Ook Claude Monet (1840-1926) heeft goed gekeken naar het kleurgebruik en de werkwijze van Jean-Honoré Fragonard (1732-1806). In thematiek volgde hij ook de achttiende eeuwse meester van het rococo. Beiden hielden van doorgangen in het groen en schilderden naar hartenlust paradijselijke tuinen. Maar voor liefkozende paartjes die de tuinen van Fragonard bevolkten, was bij Monet geen plaats. Bij hem speelde het licht de hoofdrol, het liefst gereflecteerd door waterpartijen met waterlelies.
Het groen bij Monet is veel harder dan bij Fragonard. Dat komt door de grote kleurkracht van de synthetische groene pigmenten smaragd groen en viridiaan die in de negentiende eeuw ontdekt waren. Deze twee nieuwe kleuren werden vanaf 1860 in tubes op de markt gebracht.
Monet en Fragonard hebben in hun artistieke loopbaan beiden veel succes gekend, maar hun weg naar erkenning verliep in omgekeerde richting: Fragonard had in het begin van zijn carrière de wind mee, maar Monet moest tot zijn veertigste sappelen. Toch eindigde de laatste als een wereldberoemd en gefortuneerd kunstenaar terwijl men Fragonard aan het eind van zijn leven totaal vergeten was.