De stijlperiode tussen ‘Biedermeier’ en vóór Berlage wordt in Nederland wel eens met De Lelijke Tijd aangeduid. Het is de periode van het historisme (1835-1895). Daarin worden historische stijlen zoals rococo of gotiek geïnterpreteerd en gecombineerd tot een uitbundige – typisch 19de eeuwse – stijl.
Om ‘de kaalslag’ van het modernisme na de Eerste Wereldoorlog te kunnen begrijpen, zou je je eigenlijk eerst moeten ‘opsluiten’ in de negentiende eeuw. De regeerperiode van koningin Victoria (1837-1901) viel samen met het historisme, vandaar dat we deze tijd meestal het Victoriaanse tijdperk noemen. Maar we zouden het ook het tijdperk van Franz Jozef kunnen noemen. Deze was van 1848 tot 1916 keizer van Oostenrijk-Hongarije. Je hoeft maar naar films van D.W.Griffith te kijken om te weten dat de gezwollenheid van de negentiende eeuw tijdens de Eerste Wereldoorlog nog steeds niet echt was doorgeprikt. Maar na 1920 ging het ineens hard: het Russische constructivisme, het Bauhaus en De Stijl sloegen met hun sloophamers de negentiende eeuwse bombast aan barrels. De moderne twintigste eeuw moest nuchter, strak en zakelijk zijn.
In de winter van 1995 was er in het Rijksmuseum de tentoonstelling De Lelijke Tijd te zien met kunstnijverheid uit de periode 1835-1895. Ik heb die helaas niet gezien, maar wanneer ik op Google Images zoek op “Victorian furniture” dan haal ik al die lelijkheid weer ruimschoots in. Een bezoek aan Huis Doorn volstaat ook. De laatste Duitse keizer staat immers bekend om zijn bedorven smaak. Ook de Franse keizer Napoleon III leed aan ‘stijl-boulimie’. Zo is de Opéra Garnier die onder Napoleon III gebouwd werd exemplarisch voor de neo-barok van het Tweede Keizerrijk. De neo-barok werd tot in de twintigste eeuw toegepast, van Duitsland (waar het de Wilhelminischer Stil genoemd werd met o.a. Reichstag, Bodemuseum, Berliner Dom) tot de Verenigde Staten (Philadelphia City Hall en Singer Building in New York).
Voor de negentiende-eeuwse objecten is lange tijd nauwelijks belangstelling geweest, waardoor zij opgeborgen bleven op zolders en in kelders en depots van de musea. In de vorige eeuw keek men graag naar stijlen uit het verleden en verwerkte daar elementen uit. De twintigste eeuw zette zich tegen dergelijke mengvormen af. Het museum spreekt over originele en verbazingwekkende meesterwerken, maar wil de bezoeker vooral in staat stellen een eigen oordeel te vormen. Meubelen en zilver staan centraal op de tentoonstelling, omdat Nederland juist op deze gebieden veel heeft ge presteerd. Keramiek werd veelal uit het buitenland geïmporteerd of naar Engels voorbeeld gekopieerd. De eerste neo-stijl die in de negentiende eeuw veel toepassing vond, was de neo-gothiek. Op de tentoonstelling zal onder meer een neo-gothische zilverkast van koning Willem II te zien zijn, evenals de troonzetel die hij bij zijn inhuldiging in 1840 gebruikte.
Ook zullen rijk versierde ‘tentoonstellingsstukken’ worden geëxposeerd die speciaal gemaakt werden voor nijverheids- en wereldtentoonstellingen. In de tweede helft van de negentiende eeuw was het scala van stijlen waaruit men putte enorm, zoals op de expositie moet blijken. Daarin wordt een belangrijke plaats ingeruimd voor Pierre Cuypers, de architect van het Rijksmuseum. Hij was niet alleen de bouwmeester bij de herbouw van kasteel De Haar bij Utrecht, en ontwerper van talloze gebouwen (kerken, stations, huizen) maar ontwierp ook de interieurs en de meubelen en ornamenten. Een selectie daarvan is in ‘De Lelijke tijd’ te zien.
Bron: trouw.nl
De Lelijke Tijd [ volkskrant.nl ] | eclecticisme [ nl.wikipedia.org ]