de schilder en zijn broodheer [ 4 ]

Jacques Louis David (1748-1825) en De Eed op de Kaatsbaan (1791)
 

Doordat de overheid zich als geïnstitutionaliseerde mecenas terugtrekt, worden veel kunstenaars die ooit afhankelijk waren van subsidie, nu gedwongen een knieval te maken voor „de markt„. In veel gevallen moeten deze kunstenaars om te overleven, net als vroeger, weer de persoonlijke en commerciële belangen gaan dienen van rijke particuliere opdrachtgevers.

Een serie over de schilder en zijn opdrachtgever in de periode 1712-1912. Aflevering 4: Jacques Louis David en De Eed op de Kaatsbaan 1791

David
De Eed op de Kaatsbaan 1791
Het onweer en de wapperende gordijnen verwijzen naar Pinksteren en 20 juni 1789
moest de nieuwe, vaderlandse Pinksterdag worden waarop iedereen grondwettelijke burger was geworden.

In zijn essay over de Franse classicistische schilder Jacques Louis David in The Power of Art, schrijft Simon Schama het volgende: “David zat nu in de handel in helden en boeven ( in zekere zin was dat altijd zo geweest).” Het idee van de autonome vrije kunstenaar stamt uit de Romantiek. Eigenlijk is men daar pas na Van Gogh in de twintigste eeuw echt in gaan gelóven. Maar kunstenaars zijn natuurlijk, net als alle zelfstandige ondernemers, altijd afhankelijk geweest van opdrachten en dus van opdrachtgevers. Traditioneel was dat de kerk, de adel en de rijke burgerij. Later is daar de staat bij gekomen. De opdrachtgevers bepaalden wat ze wilden zien en als de kunstenaar er zich niet aan hield, sneed hij zichzelf financieel en sociaal in de vingers. Als je gevraagd werd een portret te schilderen, ging je dus echt niet vragen of je opdrachtgever of zijn club wel deugden. Het begrip “verantwoord ondernemen” kwam niet in de gedachten op. Handel was handel, ook voor de kunstenaar.

De historieschilder moest in zijn werk verder gaan dan de portretschilder. Hij hoefde dan wel niet het portret van helden en boeven te schilderen, maar wel hun streken. Op doek moesten deze er uiteraard als heldendaden uitzien. Historieschilderkunst is eigenlijk altijd propaganda geweest en de schilder liet zich daar voor inhuren. Maar het gebeurde natuurlijk ook wel dat de kunstenaar van harte de propaganda, die hij overigens helemaal niet als propaganda zag, toejuichte. Dat is bijvoorbeeld het geval in de voorstudie voor de Eed op de Kaatsbaan van Jacques Louis David mogelijk in opdracht van de Jakobijnen. Het was een ambitieuze opdracht, vergelijkbaar met de opdracht die David veertien jaar later kreeg om Le Sacre de Napoleon te schilderen. Voor de Eed op de Kaatsbaan moest David vijfhonderd personen afbeelden op een doek van negen meter breed en zes meter hoog.

David
David’s schetsen voor de eed op de kaatsbaan

Om het enorme doek te bekostigen begon hij fondsen te werven. Drieduizend mensen schreven in op het project en hoopten daarvoor later een kopie te krijgen. Maar David zou zijn opdracht nooit voltooien. De Eed op de Kaatsbaan (Jeu de Paume) had in 1789 plaatsgevonden. Het werd beschouwd als de Dageraad van de Nieuwe Natie en uiteraard moest het grote moment vereeuwigd worden, want de staat had ook iconen nodig. David‘s opdracht is dus prima vergelijkbaar met de opdracht van John Trumbull. In 1786 had deze al een schilderij gemaakt van de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten in 1776. Maar David begon zijn opdracht te kort na het historische moment. Frankrijk was nog altijd in rep en roer. Toen David in 1791 zijn opdracht aannam, waren al heel wat eedgenoten tot schurken bestempeld. Simon Schama schrijft: “In plaats van armen die allemaal in dezelfde richting werden uitgestrekt, ontstond er een epidemie van beschuldigende vingers.”

David zat nu in de handel in helden en boeven (in zekere zin was dat altijd zo geweest).

Simon Schama in The Power of Art

David had de kant van de Jakobijnen gekozen en was zelfs bevriend geraakt met Marat en Robespierre, twee leidende figuren tijdens het schrikbewind in 1793-1794. Twee jaar na De Eed op de Kaatsbaan moest David dus aan geschiedsvervalsing gaan doen. Eedgenoten die als verraders waren ontmaskerd, moesten uitgewist worden en kregen dus geen plek meer op het schilderij. Maar de schifting was nog steeds in volle gang zodat David‘s opdracht een mission impossible was geworden.

De voorstudie met pen en inkt die zich in het Musée National du Chateau in Versailles bevindt, is eerder een portret van de sfeer van bevrijding dan een groepsportret van historische individuen. De Eed op de Kaatsbaan wordt met religieuze symboliek versterkt. Het onweer en de wapperende gordijnen verwijzen naar Pinksteren en 20 juni 1789 moest de nieuwe, vaderlandse Pinksterdag worden waarop iedereen grondwettelijke burger geworden was. Het ging om de broederschap van alle Fransen. Maar in 1791 was de Revolutie al begonnen om haar eigen kinderen te verslinden. Aristocraten als de la Fayette en Mirabeau die de Revolutie hadden gesteund werden niet meer vertrouwd. Na de euforie begon men overal samenzweringen te zien. Dat zou David in 1794 bijna de kop kosten…

nl.wikipedia.org | jacqueslouisdavid.org