij enthousiast (vaak met uitroeptekens!) en lijkt zich weinig te bekommeren om de rode draad van zijn verhaal. Hij slaat voortdurend zijwegen in. Van Napoleon III via Karel de Dikke, naar Le Pen. Zijn boek van slechts 140 bladzijden is in vier delen opgesplitst: I. de macht (Napoleon III), II. de literator en de musicus (Berlioz en Mérimée), III. de katholieken (Lacordaire en Montalembert) en IV. conservatief versus progressief (Morny, Hugo en de gebroeders Goncourt).

De ondertitel van woeste wellustelingen luidt: de Franse ideologie onder Napoleon III. Je zou dus mogen verwachten dat de auteur inzicht geeft in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk aan de hand van een aantal personen die hij “woeste wellustelingen” noemt. In de inhoudsopgave komen we de volgende namen tegen: Napoleon III (1808-1873), Hector Berlioz (1803-1869), Prosper Mérimée (1803-1870), Jean Théodore Lacordaire (1801-1870), Charles de Montalembert (1810-1870), Charles de Morny (1811-1865), Victor Hugo (1802-1885), Jules de Goncourt (1830-1870) en Edmond Louis Antoine Huot de Goncourt (1823-1896)

De opzet is dus ambitieus: de ideologie van het Franse Tweede Keizerrijk verhelderen aan de hand van negen portretten van historische personen. En dat binnen 140 bladzijden. Het is een wagen volgeladen. Maar voor Jeannick Vangansbeke blijkbaar niet vol genoeg want vanaf de eerste bladzijde heeft de lezer te maken met de favoriete bezigheid van de auteur: name dropping. Bovenop deze negen personen stapelt hij nog tientallen andere namen, zonder zich te bekommeren om de draagkracht van de lezer. De namen krijgen vaak geen introductie (who is who?). De auteur veronderstelt blijkbaar dat de lezer zijn referentiekader volledig deelt?

In de inleiding waarin Vangansbeke zijn negen woeste wellustelingen presenteert, noemt hij in zes bladzijden alleen al achttien namen: Vergilius, Gortchakov, Eugénie de Montijo, Hortense de Beauharnais, Offenbach, Bernard Gui, Willem van Nangis, Karel de Dikke, Clovis, Von Neipperg, Marie-Luise van Parma, Leopold III, Louis Napoleon, Henri IV, Jeanne d’Arc, Chateaubriand, Lamartine, Mitterand. En zo gaat het in het hele boekje door. Met een gemiddelde van drie unieke namen per bladzijde, kom je dus op ruim 400 namen.

Vreemd genoeg ontbreekt een personenregister. Wel is er een onbegrijpelijke selectie van 18 namen achterin het boekje opgenomen. Van Julius Caesar tot Rik van Cauweleart. Het is volstrekt niet duidelijk waarom deze juist deze 18 namen worden uitgelicht uit de naar schatting 400 namen die in het boekje rond dwarrelen. Wel prettig is dat er achterin een chronologie (lijst van hoogtepunten) uit het Tweede Franse Keizerrijk is opgenomen, te beginnen met 1802, het geboortejaar van Victor Hugo en Prosper Mérimée. Voor de bronnenvreter die Vangansbeke is, is een bibliografie van acht pagina’s (circa 200 titels voor 140 pagina’s tekst) weer niet verwonderlijk.

Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1855
Keizerin Eugenie en haar hofdames

Heeft de lezer na 140 bladzijden inzicht gekregen in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk? Voor mij wordt dit onderwerp volkomen ondergesneeuwd door de aanhoudende name dropping. Ik begrijp het plezier van de auteur om telkens naar zijn bronnen te verwijzen, maar hij slaat zoveel zijwegen in, noemt zoveel namen, dat de lezer niet alleen binnen een paar bladzijden buiten adem is maar ook de weg kwijt. De Franse ideologie onder Napoleon III is een boeiend onderwerp en verdient een heldere presentatie. De boulevards van Georges-Eugène baron Haussmann of de glamourportretten van Franz Xaver Winterhalter in neo-rococo stijl vertellen mij meer over de ideologie van Napoleon III dan de overijverige data mining van Vangansbeke

Omgevallen boekenkast

Gelezen: Tsaar Alexander I – de dubbele vadermoord van een christen-unionist
van Jeannick Vangansbeke

AlexanderIWat onderscheidt een goed van een slecht geschiedenisboek? Een geschiedenisboek kan bedwelmend mooi geschreven zijn, maar toch geen goed boek zijn. Of het kan academisch (dus saai!) geschreven zijn en juist wél een goed boek zijn. Bij een geschiedenisboek gaat het om de juiste balans tussen het verhaal en de opgediende informatie. Eigenlijk doet een goed geschiedenisboek hetzelfde als een goede geschiedenisleraar: een verhaal vertellen waar je niet alleen van opsteekt, maar dat ook inzicht geeft in de geschiedenis als wereldgebeuren, dus in de levende relatie tussen het verleden en de tegenwoordige tijd. Als dat in orde is, gloeien de oren vanzelf op.

Jeannick Vangansbeke lijkt op de geschiedenisleraar die met zijn rug naar de klas de flipover helemaal volschrijft met informatie. Hij vertelt niet, maar spuit kennis. Vangansbeke is een echte bronnenvreter en zijn intellectuele reikwijdte is beslist indrukwekkend. Zijn boeken over Alexander I en verschillende personages uit het Tweede Franse Keizerrijk rond Napoleon III hanteren dezelfde aanpak: kriskras door de negentiende eeuw, terwijl ook uitgeweken wordt naar de achttiende en twintigste eeuw. Op elke bladzijde dwarrelen de namen als confetti in het rond. Feestelijk wordt het echter niet, want de lezer kan hierbij moeilijk op adem komen.

Continue Name dropping hoort eigenlijk thuis in het personenregister van een geschiedenisboek. En omwille van de leesbaarheid zou de auteur van een niet-academisch boek ook zijn notenapparaat moeten beperken. Maar Vangansbeke heeft de gewoonte naar zijn literatuur te verwijzen door de auteursnaam en het jaar van uitgave tussen haakjes in de tekst zelf te plaatsen. (Zamoyski, 2005) staat dan voor Rites of Peace – the Fall of Napoleon and the Vienna Congress zoals de lezer in de bibliografie achterin het boek kan opzoeken. Door deze werkwijze wisselen namen van historische figuren en historische jaartallen zich voortdurend af met namen van historici en het jaar van publicatie. Deze dubbele name dropping maakt een tekst zeker niet leesbaarder.

Wanneer je eenmaal besloten hebt je hier doorheen te bijten, dring je een jungle binnen van historische kennis. Structuur moet je bij Vangansbeke niet zoeken. In zijn boek over tsaar Alexander I heeft hij het leven van zijn hoofdpersonage verdeeld in vier hoofdstukken: vadermoord, in de ban van Napoleon, Anti-Napoleon en Barones von Krüdener. Voor ingewijden is al duidelijk dat deze vier titels staan voor vier perioden in het leven van Alexander I, namelijk 1777 tot 1801, 1802 tot 1812, 1813 tot 1816 en tenslotte 1817 tot 1825. Deze hoofdstukken zijn dan weer onderverdeeld in een soort paragrafen onder een vetgedrukte tussenkop. Daarbij valt op dat het boek niet alleen warrig gestructureerd is, maar ook slordig geredigeerd. Waarom heet hoofdstuk 4 in de inhoudsopgave Barones van Krüdener maar staat er boven hoofdstuk 4 in de ban van barones van Krüdener?

Dat laatste hoofdstuk behandelt zeker boeiende materie, namelijk de Heilige Alliantie. Vangansbeeke noemt Alexander I een “christen-unionist” omdat hij alle christenen in Oost- en West-Europa met elkaar wilde verenigen in een heilig verbond met Christus als hoofd. In Engeland leidde Alexanders Heilige Alliantie tot gegniffel. De real-politici van het Brits imperium vonden Alexander I maar een naïeve idealist die bedwelmd was door het christelijke mysticisme van barones Von Krüdener. Ook vanuit de moderniteit gezien is dat zo. Toch was Alexanders streven om Europa te verenigen in een christelijk Europa van de oecumene een nobel streven dat in de twintigste eeuw een seculier vervolg kreeg.

Alexander en Wilson
Tsaar Alexander I en Woodrow Wilson

De auteur vergelijkt Alexander I dan ook terecht met Woodrow Wilson, die zo’n honderd jaar later de geestelijk vader werd van een de Volkenbond (1919-1946), een erfgenaam van de Heilige Alliantie. Voor Alexander I ging het in de eerste plaats om een morele orde in Europa met Christus als hoofd. Hierin liet zich de invloed van de Russisch-Orthodoxe Kerk gelden. Maar tegelijkertijd was de Heilige Alliantie de voorloper van de oecumenische beweging en de wereldraad van kerken die zich inspant om orthodoxie, katholicisme en protestantisme onder één dak te verenigen. Bij de Volkenbond (en haar opvolger de Verenigde Naties) is het religieuze aspect verdwenen en heeft godsdienst plaatsgemaakt voor pragmatisme: nooit meer oorlog.

Boek & film [ 6 ]

Gisteren uitgelezen: de stille dood (2009) van Volker Kutscher
In oktober gezien op ARD: Babylon Berlin (derde seizoen)

De stille doodToen de scenaristen Tom Tykwer, Achim von Borries en Henk Handloegten aan Volker Kutscher vroegen hoeveel vrijheid hij hen gaf met de verfilming van zijn eerste roman Der nasse Fisch, had hij hen gezegd: “Ich will euere Kreativtät in keiner Weise einschränken, bleibt bitte den Kern meiner Geschichte und meiner Figuren treu und erzählt dann, wie ihr wollt.” Het resultaat was de tv-serie Babylon Berlin, meer naar de geest van Der nasse Fisch dan een verfilming.

Het derde seizoen van Babylon Berlin baseerde zich op Der Stumme Tod, de tweede roman met inspecteur Gereon Rath. De drie scenaristen hadden zich nu nog meer vrijheid veroorloofd dan met de eerste twee reeksen die gebaseerd waren op Der nasse Fisch. Eigenlijk heeft het derde seizoen van Babylon Berlin niets meer met de roman te doen en je vraagt je af of “naar een idee van Volker Kutscher” zijn thrillers niet meer recht doet.

naar een idee van Volker Kutscher
Ironisch gezien, schrijft Kutscher iets dergelijks in Der stumme Tod (2009), jaren voordat hij voor een kapitaal de filmrechten van zijn boeken zou verkopen. Gereon Rath is bevriend met een journalist, die een collega (Heyer) heeft die zich naast zijn journalistieke werk bezig houdt met het schrijven van filmscenario’s. zo hoopt deze stiekem op een doorbraak. Maar de filmproducent gaat met zijn scenario aan de haal en Rath vraagt aan Heyer: “en mag dat dan maar gewoon? Mag iemand een scenario nemen en er iets heel anders van maken?” Heyer antwoordt: “Oppenberg heeft mijn scenario gekocht en hij kan ermee doen wat hij wil. En het verhaal zelf heeft hij ook niet veranderd.” Maar producent Oppenberg vond dat Heyer geen goede dialogen kon schrijven en huurde daar iemand anders voor in. Heyer vervolgt: “En het ergste is nog dat zijn naam in de aftiteling komt te staan. Mijn creatieve zweet blijkt alleen uit de even fraaie als snode vermelding “naar een idee van Willy Heyer.”

Tykwer, Von Borries en Handloegten zijn volledig hun gang gegaan met Der stille Tod. Alleen de hoofdfiguren Gereon Rath en Charlotte Ritter, een paar historische personages als Karl Zörgiebel (1878-1961) en Ernst Gennat (1880-1939) en wat ingrediënten uit de plot (de moord op een filmactrice, insuline injecties, een Berlijnse onderwereldkoning) hebben ze van Kutscher overgenomen. En uiteraard ook zijn “idee”.

Het Berlijn van Tom Tykwer is een soort mix van Disneyland en Gotham City, waarbij we in een achtbaan langs alle cliché’s van die goldene Zwanziger razen, met een nadruk op seks, drugs, jazz, occultisme en travestie.

Maar wat is dat idee dan? is het iets vernieuwends binnen het genre van de Krimi? Inmiddels is het genre zo uitgemolken dat vernieuwingen alleen nog mogelijk lijken in de marges van het subgenre. De combinatie van thriller en historische roman is ook al niet bepaald iets nieuws. Zelfs thrillers die zich afspelen in de Weimarrepubliek waren er al. Philip Kerr schreef tussen 1988 en 2018 veertien thrillers met Bernie Gunther die gesitueerd zijn in de jaren dertig en veertig in Berlijn. Ook voerde Kerr de historische figuur Ernst Gennat, bijgenaamd “de Boeddha” al op in zijn romans. Ook hierin was hij Kutscher dus al voor.

Waar de thrillers rond inspecteur Gereon Rath in uitblinken is in ieder geval in de Duitse gründlichkeit van de reconstructie van het tijdsbeeld. De geest van Leopold von Ranke met zijn objectieve geschiedschrijving, blijft in de Duitse film sterk aanwezig. Met name bij producent Bernd Eichinger. Twee peperdure producties als Der Untergang en Der Baader Meinhof Komplex baseerden zich op boeken (resp. Van Joachim Fest en Stefan Aust) die nauwkeurig probeerden te reconstrueren “wie es eigentlich gewesen war”.

In tegenstelling tot bovengenoemde films staan in Babylon Berlin de historische feiten op de achtergrond en de fictie op de voorgrond. Maar dat historische decor, het modernistische en progressieve Berlijn van de late jaren twintig tegen de achtergrond van het opkomende fascisme, is wat Babylon Berlin zijn look and feel geeft. Als dat er niet was geweest, dan was Babylon Berlin er waarschijnlijk ook niet geweest. Althans, niet in deze vorm. Want het is de duurste niet Engelstalige tv-productie uit de geschiedenis. Krimi und Geschichte is immers een winnende combinatie in Duitsland.

Het succes van de thrillers rond Gereon Rath wordt uiteindelijk bepaald door de setting en de historische nauwkeurigheid waarin Kutscher zijn verhalen laat afspelen. Zou je dit decor verwijderen, dan zou der Stumme Tod een combinatie blijven van elementen uit Rebecca (1940), Sunset Boulevard (1950) en Psycho (1960). Je zou ook kunnen zeggen een combinatie van Hitchcock en Wilder. Niet bepaalde de minsten dus. En ja, Kutscher kan gewoon ook goed schrijven. Los van de deal met de producent, is Babylon Berlin natuurlijk ook goed voor de verkoop van zijn thrillers. Maar het is niet zijn geesteskind. In het eerder aangehaalde interview met de Frankfurter Allgemeine zegt hij: “Ich versuche sehr streng zu trennen zwischen meinen Romanen und Babylon Berlin. Es ist eine Adaption und ich bin sehr glücklich dass es gelungen ist.”

Babylon Berlin
website van Babylon Berlin bij de ARD

Wat Tykwer, Von Borries en Handloegten van Der Stumme Tod hebben gemaakt, is eigenlijk kitsch, een Neuschwannstein (mag het een torentje meer zijn?) met teveel subplots, cliffhangers en extreme beelden. In Babylon Berlin gaat het om het spectaculaire. Daarbij lijkt Tykwer een voorliefde te hebben voor David Lynch-achtige geheimzinnigheid waardoor de kluwens van intrige een mate van onbegrijpelijkheid krijgen. Een van de verhaallijnen die aan Babylon Berlin zijn toegevoegd, speelt rond de beurskrach van 24 oktober 1929. Daarvoor hebben ze het verhaal een halfjaar eerder laten afspelen, in het najaar van 1929 in plaats van het voorjaar van 1930. Het Berlijn van Tom Tykwer is een soort mix van Disneyland en Gotham City, waarbij we in een achtbaan langs alle cliché’s van die goldene Zwanziger razen, met een nadruk op seks, drugs, jazz, occultisme en travestie.

Boek en film [ 5 ]

Berlin Alexanderplatz 1930

aan het lezen in De stille dood (2009) van Volker Kutscher

De stille doodHet succes van de krimi’s van Volker Kutscher is waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan de nauwkeurige reconstructie van het Berlijn rond 1930. Dat Kutscher ook historicus is, is duidelijk te merken want de fictie is naadloos verweven met de historische werkelijkheid. Uiteraard schemert de politieke realiteit, in dit geval de opkomst van het nationaal socialisme, door alles heen. De Gereon Rath-cyclus telt tot nu toe negen delen, begint in het voorjaar van 1929 en eindigt voorlopig in 1936 met de Olympische spelen in Berlijn. Natuurlijk valt de geschiedenis van het Derde Rijk ook als afzonderlijke Krimi lezen, maar de verhalen concentreren zich steeds rond de zaken van zijn hoofdpersonage Gereon Rath en “die Burg”, het hoofdbureau van de Pruisische politie aan de Alexanderplatz, keert als brandpunt telkens weer terug.

Berlijn gold in 1930 als de modernste metropool van Europa en was ook een van de grootste steden ter wereld. In het rijtje van drie grootste steden van Europa stond Berlijn met 4,3 miljoen inwoners tussen Londen en Parijs in. Er woonden in 1930 dus meer mensen in de Duitse hoofdstad dan tegenwoordig (3,8 miljoen). Kutscher kent het Berlijn van 1930 zo goed, dat het lijkt alsof hij er zelf net nog rondgelopen heeft. Toch kan hij Gereon Rath niet helemaal in de voetsporen van Franz Biberkopf laten lopen…

In 1927 presenteerde het Berlijnse raadslid Martin Wagner een plan voor de herinrichting van de Alexanderplatz. Het plein moest omgebouwd worden naar een kosmopolitisch stadsplein. Omdat “der Alex” toen ook al het belangrijkste verkeersknooppunt van de stad was, waar oost en west bij elkaar komen, moesten spoor-, metro-, en buslijnen tijdelijk omgeleid worden en ook door de enorme drukte werden de bouwwerkzaamheden bemoeilijkt. Grondwater moest voortdurend weggepompt worden en voetgangers kregen via loopplanken alternatieve routes aangeboden. In september ging het plein op de schop. Begin dertiger jaren zou “der Alex” één grote bouwput zijn, zoals de Potsdammerplatz 60 jaar later.

Berlin Alexanderplatz 1930
De oude Alexanderplatz met links warenhuis Tietz en rechts het Königstädtisches Theater

Der stumme Tod is de tweede zaak van inspecteur Gereon Rath en speelt zich af tussen vrijdag 28 februari 1930 en donderdag 13 maart 1930. We zien Rath dus inderdaad steeds over planken door de modder lopen om bij “die Burg” te komen. We vinden hem ook regelmatig bij Aschinger op de Alexanderplatz, waar veel van zijn collega’s lunchen. Maar soms gaat hij liever naar Aschinger in de Leipzigerstrasse 60 als hij zijn collega’s wil ontlopen. Behalve deze twee lokaties waren er nog 32 andere vestigingen van Aschinger in Berlijn. Tijdens de bombardementen en de Slag om Berlijn werd 80% van het Aschingerimperium verwoest. Na de oorlog zou het nooit meer de omvang krijgen die het had in de twintiger en dertiger jaren toen Aschinger in Berlijn machtiger was als McDonalds nu.

Een ander ijkpunt op de Alexanderplatz is warenhuis Tietz. Het reusachtige Kaufhaus werd in 1905 in Wilhelminische stijl opgericht. Daarna volgden nog twee uitbreidingen waardoor het in 1911 het grootste warenhuis ter wereld werd. Tietz was overigens niet het enige warenhuis aan de Alexanderplatz. In 1911 openden ook Wertheim en Hahn hun deuren. Zo werd “der Alex” in de laatste jaren van het Keizerrijk hét winkelcentrum van Berlijn.

TietzIn oktober 1905 werd het nieuwe warenhuis officieel geopend. Maar de bouwwerkzaamheden begonnen opnieuw in 1907/08 en opnieuw later in 1910/11 – het warenhuis kreeg twee uitbreidingen. Als het klaar is, wordt het het grootste warenhuis ter wereld! Langs de Alexanderstraße beslaat het nu een front van 250 meter – nog een wereldrecord, omdat het het langste warenhuis ter wereld heeft. Boven de gevel aan de voorzijde draagt het gebouw een wereldbol met de naam Tietz – de beroemde Tietz- wereldbol.” Bron: anderes-berlin.de

Op dat moment stonden de twee hypermoderne gebouwen van Peter Behrens er nog niet. Het Berolinahaus en het Alexanderhaus. Daarvoor moesten Aschinger, Zum Hirschen, het Königstädtisches Theater en de huizen langs de Dircksenstrasse worden afgebroken. Dit geeft aan hoe het stadsbestuur stond tegenover het Wilhelminische verleden. Maar ook hoe de architecten van de Neue Sachlichheit stonden tegenover het eclecticisme van de late negentiende eeuw dat tot in de Eerste Wereldoorlog zou voortduren. De navolgers van Adolf Loos lijken de titel van zijn beroemde essay Ornament und Verbrechen serieus te hebben genomen.

Berlin Alexanderplatz 1930
De nieuwe Alexanderplatz in 1931 met links het Berolinahaus en rechts op de voorgrond warenhuis Tietz

De sloopwerkzaamheden aan de Alexanderplatz begonnen in september 1929, een maand voor de beurskrach op Wallstreet. Een stukje keizerlijk Berlijn werd in naam van de vooruitgang met de grond gelijk gemaakt. De jaren daarna verrees het spiksplinter nieuwe Berolinahaus. Dat moet destijds een opfrissing zijn geweest. Maar wanneer je niet weet dat het een van de klassieke voorbeelden van de Nieuwe Zakelijkheid is, dan hou je het nu voor een van de ontelbare betonnen dozen die er sindsdien gebouwd zijn. Overigens kon niet het hele plan worden uitgevoerd omdat door de economische crisis investeerders zich hadden teruggetrokken. Dat het Berolinahaus en Alexanderhaus 89 jaar geleden toch hun deuren konden openen is te danken aan Amerikaanse investeerders. Berlijn had zich weer eens op de kaart gezet als de modernste stad van Europa.

Boek & film [ 5 ]

aan het lezen in De stille dood (2009) van Volker Kutscher

de stille doodTwee jaar geleden las ik schaduw over Berlijn, de Nederlandse vertaling van Der nasse Fisch, de eerste thriller van Volker Kutscher met inspecteur Gereon Rath. Vorige week begon ik aan De stille dood, het tweede deel uit de Gereon Rath-cyclus dat nu ook in het Nederlands vertaald is. Kutscher verkocht de filmrechten en het resultaat van deze deal is de duurste niet-Engelstalige tv-serie ooit gemaakt: Babylon Berlin. Het eerste seizoen verscheen in 2017 het tweede in 2019 en werd in oktober door de ARD uitgezonden.

Het tweede seizoen van Babylon Berlin baseert zich op de tweede thriller uit de cyclus en is net als het eerste seizoen weer zwaar onder handen genomen door de scenaristen Tom Twyker, Achim von Borries en Henk Handloegte. Babylon Berlin II is geen verfilming van Der Stumme Tot, evenmin als Babylon Berlin I een verfilming van Der nasse Fisch was. Het is een herschepping, waar veel aan is toegevoegd. Maar er is ook veel overgenomen. Zoals de zaak en het plaats delict, een filmstudio in Neu Babelsberg waar de gevierde actrice Betty Winter verpletterd wordt onder een gloeiendhete nitraatlamp die uit de hoogte van de filmstudio naar beneden stort. Dat gegeven en de hoofdrolspelers Gereon Rath en Charlotte Ritter worden in Babylon Berlin overgenomen.

Maar veel is door Twyker, Von Borries en Handloegte veranderd. Zo begint het verhaal niet op vrijdag 28 februari 1930, als het carnaval van 1930 begint, maar in het najaar van 1929. De scenaristen hebben namelijk per se de beurskrach van 1929 in het tweede seizoen van Babylon Berlin willen opnemen. Zo is er eigenlijk nóg een verhaal met personages aan toegevoegd. En daar blijft het niet bij. Omdat Babylon Berlin gemaakt is als serie, zijn er verhaallijnen in verweven uit effectbejag. Zo is het tweede seizoen van Babylon Berlin, vergeleken met Der stumme, een explosief brouwsel geworden met net iets teveel ingrediënten, waaronder occultisme, obligate homo- en lesboscenes, seks, drugs en een snufje David Lynch.

Ik verheug me al op de vertaling van Goldstein, de derde thriller met Gereon Rath en daarna liggen er nog vijf thrillers te wachten op vertaling. Maar wie niet wachten kan, kan deze al in het Duits lezen:
 
Der nasse Fisch Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2008
Der stumme Tod Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2009
Goldstein Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2010
Die Akte Vaterland Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2012
Märzgefallene Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2014
Lunapark Kiepenheuer & Witsch, Cologne 2016
Marlow Piper, Munich 2018
Olympia Piper, Munich 2020

Het bijzondere van de thrillers van Volker Kutscher is dat ze zich afspelen in de overgangsjaren van de Weimarrepubliek naar de nazidictatuur en ons deze periode laat herbeleven. Want de vraag hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren, blijft fascineren. De Weimarrepubliek was de eerste democratie in Duitsland maar zou slechts 14 jaar bestaan. Het antwoord dat Kutscher geeft is niet expliciet of eenduidig, maar hij slaagt er zo goed in om de laatste jaren van de Weimarrepubliek te laten herleven, dat we ons kunnen gaan voorstellen dat de zedenloosheid en criminaliteit zoals die in Berlijn ruimschoots aanwezig waren, heel Duitsland in de afgrond hebben gestort. Daarom heet de tv-serie ook Babylon Berlin.

In Der Stille Tot lopen we zelf rond in Berlijn van 1930. De eerste zaak van Gereon Rath (der nasse Fisch) ging over het rode gevaar en de connecties met Moskou. Zijn tweede zaak (der stumme Tot) gaat over de connecties tussen de filmproducenten en de onderwereld van Berlijn. Deze onderwereld, die Fritz Lang in zijn legendarische film noir M – Eine Stadt sucht einen Mörder uit 1931 koppelde aan de opkomst van het nationaal socialisme, speelt in de thrillers van Kutscher een soortgelijke rol. Eigenlijk neemt de machtige onderwereld de stad over en in 1933 het hele land.

Boek & Film [ 1 ]