gelezen: Noodlot (1890) van Louis Couperus
Je hoeft niet in het noodlot te geloven om de tweede roman van Louis Couperus uit 1890 te kunnen waarderen. Hij schreef deze na zijn doorbraak met Eline Vere in 1889. Het naturalisme beleefde rond 1890 haar hoogtepunt en de noodlotsgedachte was de stuwende kracht achter dit sombere genre waarin de mens speelbal is van het lot dat hem elke marge van vrijheid ontzegt. De personages die in de naturalistische roman door het noodlot vermalen worden, plegen dan ook vaak zelfmoord. Emma Bovary, de eerste tragische heldin van het naturalisme, deed het. Tallozen (vaak vrouwen) volgden haar na waaronder Anna Karenina en Eline Vere. Ook Noodlot eindigt met een zelfmoord, een dubbele zelfs.
Noodlot in twee uitgaven (1990 en 1974) en de biografie over Couperus van Frederic Bastet uit 1987
De dubbele zelfmoord in Noodlot had Couperus min of meer afgekeken bij Spoken, een toneelstuk uit 1881 van van Henrik Ibsen. Waarschijnlijk kwam Couperus in 1889 met dit stuk in aanraking tijdens een vakantie in Noorwegen. Zijn Noorse reisimpressies verwerkte hij ook in Noodlot. Zo bezoeken de hoofdpersonen Noorwegen. Eve, de vrouwelijke hoofdpersoon is aanvankelijk verrukt over Noorwegen:
“Het is bijna Italië! sprak Eve opgetogen. En dit is nu toch Noorwegen! Ik stelde me Noorwegen altijd geheel en al voor, als het Romsdal is: woest, met ruwe gebergten als den Romsdalhorn en den Trolltinder en met woedende watervallen als de Sletta-fos, en dit is zoo allerliefst, zoo zacht met al dat blauw! Ik zoû hier op dit punt wel een kasteel willen bouwen en hier blijven wonen, en dan zoû ik mijn kasteel Eve-Bower noemen en een heeleboel witte duiven houden; die zouden zoo aardig vliegen in die blauwe lucht…”
Bron:
dbnl.org
Maar voor Frank, Eve’s verloofde, roept Noorwegen iets heel anders op:
Zwaar gevoelde hij de noodlottigheid van het leven en de onrechtvaardigheid der levensaaneenschakelingen en hij zag in, dat hij zijn eigen ongeluk had opgeroepen door slechts een enkel woord… Een enkel woord: Noorwegen! Noorwegen, Eve, Franks liefde, Franks aanstaand huwelijk, zijn eigen ondergang… hoe hatelijk duidelijk zag hij die enkele schakelen zijner levensketen in elkaâr geklonken! Eén woord, uit eene domme intuïtie geuit, – Noorwegen; en hij bewerkte onherroepelijk het geluk van twee anderen, ten koste van zichzelven! Onrechtvaardigheid, onrechtvaardigheid!
Bron:
dbnl.org
Couperus klinkt het woord noodlot met de mjölnir vast aan Noorwegen. Frank lijkt niet alleen Noorwegen te vervloeken, maar ook zichzelf. Hij had immers zelfs voor Noorwegen gekozen!
O, had hij maar gezwegen van Noorwegen! Wat gaf hij om dat eene, noodlottige, land boven alle andere landen? Waarom niet Spanje, Rusland, Japan, mijn God, Kamschatka voor zijn part; waarom juist Noorwegen!! Domme intuïtie, die zijn vervloekte lippen verlokte te zeggen: Noorwegen, en onrechtvaardigheid van het lot, het leven, van alles!!
Bron:
dbnl.org
Zo geniepig werkt het noodlot dus, het komt als een “vrije gedachte” in ons op om ons tenslotte te verstrikken. Wie kan daar uit ontsnappen? Geen mens, want juist in onze eigen “vrije keuzes” worden we door het noodlot besprongen, een wild beest dat ons verscheurt.
Romsdalshornet “hoog optreurend in de nijdig fronsende lucht, die, door stortregen opgezwollen, vuilzwarte wolken langs hunne koppen voortslierde en in het zwijgende water een donkere schaduw neêrsloeg.” [Foto van
Axel Lindahl 1890]
Het fjord lag recht voor hen, als een ranke reep wazig stil water, omketend door zijne, in regenmist weggrijzende, bergen. In dien mist waren zij als doorschijnend, schimmen van bergen gelijk, vaag van lijn,
Lauparen en
Vengetinder, Trolltinder en
Romsdalhorn, hoog optreurend in de nijdig fronsende lucht, die, door stortregen opgezwollen, vuilzwarte wolken langs hunne koppen voortslierde en in het zwijgende water een donkere schaduw neêrsloeg. En de bergen weenden, als ijle, roerlooze spoken, somber-droevig en tragisch onder een ontzachelijke, bovenmenschelijke smart: een leed van reuzen en azen; het fjord, met zijn stadje, – wat groezelige vlakjes van dakjes en huizen en het vaalwitte châlet van het Grand-Hôtel, – het weende, roerloos onder de zwarte afspiegeling van de lucht; een spectrale kilheid rees uit de kom van het fjord op naar die drie menschen in de hoogte, niets, verloren in het tastbare waas van den nevel, die zwaar op hunne oogleden zonk. De regen viel niet neêr, maar scheen slechts als vocht af te sijpelen uit het zwarte floers der wolken, die nog niet scheurden en in het westen, tusschen de bergen, die zich openden om een streepje der oceaan te laten doorschemeren, trilde iets bleckgouds en vaalrozigs, nauwlijks een paar lijntjes roze en een tikje goud: de aalmoes van een zonsondergang…
Bron:
dbnl.org
Lot of noodlot is de gedachte dat er een noodzakelijk en onveranderlijk verloop in het leven van een mens of dier plaatsvindt, waarbij de persoon in kwestie niet bij machte is zelf invloed op deze gang van zaken uit te oefenen. In een verwante betekenis verwijst de term naar een specifieke stand van zaken die in de reeks der gebeurtenissen noodzakelijkerwijs verwerkelijkt wordt. Daarmee past de term binnen een deterministische wereldbeschouwing (“er is geen macht op aarde die het lot ondermijnt”).
Bron: nl.wikipedia.org
Na Noodlot schreef Couperus een roman die veel hoopvoller is. Extase bezingt de geestelijke liefde. Als ondertitel koos hij zelfs voor “Een boek van geluk”. Toch zou het noodlot als thema steeds terugkeren, met name in zijn laatste grote roman Van oude mensen de dingen die voorbijgaan. Maar zo somber als Noodlot zou het niet meer worden. Couperus zag toch nog een sprankje hoop in de menselijke misère. Daarmee was de oppermacht van het noodlot gebroken.
Noodlot [nl.wikipedia.org]