op 22 juli j.l. bezocht ik de Staatliche Kunsthalle in Karlsruhe
De Staatliche Kunsthalle (1837-1846) in Karlsruhe behoort samen met het Altes Museum (1823-1830) van Schinkel in Berlijn , de Glyphothek (1816-1830) en Alte Pinakothek (1826-1836) van Von Klenze in München tot de oudste musea in Duitsland, die gebouwd zijn tijdens de zgn. Vormärz (1815-1848). In Nederland noemen we deze periode de Restauratie.
In 1815 werd de tijd teruggedraaid tot vóór de Franse Revolutie en kwamen de monarchen in Europa weer stevig in het zadel te zitten. Duitsland maakte na het Congres van Wenen (1815) deel uit van de Duitse Bond, een verbond tussen talloze Duitse staatjes en grote staten als Pruisen en Beieren onder hegemonie van Oostenrijk. Nationale en liberale bewegingen pasten niet in de conservatieve koers die vanuit Wenen vastgesteld was. Vooral na 1819 werd het Duitse nationalisme onderdrukt en tot 1848 was de Duitse Bond in feite een amalgaam van monarchistische dictaturen.
Karlsruhe was in die periode de residentie van het groothertogdom Baden (1806-1918). Net als de koningen Wilhelm Friedrich III en IV van Pruisen en Maximiliaan I en Ludwig I van Beieren, waren de groothertogen Ludwig I en Leopold autocraten. Ze wilden rechtvaardige heersers zijn en hun volk verheffen. De kunst was een belangrijk middel om het volk op te voeden. Omdat het wereldbeeld van de monarch verkondigd moest worden, moesten de kunstenaars een politiek programma volgen.
Een belangrijk onderdeel van een politiek programma is de interpretatie van het verleden. In de praktijk loopt dat vaak uit op geschiedvervalsing. In de negentiende eeuw greep men ook graag terug op een geïdealiseerde klassieke oudheid. Na de Franse Revolutie was door Napoleon de empirestijl geïntroduceerd als dé stijl van het Franse Keizerrijk. Nadat Napoleon verslagen was, bleef het classicisme waar de empirestijl van afgeleid was, grote aantrekkingskracht houden op de monarchen. Zo wilde Ludwig I van Beieren zijn hoofdstad München herscheppen tot het “Athene aan de Isar”. Zijn belangrijkste architect Leo von Klenze ontwierp de ene na de andere variatie op een Griekse tempel. Zijn collega Schinkel deed hetzelfde in Berlijn. Architectuur is voor dictators altijd een belangrijk medium geweest om het volk te imponeren.
Tijdens de Franse Revolutie was er naast volksverheffende classicistische architectuur nog een andere tendens opgekomen. Kunstverzamelingen die zich altijd achter de gesloten muren van het paleis hadden bevonden, werden voor het publiek toegankelijk gemaakt. Het Louvre werd zo een van de eerste vrij toegankelijke musea ter wereld. Tijdens de Restauratie besloten de monarchen deze ontwikkeling voort te zetten. Het tonen van de privécollectie aan het volk had een opvoedkundige waarde. Bovendien moest er eerst een museum gebouwd worden en daarmee konden zij ook een politiek statement maken.
De eerste musea in Duitsland, het Altes Museum (1823-1830) van Schinkel in Berlijn en de Glyphothek (1816-1830) in München van Von Klenze waren volledig in classicistische stijl gebouwd. Het waren in feite Griekse tempels, waar de kunst op het altaar stond. Maar de Alte Pinakothek (1826-1836) en de Staatliche Kunsthalle (1837-1846) in Karlsruhe zijn in een andere stijl gebouwd. Met hun boogvensters doen ze aan een Byzantijns of Romaans bouwwerk denken. In 1837 had groothertog Leopold van Baden Heinrich Hübsch (1795-1863) aangesteld als de architect van de Staatliche Kunsthalle.
Op 22 juli bezocht ik hier de tentoonstelling Bauen und Zeigen die een groot deel van de geschiedenis (1837-1988) van de Staatliche Kunsthalle laat zien.
Die Kunsthalle Karlsruhe ist ein Erfahrungsraum von einzigartiger Prägung und Qualität. Das Hauptgebäude aus vier Trakten – entstanden zwischen 1837 und 1988 – umfängt seine Besucher mit einer Vielfalt an räumlichen Angeboten und Atmosphären, die das Wahrnehmungserlebnis von Kunst wesentlich mitbestimmen.
Die Ausstellung BAUEN UND ZEIGEN richtet ihre Aufmerksamkeit auf die bauliche, räumliche und materielle Dimension der Kunsthalle und greift dabei auch auf immaterielle Aspekte der Museumsgeschichte aus – von den Hausordnungen bis zu den musealen Leitbildern. Sie fragt, wie die Beziehung zwischen Räumen, Kunstwerken und Betrachtern historisch gestaltet wurde und welche Voraussetzungen heute für das Zusammenspiel von Menschen mit Räumen, Werken und Dingen in der Kunsthalle bestehen. Die Kunsthalle selbst ist somit das erste und wichtigste Exponat der Ausstellung. Bron:Bauen un Zeigen [ kunsthalle-karlsruhe.de ]
Ik was vooral geïnteresseerd in de fresco’s van de Biedermeierschilder Moritz von Schwind. Vier jaar geleden had ik in Schloss Hohenschwangau al de fresco’s gezien die hij daar in opdracht van de koning van Beieren had gemaakt. Daarna maakte hij voor Ludwig I ook decoraties in de Münchener Residenz. Zijn vriend Julius Schnorr von Carolsfeld had hem aanbevolen bij de groothertog. Moritz von Schwind werd aangenomen en bleef van 1840 tot 1844 in Karlsruhe. Zijn hoofdwerk is een enorm fresco in het trapportaal.
Dit fresco moet de wijding van de kathedraal van Freiburg voorstellen. Om het tafereel historisch juist weer te geven, moest Moritz von Schwind terug naar de dertiende eeuw waarin deze gebeurtenis had plaatsgevonden. In de negentiende eeuw was het historisme sterk in opkomst. Men probeerde alles historisch te benaderen. Daarom was het voor monarchen zo belangrijk om zichzelf vanuit de geschiedenis te rechtvaardigen.
Bron: de.wikipedia.org
Dit was ook de opdracht die de kunstenaar voor dit fresco meekreeg: laten zien dat de groothertogen van Baden de opvolgers van de Zähringer waren en dus ook de rechtmatige heersers in de Breisgau waarvan Freiburg de hoofdstad is. Dit gebied ten zuiden van het kernland Baden was namelijk lang een vooruitgeschoven voorpost van Habsburg geweest. Maar met het fresco van de wijding van de kathedraal van Freiburg moest het volk een historische rechtvaardiging geven dat de Breisgau aan het Huis Baden toebehoorde in plaats van het Huis Habsburg.
In bijna alle historische schilderkunst van de negentiende eeuw worden verleden en heden met elkaar verweven in het voordeel van het heden. Zo zijn op het fresco verschillende tijdgenoten uitgebeeld terwijl de voorstelling zich afspeelt in de middeleeuwen. Dit onderstreept de actuele betekenis van een schijnbaar onbelangrijke historische gebeurtenis. Groothertog Leopold en zijn zoon zijn hoogstpersoonlijk aanwezig.
Zoals Konrad I (1122-1152) opdracht had gegeven voor de bouw van de kathedraal van Freiburg, zo gaf groothertog Leopold aan zijn bouwmeester Heinrich Hübsch de opdracht voor de bouw van een museum. Daarom staat ook hij op het fresco afgebeeld. Overigens zouden in de negentiende eeuw de musea een sacrale functie krijgen zoals in de middeleeuwen de kathedralen hadden. Hier kwam het volk oog in oog te staan met het sublieme dat door de heersende klasse gesponsord werd.
Bron: de.wikipedia.org