vandaag is Cees Nooteboom 90 geworden
Hoewel John Steinbeck in Travels with Charley maar drie bladzijden wijdt aan zijn passage door Montana, is hij lyrisch over deze Amerikaanse staat in de lege Noordwesthoek van de Verenigde Staten. Hij noemt zijn verblijf in Montana zelfs een “liefdesgeschiedenis“. Hier vindt hij nog iets van de wildernis waarvan Owen Wister in The Virgininan (1902) al schreef dat deze niet meer bestond.
Montana is in oppervlakte de derde staat van de VS met 381.000 km. Maar er wonen slechts 1,1 miljoen mensen, waarvan 100.000 in de grootste stad Billings. Met 2,7 inwoners per vierkante kilometer is Montana bijna net zo dun bevolkt als de Westelijke Sahara. Als je bedenkt dat zeker de helft van de bevolking in de steden woont, betekent dat het grootste deel van Montana leeg en verlaten is. Dat was een van de redenen waarom Steinbeck zo van Montana hield, hij vond er de rust die voor de kolonisering van het Westen overal geheerst moet hebben, van de Mississippi tot aan de Stille Oceaan. Ook is hij gecharmeerd van het plaatselijke dialect dat hij in 1960 nog in Montana hoort. De staat lijkt zich nog te hebben onttrokken aan de globalisering via televisie, media en moderne infrastructuur. Montana is voor Steinbeck wat Mount Katahdin voor Thoreau was: de natuur zonder de stoorzender die “mens” heet.
Ook Cees Nooteboom schrijft over de leegheid van Montana. Een van de typisch Notenboomiaanse overpeinzingen gaat over de vorm van Montana van bovenaf gezien. Hij stelt zich voor waar hij is, gevangen binnen de bijna-rechthoek die de grens van Montana in feite is. De kaarsrechte lijnen die op de tekentafel getrokken zijn, bestaan in de natuur niet. Natuurlijk niet. Alleen de westelijke grens van Montana is grillig alsof de twee rechte lijnen die de noord- en zuidgrens vormen zich ineen ineens bedacht hebben en naar elkaar toe gaan lopen langs de natuurlijk grens van een bergketen. “Men kan zich afvragen wat die dingen ertoe doen, maar ik vind het behaaglijk, die merkwaardige, aan de linkerkant door een spitsmuis afgekloven vorm.”
Geert Mak en Cees Nooteboom schrijven beiden over de Lewis en Clark-expeditie (1804-1806) die voor het ontsluiten van het Westen zo belangrijk is geweest. En voor de indianen zo dramatisch. Deze expeditie wordt voor mij nog steeds omhuld door het aura van de Romantiek. Net als bij de expeditie van Napoleon naar Egypte (1788-99) of de ontdekkingsreis van Alexander van Humboldt naar Zuid-Amerika (1799-1803) vond de Lewis en Clark expeditie plaats in dezelfde periode (1898-1806) waarin in Duitsland de romantiek werd “uitgevonden”. Romantisch waren deze expedities allerminst, niet alleen door de ontberingen maar ook door het zakelijke doel. Jefferson was er heel duidelijk over: doelen. “To find the most direct and practicable water communication across this continent, for the purposes of commerce.” Ook al is de expeditie voor de wetenschap van grote betekenis geweest (net als bij de expeditie van Napoleon naar Egypte) tenslotte ging het om geopolitieke en economische belangen.
Nooteboom stelt vast dat in Montana het wantrouwen naar het “Oosten” (lees: Washington) nog steeds bestaat. De staat werd en wordt nog altijd gezien als een wingewest. De investeerders kwamen aanvankelijk allemaal uit het Oosten. En daar ging ook de winst heen. In het Seal of Montana (1865) worden pioniers met de woorden “oro y plata” (goud en zilver) verleid om naar Montana te komen. The Treasure State is daar zelf niet rijk van geworden. Terwijl Californië en Texas de twee rijkste staten van de VS zijn, is Montana (na Californië en Texas) in oppervlakte de derde staat, toch de op drie na armste staat. Hoewel arm? De economie van Montana was in 2022 met een Bruto Binnenlands Product van 65 miljard nog altijd even groot als die van Ghana (32,8 miljoen inwoners).