de vader van de utrechtse school

Abraham Bloemaert (1564-1651)

In mijn stukjes over het maniërisme is zijn naam al een paar keer gevallen. Abraham Bloemaert was in het begin van de 17e eeuw voor heel wat schilders een echte vaderfiguur. Geboren in Gorinchem en later verhuisd naar Utrecht, vormde hij daar het middelpunt van de Utrechtse School. Deze groep schilders onderscheidde zich van de schilders in Haarlem, Leiden en Amsterdam door hun thematiek, die meer aansloot bij de Italiaanse religieuze schilderkunst dan bij het Hollandse naturalisme. Dat kwam omdat Utrecht in wezen een katholieke stad gebleven was en de katholieke kerk dikwijls de opdrachtgever van deze schilders was in tegenstelling tot andere schilders uit de Republiek die vooral voor de protestantse burgerij werkten.

Bloemaert
Abraham Bloemaert
aanbidding der koningen, 1624
Dit is typisch een Italiaans schilderij. Toch is het geschilderd in de Noordelijke Nederlanden. Vooral de invloed van Titiaan is evident. Het bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum Utrecht.

Bij Bloemaert is duidelijk de invloed van de Italianen te zien, vooral van de zinnelijke Venetiaanse schilders. Zijn leerlingen Hendrick Terbrugghen en Gerrit van Honthorst waren ook op Italiëgeorriënteerd en lieten zich zo sterk door Caravaggio beïnvloeden, dat deze schilders bekend zijn geworden als de Utrechtse Caravaggisten.

Abraham Bloemaert werd in eerste instantie opgeleid door zijn vader Cornelis Bloemaert, die beeldhouwer en architect was. Rond 1575 trok het gezin naar Utrecht, waar Abraham leerling werd van de decoratieschilder Gerrit Splinter en van Joos de Beer. Als we Carel van Mander mogen geloven, heeft hij van hen niet al te veel opgestoken. Van 1581 tot ongeveer 1585 verbleef hij in Parijs als leerling van ene Jean Bassot en van Hiëronymus Francken. Na een korte periode in Fontainebleau keerde hij in naar Utrecht terug. Hier verbleef hij tot zijn dood, met uitzondering van de jaren 1591 tot en met 1593, die hij in Amsterdam doorbracht. Daar trouwde hij in 1592 met de Utrechtse Judith van Schonenburch, die in 1599 kinderloos stierf. In 1593 werd Bloemaert in Utrecht benoemd tot deken van het zadelaarsgilde, waar ook de schilders deel van uitmaakten. Hij hertrouwde in 1600 het Gerarda de Roij, die hem minstens acht kinderen schonk.
In 1611 was hij een van de oprichters van het Utrechtse schildersgilde Sint-Lucas, waarvoor hij in 1618 de functie van deken bekleedde. Samen met Paulus Moreelse begon hij in 1612 een tekenacademie. Bloemaert deed goede zaken, want in 1617 kocht hij een groot huis aan het Mariakerkhof, het centrum van de katholieke gemeenschap in Utrecht. Ondanks zijn welstand zou hij, in tegenstelling tot de protestante Moreelse, nooit een rol spelen in de Utrechtse politiek. Wel leverde zijn katholieke geloofsovertuiging hem verschillende opdrachten op uit de zuidelijke Nederlanden. Bloemaerts studio werd in 1626 bezocht door Elizabeth Stuart, de vroegere koningin van Bohemen, en het volgende jaar door Rubens. Bloemaert moet een begenadigd leraar zijn geweest, want zijn vier zonen werden schilder, en hij leidde een groot aantal anderen op. Vanwege zijn vele bekend geworden leerlingen wordt hij wel de vader van de 17e-eeuwse Utrechtse schildersschool genoemd. Bloemaert werd begraven in de Catharijnekerk in Utrecht.
 
Bron: nl.wikipedia.org
Bloemaert
Abraham Bloemaert, studie in rode krijt gehoogd met wit, omstreeks 1620
Hier laat Bloemaert zich zien als een virtuoos tekenaar die Leonardo da Vinci 100 jaar na zijn dood laat herleven.

Abraham Bloemaert was een leerling van Frans Floris Hij had veel leerlingen waaronder Hendrick Terbrugghen, Andries Both, Jan Dirksz Both, Dirk Hals, Gerrit van Honthorst, Hendrick de Keyser, Nicolaus Knupfer, Cornelis van Poelenburgh, Paulus Moreelse, Joachim von Sandrart en Jan Baptist Weenix

“een man van stil en bequamen wesen”

Karel van Mander

De Utrechter Abraham Bloemaert (1566-1651) wordt gerekend tot de meest virtuoze tekenaars uit de 17de eeuw. Omdat vele van de Utrechtse Caravaggisten en Italianisanten bij hem in de leer zijn geweest, wordt hij wel de „Vader van de Utrechtse school„ genoemd. Bloemaert liet een groot oeuvre schilderijen en honderden tekeningen na, waaronder vele landschapsstudies. Gastconservator Jeroen Jurjens selecteerde voor de tentoonstelling in het Centraal Museum 32 tekeningen van de hand van Bloemaert en een aantal andere tekenaars die door hem werden beïnvloed.
 
Bloemaert ontwikkelde al vroeg een grote belangstelling voor het platteland en het rustieke leven. Omstreeks 1585-„90 trok hij er met een schetsboek op uit om bomen, bruggetjes, boerderijen en schuren „nae „t leven„ te tekenen. In het atelier werden dergelijke landschappelijke motieven door Bloemaert toegepast in grotere composities voor schilderijen, tekeningen en prenten. Tot dan toe hadden kunstenaars zich gebaseerd op bestaande studies, die zij kopieerden en vervolgens als uitgangspunt voor een voorstelling namen. Bloemaert daarentegen bestudeerde de natuur naar het leven en ontwikkelde een werkwijze die pas begin zeventiende eeuw algemeen gangbaar werd. Door de uitgaven van prentenseries naar zijn schetsen leerden vele kunstenaars Bloemaerts landschappen kennen. De invloed van Bloemaert is onder meer zichtbaar in de tekeningen van Jacques de Gheyn II, de gebroeders Herman en Cornelis Saftleven, Roelant Savery en Anthonie Waterloo.
 
De tentoonstelling Tekenaar van het Utrechtse landschap was in het Centraal Museum in Utrecht te zien tot 12 maart 2006.
 
Bron: museum.nl

een man van stil en bequamen wesen
Bloemaert nu Ao. 1604. is oudt 37. Iaren, en werdt desen aenstaenden Kerstdagh 38. Hy is een Man van stil en bequamen wesen, hertlijck verlieft en gheneghen meer en meer nae te soecken d’uyterste cracht en schoonheyt der Const Pictura: welcke, ghelijck sy Bloemaert, om zijnen schilderachtigen bloem-aerdt, (van hem bloemigh verciert wesende) gheheel vriendlijck toeghedaen en gunstigh is, doet sy uyt rechte danckbaerheyt van Wtrecht zijnen naem recht uyt de Weerelt over loflijck voeren en dragen, door d’al-siende en al vernemende dochter der spraeck, de duysent tonghsche snel vlieghende Fama oft gheruchte, die in haer ghedacht-camer, by den vermaerden Schilders namen, den zijnen d’onsterflijckheyt sal overleveren, en voor de verderflijcke scheer van Atropos eewigh beschermen en behoeden.

Karel van Mander in zijn Schilderboeck over Abraham Bloemaert