Categorie archief: geschiedenis

Zwanenzang

Na 40 jaar herlezen: De jacht (1981) van Christin en Bilal

Begin jaren tachtig, rond mijn zeventiende, las ik graag strips voor volwassenen (het begrip graphic novel was toen nog niet in zwang.) Ik kocht het stripblad Wordt Vervolgd, de Nederlandse versie van A Suivre met tekenaars als Tardi en Manara en het underground stripblad 1984 met vooral Amerikaanse tekenaars. In 1980 was het roze van de bloemenkinderen vervangen door het zwart van de punkers. Het was geen vrolijke tijd, en mijn rijpingsproces van puber tot adolescent ging hand in hand met het lezen van zwartgallige stripverhalen met weinig hoop voor de mensheid. De zure regen leek niet alleen te zijn neergeslagen op de bomen. Ook de tijdgeest had een hoge zuurgraad bereikt.

dejacht1983De van Bosnische afkomst Franse striptekenaar Enki Bilal was een van mijn helden onder de striptekenaars. Eind jaren zeventig had hij samen met scenarist Pierre Christin (bekend van Ravian) naam gemaakt met een viertal verhalen in de reeks Er was eens een voorbijganger. Het waren sprookjesachtige verhalen (zoals het dorpje dat ging vliegen en het schip van steen), maar door het engagement van scenarist Pierre Christin was er altijd een politieke ondertoon. In het vierde deel uit deze serie De falangisten van de zwarte orde (1979) is het sprookjeselement helemaal verdwenen en staat de politiek op de voorgrond. Ook het vijfde en laatste deel De jacht (1981) is een verhaal over communisten, maar nu verplaatst naar Oost-Europa. In de jaren zeventig was de USSR een vermolmde dictatuur geworden, bestuurd door apparatsjiks die er net zo levend uitzagen als het gebalsemde lijk van Lenin. Het rijk viel nog net niet uiteen doordat bejaarde leiders de touwtjes strak en krampachtig in handen hielden.

In 1980 was de Sovjet-Unie volledig vermolmd en werd het kunstmatig in leven gehouden. In november 1982 overleed Leonid Brezjnev die werd opgevolgd door Joeri Andropov. Een tussenpaus want deze hield het maar anderhalf jaar vol en werd in 1984 opgevolgd door Konstantin Tsjernenko. Maar ook zijn leiderschap was geen geslaagde poging tot reanimatie van de USSR. Pas met Mikhail Gorbatsjov in 1985 zou de Sovjet-Unie uit zijn slaap ontwaken. In plaats van mummies kwam er nu een levende persoon aan de macht die direct inzag dat er hervormingen nodig waren. Gorbatsjov stelde zich open voor de rest van de wereld en werd door TIME magazine tweemaal uitgeroepen tot person of the year, in 1987 en in 1989. Glasnost en Perestrojka staan nog steeds in de Dikke Van Dale.

Toen Christin De Jacht schreef, was Brezjnev nog in leven en moesten de drie laatste leiders van de Sovjet-Unie nog aantreden. De Jacht is geschreven vanuit een grafstemming. Het is het verhaal over een clubje grauwe aparatsjiks uit diverse Oost-Europese landen dat een jachtpartij heeft georganiseerd in Polen. In hun midden is de bejaarde Rus Wassili Tsjevtsjenko die in zijn jeugd Lenin persoonlijk gekend heeft en een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Hij geniet daardoor een groot prestige bij zijn kameraden. Bilal weet als geen ander zure koppen te tekenen. Vergeleken bij het portret van Wassili Tsjevtsjenko is de foto van de oude Schopenhauer nog het zonnetje in huis. Het zuur druipt eraf. Tsjevtsjenko is een metafoor van de Sovjet-Unie: een man die op zijn laatste benen loopt, verbitterd en cynisch over de socialistische heilstaat.

Na 40 jaar is het een vreemde ervaring om De Jacht opnieuw te lezen. Natuurlijk, ik ben zelf 40 jaar ouder geworden en bekijk de wereld anders. Maar de wereld is ook enorm veranderd. De Sovjet-Unie is al 32 jaar geschiedenis. Hoe hebben grijze muizen in een tijd van globalisering zolang de macht in handen kunnen houden? De Jacht laat daar iets van zien. Het was mogelijk omdat de Sovjet-Unie en haar satellietstaten in Oost-Europa een rigide en in zichzelf gekeerde dictatuur was. De socialistische revolutie die per decreet verheerlijkt moest worden, vrat uiteindelijk ook haar eigen kinderen op. Christin was in 1980 wakker genoeg om dit rake portret van een verrotte dictatuur te beschrijven. Bilal heeft het zwart en troosteloos geïllustreerd.

De Jacht [nl.wikipedia.org]

denk aan mij … in 2023

welke personen komen in 2023 in aanmerking voor (nog) een postzegel?

200e sterfdag
16 februari Pierre Paul Prud’hon 1758-1823
14 maart Charles François Dumouriez 1739-1823
Ludwig Tieck19 maart Adam Kazimierz Czartoryski 1734-1823
8 juli Henry Raeburn 1750-1823

250e geboortedag
14 april Jean-Baptiste Villèle 1773-1854
31 mei Ludwig Tieck 1773-1853 »
28 juli Frédéric Cuvier 1773-1838
22 augustus Aimé Bonpland 1773-1858
6 oktober Louis Philippe I 1773-1850
9 december Armand Augustin de Caulaincourt 1773-1827

150e sterfdag
John Stuart Mill9 januari Napoleon III 1808-1873
18 april Justus von Liebig 1803-1873
1 mei David Livingstone 1803-1873
8 mei John Stuart Mill 1806-1873 »
8 juli Franz Xaver Winterhalter 1805-1873

150e geboortedag
25 februari Enrico Caruso 1873-1921
2 april Sergej Rachmaninov 1873-1943

een misselijke vent

Gelezen: a soul not dead but dying (2011) van Kelly Hamren
In The superfluous man in 19th century Russian literature

Grigori Alexandrvitsj Petsjorin, de hoofdpersoon in De held van onze tijd is een misselijke vent. Hij is weliswaar bijzonder intelligent, ziet er goed uit en kan heel innemend zijn maar bezit desalniettemin een aantal bijzonder nare karaktereigenschappen: hij is egoïstisch, trots, minacht anderen, is niet in staat tot vriendschap, wil altijd bovenop liggen, is jaloers en wraakzuchtig en geniet ervan als hij anderen kan laten lijden.

In het voorwoord bij Petsjorins dagboekaantekeningen richt de fictieve schrijver zich tot de lezer. “Wat een boze ironie zult u zeggen,” schrijft hij over zijn keuze om Petsjorin de held van onze tijd te noemen. Hij antwoordt daarop “ik weet het niet”. De schrijver heeft namelijk ook bewondering voor Petsjorin: “lezing van deze aantekeningen overtuigde me van de oprechtheid van de auteur, doordat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”, schrijft hij in hetzelfde voorwoord.

Lermontov 1964De tegenstrijdigheid in het karakter van Petsjorin, zijn genadeloze zelfreflectie aan de ene kant en aan de andere kant zijn gemene streken, maken van hem een anti-held. In de literatuur rond 1840, toen De held van onze tijd verscheen, was dit een betrekkelijk nieuw fenomeen. Lord Byron had tussen 1812 en 1818 met Childe Harold’s Pilgrimage de aanzet gegeven. Na zijn dood in 1823 werd Byron eindeloos nagevolgd. In de Russische literatuur zou Jenevgin Onegin de eerste Byroniaanse held worden. Petsjorin werd de tweede en Lermontov noemde hem expliciet de held van onze tijd.

Lermontov koppelde zijn hoofdpersoon overigens bewust aan Jevgeni Onegin. Poesjkin leidde de naam Onegin af van de Onega, een rivier in het Noorden van Rusland en Lermontov deed hetzelfde: Petsjorin is afgeleid van de Petsjora, eveneens een rivier in het Noorden van Rusland. Onegin en Petsjorin waren beiden gemodelleerd naar de byroniaanse held, maar zouden zelf ook weer een bepaald type gaan vertegenwoordigen in de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dit type zou bekend worden onder de naam лишний человек (superfluous man) en tot een hele reeks romanpersonages leiden: Oblomov bij Gontsjarov, Bazarov in vaders en zonen van Toergenjev en Stavrogin in Boze geesten van Dostojevski zijn het meest bekend geworden.

lermontov 1939
Russische postzegels uit 1939
t.g.v. de 125e geboortedag van Lermontov

The superfluous man is een veel gekozen onderwerp bij doctoraalscripties van studenten Russische literatuur en slavistiek. Een psychoanalyse van Petsjorin blijft meestal niet achterwege. Na De held van onze tijd las ik het hoofdstuk A Soul not Dead but Dying over Petsjorin in The etrenal stranger – In The superfluous man in 19th century Russian literature (2011) van Kelly Hamren.

Hoe komt het dat Petsjorin ons 180 jaar later nog zo weet aan te spreken? Lermontov heeft blijkbaar een aantal eigenschappen waargenomen in de mensen die hij in zijn eigen tijd om zich heen zag, die hij in Petsjorin geconcentreerd heeft. In het voorwoord schrijft Lermontov: “Hij (de fictieve schrijver) heeft gewoon voor zijn plezier geprobeerd de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn en u verdriet.” Peter Zeeman besluit zijn bespreking in De Groene Amsterdammer in 1994 met de constatering dat velen in de twintigste eeuw aan het signalement van Petsjorin beantwoorden en dat ook hij er zelf een paar kent. De anti-held Petsjorin maakt zijn titel held van onze tijd na 180 jaar nog steeds waar. Wat mij betreft, is dat wél boze ironie.

lermontov 1941
Russische postzegels uit 1941
t.g.v. de 100e sterfdag van Lermontov

Zegt het karakter van Petsjorin nu iets over de mens in het algemeen of specifiek over het karakter van de moderne mens, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw begon uit te tekenen? Lermontov presenteert Petsjorin als een figuur die gekweld wordt door een bewustzijn waarmee hij genadeloos over zichzelf en anderen oordeelt. Bovendien lijdt hij onder de ambiguïteit van het menselijke bestaan, een typische aandoening van de moderne mens, die in de Romantiek pijnlijk zichtbaar begin te worden.

Dit nieuwe maar pijnlijke zelfbewustzijn was het gevolg van een verschuiving van het christelijke naar het natuurwetenschappelijke mens- en wereldbeeld. Deze paradigma shift was weer een gevolg van het humanisme en de Verlichting. Lermontov laat Petsjorin in zijn dagboek verwijzen naar een versregel uit Evgeni Onegin: “het kille vorsen van de rede en het droeve weten van het hart”.

lermontov 1957
Russische postzegel uit 1957
Portret van Lermontov met rechts de Darjalkloof

De (fictieve?) schrijver noemt Petsjorin niet zonder bewondering De held van onze tijd. Ook al is Petsjorin in het dagelijkse leven een misselijke vent (en op het metafysische vlak zelfs een “rottende ziel”) blijkbaar is hij wel in staat bewondering op te roepen. Bewondering voor wat precies? Wat zouden we in Petsjorin kunnen bewonderen? De fictieve schrijver prijst zijn genadeloze zelfkritiek en lijkt dat gelijk te stellen aan eerlijkheid.

Petsjorin zou dan een zeer tegenstrijdige figuur worden. Enerzijds bezit hij in extreme mate een hele reeks negatieve eigenschappen zoals zelfzucht, wraakzucht, machtswellust en sadisme. Anderzijds is hij in staat tot genadeloze zelfkritiek en is hij de laatste om te ontkennen dat hij al die nare karaktereigenschappen in huis heeft. Dat geeft hem een schijn van eerlijkheid. En is dat laatste niet het heldhaftige van Petsjorin? Het feit dat hij niet wegloopt voor de waarheid over zichzelf?

Hoe rusteloos zijn ziel ook is, in de Kaukasus lijkt Petsjorin zich thuis te voelen, niet als mens maar eerder als een roofdier in zijn territorium. In een van zijn dagboekaantekeningen schrijft hij: “Ik doe niets liever dan mijn macht opleggen aan mijn omgeving. Machtsdrift wordt nooit dieper, grootser bevredigd dan wanneer je gevoelens van liefde, toewijding en angst inboezemt. Trots wordt niet zoeter gestreeld dan wanneer andermans vreugde en pijn afhankelijk zijn van jouw willekeur.”

lermontov 1964
Russische postzegels uit 1964
t.g.v. de 150e geboortedag van Lermontov

Petsjorin zit graag op de stoel van de dictator, van de romeinse keizer die met zijn duim macht heeft over leven en dood van anderen. Een dergelijke schaamteloze bekentenis van machtswellust is in de Russisch-orthodoxe traditie het signatuur van de duivel. In het christelijke mens- en wereldbeeld heeft Lucifer in zijn hoogmoed zich boven God willen verheffen en daardoor was hij ten val gekomen. Door de zondeval had hij ook de mens in zijn val meegesleurd. De mens is tot vallen gedoemd maar kan toch gered worden. Het is een redding die hij zelf niet in de hand heeft en die alleen mogelijk is door oprecht berouw.

Wanneer de mens tot ware kennis over zichzelf komt, ontmoet hij ook Zijn Schepper. Dat is de geestelijke logica van het christelijke geloof en de Russisch-orthodoxe Traditie. In oprecht berouw over zijn zonde tegenover God, heeft het kwaad geen vat op de mens. Maar door hoogmoedige gedachten trekt hij het kwaad juist aan. Om zo te spreken “nodigt de trots het kwaad in het hart uit”. Daarom is de nederigheid de enige juiste houding die redding mogelijk maakt.

lermontov 2014
Russische postzegel uit 2014
t.g.v. de 200e geboortedag van Lermontov met rechts zijn schilderij van de kruisberg (Kazbek)

Als Rus was Lermontov absoluut bekend met de christelijke visie op het kwaad. Maar in zijn voorwoord laat hij daar toch niets van merken. Hij schrijft: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte is geconstateerd, Joost mag weten wat er tegen kan worden gedaan.” De diepgelovige Dostojewski zou dit nooit geschreven kunnen hebben, ook al was hij in de diagnose over de geestelijke ziekte van zijn tijd, niet minder duidelijk dan Lermontov.

Kuifje in de Kaukasus [ 2 ]

De held van onze tijd (1840)
als literaire reisgids voor de Kaukasus

De held van onze tijd wordt gezien als de eerste Russische psychologische roman. Maar het is meer dan dat. Het is ook een avonturenboek. En het kan gebruikt worden als literaire reisgids voor de Kaukasus. In de vorige aflevering werd de Georgische militaire weg in vogelvlucht bekeken. Deze werd na de annexatie van Georgië in 1801 door Rusland aangelegd van Vladikavkaz naar Tbilisi. De weg volgt aanvankelijk de rivier de Terek die door de nauwe Darjalkloof stroomt. Daarna loopt de route over de Jvaripas (2395 m.) en daalt dan af naar Tbilisi. In het eerste verhaal volgen we de fictieve verteller en zijn metgezel Maxim in omgekeerde richting naar Vladikavkaz.

djaralkloof
De Darjalkloof vanuit het noorden gezien.

De Darjalkloof ligt aan de oostvoet van de 5047 meter hoge Kazbek, en begint aan de noordkant van Stepantsminda bij de Tsjcheri, een linkerzijrivier van de Terek. De kloof doorklieft de “axiale zone” van de Grote Kaukasus en is een zeer rotsige corridor van de Terek door de Chochibergrug ten westen en de Sjavanabergrug ten oosten. Deze twee bergruggen lopen parallel (lateraal) aan de hoofdkam van de Grote Kaukasus en omsluiten feitelijk het brongebied van de Terek met hoge bergruggen waarbij de Darjalkloof de enige uitgang is. Door de kloof en langs de rivier loopt de historische Georgische Militaire Weg, tegenwoordig ook bekend als de S3 (E117).De kloof kent verticale rotswanden tot 1000 meter hoogte.[1] Het smalste, meest rotsachtigste en moeilijkste deel van de Darjal is tussen twee zijrivieren van de Terek: de Amali en Chde.
 
Bron: nl.wikipedia.org

Lermontov bergpas
Darjalkloof
Op deze foto is goed te zien hoe nauw de kloof is.

Hoewel Petsjorin, de hoofdpersoon uit De held van onze tijd allesbehalve een romanticus is, is de setting juist wild romantisch. Hierdoor ontstaat er in de roman een spanning tussen realisme en romantiek. Nog steeds loopt er een literair debat over de vraag in hoeverre Lermontov de romantiek vertegenwoordigde en in hoeverre het realisme.

Met de onherbergzame Kaukasus koos Lermontov voor een decor dat we zijn gaan associëren met een bepaald soort romantiek. Deze donkere romantiek zien we ook in de landschappen van Caspar David Friedrich en Joseph Mallord William Turner. Het gaat hier om een grenservaring ten opzichte van de natuur waarbij de mens, net zoals het iconische beeld van de eenzame bergwandelaar van Friedrich, letterlijk en figuurlijk “op het randje” komt te staan. De grootsheid maar ook de onverschilligheid van de natuur, doen hem duizelen.

Devilsbridge1802
William Turner
The Devil’s Bridge and Schöllenen Gorge, 1802

De theoloog Rudolf Otto (1869-1937) heeft dit het numineuze genoemd. Lang voordat Otto hier een naam aan gaf, schreef Lermontov hierover: “Zodra we ons van de maatschappelijke orde verwijderen en dichter bij de natuur komen, worden we immers weer kinderen, of we willen of niet. Alles wat we hebben aangeleerd valt van ons af.” Deze grenservaring is kenmerkend voor de donkere romantiek bij Friedrich en Turner, die uitdrukkelijk geen zoetsappige romantiek is.

Het gaat in deze donkere romantiek om een grenservaring ten opzichte van de natuur waarbij de mens, net zoals het iconische beeld van de eenzame bergwandelaar van Friedrich, letterlijk en figuurlijk “op het randje” komt te staan.
Turner
In 1809 maakte Turner opnieuw een aquarel van de zogenaamde duivelsbrug bij de Sint Gotthard Pas De nauwe doorgang en de diepe afgrond vertonen grote gelijkenis met de Darjalpas.

De vraag is in hoeverre dergelijke romantiek nog romantisch is. Of is deze juist realistisch? In de berglandschappen die Lermontov in woord en verf aan ons heeft nagelaten, laat hij niet alleen het sublieme van de woeste, oorspronkelijke natuur zien, maar ook de onverschilligheid van de natuur ten opzichte van de mens. Eigenlijk legt hij net als Schopenhauer de blinde wereldwil bloot, waarvan de mens de speelbal is.

Van nature deinst de mens voor de natuurkrachten terug, maar tegelijkertijd confronteren deze hem met de noodzaak tegen de natuur te vechten en deze te bedwingen. “Het monster in de bek kijken en de strijd aangaan” zouden we realisme kunnen noemen, als je tenminste stelt dat het accepteren van de werkelijkheid het voornaamste kenmerk van realisme is. De waas voor onze ogen die de vijandige wereldwil als “schoonheid” ziet, zouden we vervolgens romantisch kunnen noemen.

Thomas Cole
De Amerikaanse landschapsschilder Thomas Cole koppelde in zijn schilderij The Expulsion from the garden of Eden (1828) de vijandige natuur aan de zondeval. Doordat de mens ongehoorzaam was geworden aan de wil van God, had hij kennis gekregen van goed en kwaad en werd hij verdreven uit het Paradijs en in de tijd geworpen waarin hij moet overleven in de vijandige natuur.

Als we de spanning tussen romantiek en realisme op deze manier benaderen, kunnen we deze ook betrekken op onze eigen tijd. Zo zouden we de vraag kunnen stellen in hoeverre we realistisch omgaan met klimaatverandering. Accepteren we klimaatverandering als natuur(ramp)? Of willen we klimaatverandering inperken tot menselijke schuld, waardoor we de natuur kunnen zien als iets kwetsbaars waar wij boven staan?

The Caucasus Mountains, in the spirit of writer Lermontov [washingtonpost.com]
That Black, Dragon-Haunted Pass: The Mystery of Lermontov’s Caucasus [literarytraveler.com]
Lermontov and the Romantic Tradition: The Function of Landscape in A Hero of Our Time [jstor.org]

Kuifje in de Kaukasus [ 1 ]

De held van onze tijd (1840) als avonturenboek

De held van onze tijdDe held van onze tijd wordt in Rusland en Georgië door kinderen op school gelezen. Je vraagt je af hoe je, als je twaalf jaar oud bent, een psychologische roman kunt lezen. De verfijnde psychologie van Lermontov moet je haast wel ontgaan. Maar De held van onze tijd is meer dan een psychologische roman. Het is ook een indrukwekkend reisverslag. En een avonturenboek. Wanneer je als tienjarige Kuifje in Tibet kunt lezen, waarom zou je dan ook niet met rode oortjes de avonturen van Pechorin in de Kaukasus kunnen lezen? Als je de psychologie helemaal zou overslaan, blijft er genoeg over om van te genieten, Lermontovs beschrijvingen van de natuur bijvoorbeeld. Naast schrijver was hij namelijk ook landschapsschilder.

Voor de hoofdpersoon Petsjorin is de Kaukasus een ideale setting. De onverschilligheid van de natuur tegenover de mens is er maximaal. Tegelijkertijd ontlokt de meedogenloze natuur de reiziger lyrische beschrijvingen. Wat het wilde Westen voor het Amerikaanse transcendentalisme was, was de Kaukasus voor Lermontov: het betoverende en wrede theater van de natuur. Aan de andere kant van de beschaving en aan de andere kant van goed en kwaad. Het amorele van de natuur sluit precies aan bij het karakter van Petsjorin.

Het eerste verhaal in De held van onze tijd is een reisverslag door de Kaukasus en te lezen als een literaire reisgids. Om precies te zijn, beschrijft Lermontov een deel van het traject tussen Vladikavkaz en Tiflis. Sinds mensenheugenis was er al verkeer over de Jvari pas (In het Russisch: Krestovi Pereval).Maar kort na het begin van de negentiende eeuw toen Georgië bij Rusland werd ingelijfd, begon de aanleg van een militaire weg, de zogenaamde Georgische Militaire Weg.

Georgische Militaire Weg
Georgische Militaire Weg van Vladikavkaz naar Tbilisi

De Georgische Militaire Weg loopt tussen Vladikavkaz (Rusland) en Tbilisi (Georgië) en volgt de traditionele route die door de eeuwen heen door indringers en handelaren is gebruikt. De weg strekt zich ongeveer 208 kilometer uit door de vallei van de Terek, steekt de хребет Скалистый over in de Darjalkloof, langs de berg Kazbek en de Kerk van de Heilige Drie-eenheid, en leidt vervolgens door de kloof van de Baidarka naar de Jvari pas, waar hij uitkomt een hoogte van 2379 meter. Het gaat verder langs de rivier de Tetri Aragvi langs het middeleeuwse fort van Ananuri en volgt de rechteroever van de rivier de Kura (Mtkvari) langs de oude stad Mtskheta naar Tbilisi. De fictieve verteller reist in het verhaal Bela in omgekeerde richting. De Kazbek wordt door Lermontov de Kruisberg genoemd.

Eind jaren dertig toen Lermontov zijn fictieve verteller en langs deze route laat reizen, was deze weg nog niet voltooid. Het is een gevaarlijke route en bij sneeuwval nauwelijks nog begaanbaar. In Bela wordt dat zeer beeldend beschreven. De schrijver vraagt zich af waarvoor hij eigenlijk bang moet zijn. Als de natuur bepaalt dat de reiziger zijn doel niet bereikt, is daar toch niets aan te doen. Dit determinisme, waarin de grilligheid van de natuur samenvalt met de grilligheid van het lot, zou een van de hoofdthema’s worden van de psychologische roman van de negentiende eeuw en speelt ook in De held van deze tijd, die algemeen gezien wordt als de eerste Russische psychologische roman.

Kazbek
Oude ansichtkaart met de ruim 5000 meter hoge Kazbek die in het verhaal Bela “de kruisberg” wordt genoemd.

Toch is De held van deze tijd diep geworteld in de romantiek en dat geldt zeker voor de setting. De Kaukasus is een romantisch decor waar het sublieme en het gevaarlijke elkaar ontmoeten. De majestueuze, ruim 5000 meter hoge Kazbek vertegenwoordigt in het verhaal Bela de grootsheid van de natuur.

Lermontov bergpas
de Darjalkloof Is de enige noord-zuidverbinding in de Kaukasus en een deel van de militaire weg loopt hier door. (Illustratie uit: Travels in the Trans-Caucasian provinces of Russia, and along the southern shore of the lakes of Van and Urumiah, 1837)

In het essay Lermontov and the Romantic Tradition: The Function of Landscape in A Hero of Our Time van Cynthia Marsh in The Slavonic and East European (1988) wordt gesteld dat de Kaukasus als een van de rafelranden van het immense Russische Rijk de romantische ziel aantrok, omdat deze hier in het onbekende kon doordringen. De hoofdpersoon Petsjorin is echter allesbehalve een romanticus. Hij zet zich niet zo expliciet af tegen romantiek of alles wat zweemt naar gevoel dan Basarov in Vaders en Zonen van Toergenjev, maar is er net zo afkerig van. Toch geniet Petsjorin van de natuur, maar dan niet op een esthetische wijze. De natuur is voor hem geen schitterend decor, maar de arena van het roofdier waarmee hij zich identificeert. Het amorele karakter van de natuur spiegelt zijn eigen innerlijk.

Lermontov
schilderij van Lermontov
Toren in Sioni, 1837-1838 – Veel Georgische schilderijen en tekeningen van Lermontov tonen wachttorens of oude forten.
Lermontov
De natuur is voor Petsjorin geen schitterend decor, maar de arena van het roofdier waarmee hij zich identificeert. Het amorele karakter van de natuur spiegelt zijn eigen innerlijk.
schilderij van Lermontov
Kruisberg, 1837-1838 – Een van Lermontovs beste schilderijen. Het is gemaakt aan de hand van schetsen die eind 1837 naar de natuur zijn gemaakt.

schilderijen van Lermontov [lermontov-lit.ru]

Vader Rijn

Der Vater Rhein (1848) van Moritz von Schwind
oorspronkelijk ontworpen voor de Trinkhalle in Baden Baden

In de loggia van de Trinkhalle in Baden Baden bevinden zich veertien muurschilderingen die mythes en legendes uit het Zwarte Woud illustreren. De opdracht werd rond 1844 gegeven. De Badense hofschilder Jakob Götzenberger (1802-1866) en de Oostenrijkse Moritz von Schwind (1804-1871) werden uitgenodigd om een ontwerp in te dienen. De laatste was zeker geen onbekende van groothertog Leopold van Baden. In 1842 had hij in het trappenhuis van de Kunsthalle in Karlsruhe een enorme wandschildering voltooid van de inwijding van de kathedraal van Freiburg en dat was bijzonder goed in de smaak gevallen. De marktwaarde van Von Schwind moest daardoor in het groothertogdom Baden flink gestegen zijn. Want voor de opdracht in de Trinkhalle vroeg hij een honorarium van 36 duizend florijnen, ruim vijfmaal zoveel als zijn concurrent. De opdracht ging dan ook naar Jakob Götzenberger.

schwind
der Vater Rhein (1848)

Het ontwerp dat Moritz von Schwind voor de Trinkhalle maakte was een allegorie van de Rijn onder de titel “der Vater Rhein“. Blijkbaar was de maker er zeer tevreden over, want hij maakte naar zijn ontwerp in 1848 een groot olieverfschilderij. Door een beschrijving in een brief weten wij tot in detail wat Moritz von Schwind met zijn vader Rijn wilde zeggen. Het is niet alleen een verzinnebeelding van de Rijn, maar ook van zijrivieren (Murg, Oos, Neckar, Lahn en Mosel) en steden (Mainz, Worms, Speyer, Keulen, Straatsburg en Feiburg).

“Das Bild war bestimmt, als Hauptbild in der Trinkhalle in Baden-Baden ausgeführt zu werden, deren beide Seitenfluchten mit den Rheinsagen aus gefüllt werden sollten. Es erscheint daher der Rhein, die Fiedel des Volker spielend und die Rheinsagen singend. Die Nixen um den Rhein tragen den Nibelungenhort, der mit der Tarnkappe den verhäng nisvollen Ring und Gürtel, einer die bekränzte Nolle mit dem Nibelungenlied selbst.”
schwind
“Am Ufer sitzen Speyer mit den Kaiser gräbern als Geschichte; die alte Worms, der Nibelungen Heimat, als Sage; Mainz mit der doppelten Mauerkrone und der österreichischen und preußischen Fahne als Sinnbild des Deutschen Bundes.”
schwind
“Die Oos, das Badener Flüßchen, mit dem Badischen Wappen und einem reichen Apfel zweig, die Fruchtbarkeit der Gegend anzuzeigen. Sie trägt die Trinkhalle von Baden-Baden, in die das Bild ursprünglich gemalt werden sollte.”
schwind
“Die Mosel mit der Nahe, die bei der Rheinpfalz ein fließt, und der kleinen Sieg, die den Kölner Dom trägt: preußische Gruppe. Der studentenhafte Neckar mit Kirschenblütenbekränzt,am Pedellstab das Pfälzer und Württemberger Wappen als Anspielung auf die Heidelberger und Tübinger Universität. Neben dem Neckar, dem Rhein zu, mit der großen Forelle und dem Heidelberger Faß”

Jakob Götzenbergers Freskobilder in der Trinkhalle zu Baden-Baden [goethezeitportal.de]

Trinkhalle

op 6 juli bezocht ik de Trinkhalle in Baden Baden

De Trinkhalle in het kuuroord Baden Baden werd tussen 1829 en 1842 gebouwd naar een ontwerp van Heinrich Hübsch. Deze architect had in 1828 naam gemaakt met zijn geschrift In welchem Style sollen wir bauen? (1828) waarin hij een punt zette achter het classicisme en de aftrap gaf voor het historisme. In de jaren 30 zou hij in München en Karlsruhe de Rundbogenstil introduceren, een interpretatie van het romaans dat bekend zou worden als het neo-romaans.

Trinkhalle
centrale deel van de 90 meter lange Trinkhalle

De Trinkhalle vormt een overgang van het classicisme naar de Rundbogenstil. Het ontwerp dateert van vlak na zijn publicatie In welchem Style sollen wir bauen? waarin hij brak met het classicisme van architecten als Karl Friedrich Schinkel en Leo von Klenze. Het vooraanzicht van de Trinkhalle is nog duidelijk classicistisch en zou bijna voor een werk van Schinkel of Von Klenze door kunnen gaan. Toch is er een element in dat bovengenoemde classicistische architecten nooit hadden toegepast: de arcaden tussen de zuilen. De boog was een romeinse uitvinding en voor de Grieks-georiënteerde Schinkel en Von Klenze was dat een Fremdkörper.

Trinkhalle
De zijingangen van de loggia van de Trinkhalle

Met de Trinkhalle geeft Heinrich Hübsch een eerste voorzichtige aanzet tot de Ringbogenstil of het neoromaans. Het classicisme was tussen 1775 en 1825 de officiële stijl en werd ook de stijl van het empire. Daarna zou het historisme doorbreken, te beginnen met het neoromaans in Duitsland en de neogotiek in Engeland. De vraag is in hoeverre de afkeer van het classicisme bepaald werd door ideologie en prestige. Het classicisme dat het principe van “edele eenvoud en stille grootsheid” vertegenwoordigde, was een halve eeuw “de huisstijl” van het establishment.

Terwijl het classicisme in Frankrijk na 1804 op een soort revival van het Romeinse Rijk begon te lijken, kozen de Duitsers (een verenigd Duitsland bestond voor 1871 immers nog niet) voor de herleving van de oude Grieken. De twee grootste Duitstalige kunststeden in het eerste kwart van de negentiende eeuw, Berlijn en München, wedijverden met elkaar om “het nieuwe Athene” te worden. In Berlijn was Schinkel de bouwmeester van Friedrich Wilhelm III en in München werkte Von Klenze voor Ludwig I. Beiden hadden de ambitie hun hoofdstad om te toveren in het nieuwe Athene. Zo moest Berlijn het Spree-Athen worden en München het Isar-Athen.

Trinkhalle
Loggia van de Trinkhalle met de 14 fresco’s van Jakob Götzenberger

Pruisen en Beieren gaven binnen de Duitse Bond (1815-1864) de toon aan en de kleinere koninkrijkjes en hertogdommen keken toe hoe Berlijn en München met elkaar streden om het prestige en om de waardige opvolger te worden van het Athene onder Pericles. De koning van Württemberg en de groothertog van Baden, toch ook geen kleine jongens, wisten dat ze het van die twee nooit zouden kunnen winnen. Ze konden in Stuttgart of Karlsruhe door een epigoon van Schinkel of Von Klenze ook wel hun eigen acropolisje laten bouwen, maar daar zouden ze dan hoogstens een troostprijs voor krijgen.

De Rundbogenstil die Heinrich Hübsch in Karlsruhe lanceerde, stelde Leopold van Baden in de gelegenheid zich te profileren door in te zetten op het historisme. Het groothertogdom Baden (1806-1918) zou zich distantiëren van het classicisme en de rundbogenstil omarmen.

Jakob Götzenbergers Freskobilder in der Trinkhalle zu Baden-Baden [goethezeitportal.de]