Categorie archief: religie

Het laatste oordeel

overpeinzingen bij een bezoek aan Conques

Vandaag hebben we ons eindpunt van de etappe Le Puy en Velay naar Conques bereikt. We zijn aangekomen in een groene kloof ver van de bewoonde wereld en schijnbaar in een andere tijd. Na de auto geparkeerd en de rug toegedraaid te hebben, waan je je in het verleden.

De Romaanse kerk van Conques staat hier al bijna duizend jaar. Ooit een belangrijke bedevaartsplek voor de pelgrims, nu een van de hoogtepunten van de wandel- en pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Voor het beroemde timpaan boven het westportaal laten wandelaars zich trots fotograferen of maken er een vreugdedansje terwijl ze door een van hun metgezellen gefilmd worden.

Zou de pelgrim in de middeleeuwen die na een gevaarlijke voetreis veilig op deze plek arriveerde ook een vreugdedansje hebben gemaakt? Waarschijnlijk zou deze deemoedig met rillingen over de rug onder het timpaan door de kerk zijn binnengetreden. Op dat timpaan staat het Laatste Oordeel afgebeeld. Daarna zou hij in de kerk op zijn knieën zijn gegaan, de heilige Fides en God dankend voor het bereiken van deze veilige haven.

conques
Het Laatste Oordeel boven het westportaal van de Romaanse kerk in Conques, eind elfde eeuw

In de reisgids lees ik dat Hugenoten hier ooit de boel kort en klein geslagen hebben. Ze lieten zich niet meer knechten door de katholieke kerk. In feite waren zij de voorlopers van de moderne mens die zelf beslist of hij religieus wil zijn of niet. En als hij al voor God kiest, dan in ieder geval voor een directe en persoonlijke relatie, zonder een machtsinstituut daartussen. De Hugenoten kozen als protestanten voor dat laatste: direct contact met God via Zijn Zoon. Daar hadden ze geen priesters en beelden meer voor nodig.

Na de kaalslag onder de Hugenoten bleef Conques wezenloos achter. Toch bleef het timpaan met het Laatste Oordeel gespaard voor de beeldenstormers. Hadden ze toch nog enige respect voor het Jongste Gericht of waren de ladders niet hoog genoeg? In ieder geval zagen de Hugenoten de katholieke Kerk als een institutie die het Laatste Oordeel gebruikte om het volk bang te maken en zo macht uit te oefenen. Als je niet luisterde, moest je maar voelen. En hoe het voelde werd door de naamloze beeldhouwers van dit timpaan tot in details uitgebeeld. De hel bleek grote gelijkenis te hebben met de kerkers waarin je gesmeten werd als je voor een misdaad terecht (of onterecht) veroordeeld werd. Uiteraard ontbraken de martelinstrumenten niet.

Na de Verlichting zijn we in ons collectieve bewustzijn de Middeleeuwse voorstelling van het Laatste Oordeel en het hiernamaals (hemel of hel) gaan beschouwen als hét manipulatiemiddel van de heersende klasse (de eerste en tweede stand, respectievelijk geestelijkheid en aristocratie) om het volk schrik aan te jagen en onder de duim te houden. De geestelijke werkelijkheid van het Laatste Oordeel spoelde weg als een zandkasteel in de branding. Voor de geseculariseerde mens is een van de weinige goede dingen die het christendom voor ons bewaard heeft, een oneliner als “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”. Vrijwel niemand zal tegenspreken dat dit een juiste levenshouding is.

Nadat met de inzichten uit de Verlichting het folteren en de doodstraf verboden werd, werd tenslotte ook de hel afgeschaft. De geseculariseerde mens is er van overtuigd dat de hel een verzinsel van de kerk was om het volk schrik aan te jagen. De angst voor de hel leeft hoogstens nog voort in de angst voor sociale uitsluiting. Die angst lijkt des te reëler is omdat ze betrekking heeft op het leven vóór de dood.

Meestal vergeten we dat de potentiële angst onder het volk in onze postmoderne tijd nog altijd met hetzelfde doel gemanipuleerd wordt als in de Middeleeuwen. Het volk schrik aanjagen, blijkt nog altijd een zeer belangrijk manipulatiemiddel. Alleen ligt de focus nu niet meer op het leven na de dood, maar op het leven vóór de dood. Het Grote Verhaal van het christendom is verdwenen, wat overgebleven is, is de angst om er niet bij te horen, om uitgesloten te worden tijdens dít leven.

Terug naar het timpaan van het Laatste Oordeel in Conques. In het midden Chrisus als onze Rechter. Ook al is Hij volgens de christelijke traditie mens geworden, Hij is niet onze gelijke. Daarom zit Hij op een troon. Net als de heersers uit het verleden. De moderne geseculariseerde mens heeft, als erfgenaam van de protestanten, moeite met autoriteit, dus ook met de troon. Die afkeer van autoriteit leidde in de achttiende eeuw tot het strenge gelijkheidsdenken van de Jakobijnen. En dat heeft ons collectieve bewustzijn sinds de Franse Revolutie zo sterk gevormd, dat we tegen het beeld van de Rechter in Conques bijna automatisch in verzet komen.

conques
Christus als Rechter in het midden. Aan zijn rechterhand de gelukzaligen, aan zijn linkerhand de verdoemden.

Geen mens staat boven de ander, álle mensen zijn immers gelijk. Het gelijkheidsdenken heeft ons afkerig gemaakt voor hiërarchie. Alles wat boven het maaiveld uitsteekt, wordt met de zeis van het gelijkheidsdenken een kopje kleiner gemaakt. Het is een strenge en genadeloze manier van denken. Maar in de natuur, die we sinds de Romantiek graag hoogachten, bestaat er helemaal geen gelijkheid. Alles in de natuur is onderworpen aan hiërarchie.

Na de Franse Revolutie moest en zou alles gelijk zijn, zeker tijdens het schrikbewind. De aristocraat Philippe van Orleans die zo graag l’ami du peuple wilde zijn en zich Philippe Egalité noemde, bleek voor de Jakobijnen niet gelijk genoeg en belandde noodlottig onder het nationale scheermes.

Het timpaan van Conques kent geen modern gelijkheidsdenken. Weliswaar zijn voor de Rechter alle mensen gelijk. Daarom vallen ze, niemand uitgezonderd, onder Zijn oordeel. Christus, de mensgeworden God, oordeelt dus na onze lichamelijke dood waar onze ziel heen gaat. We kunnen daarbij slechts twee kanten op: naar boven of naar beneden. Of op de horizontale as: naar links of naar rechts.

Degenen aan de rechterhand van Christus gaan naar de hemel. Degenen aan Zijn linkerhand naar de hel. De horizontale as (links en rechts) leeft tot op de dag van vandaag voort in de politieke verhoudingen. Het boven en beneden, de verticale as heeft in het maatschappelijke leven nauwelijks nog betekenis. Geloven in een geestelijk boven (hemel) en beneden (hel) doe je maar in de privésfeer.

De angst voor het Laatste Oordeel bestaat nauwelijks nog. Maar de angst voor het maatschappelijke oordeel lijkt in deze gepolariseerde tijd steeds groter te worden. Het oordelen in termen van “goed” en “fout” is beslist niet verdwenen! De christelijke moraal heeft alleen plaats gemaakt voor een seculiere moraal. De zonden zijn vervangen door maatschappelijke doodzonden zoals discriminatie en racisme. Maak je je daaraan schuldig, dan verdien je maatschappelijke uitsluiting en dat betekent het verliezen van je reputatie, je vrienden, je netwerk of je baan.

Een cordon sanitaire om de PVV is volgens de gevestigde orde rechtvaardig, omdat de PVV zou zich schuldig maken aan de maatschappelijke doodzonde: racisme. Degenen die dit oordeel vellen, volgen de moraal van de heersende klasse. Deze ziet zichzelf als goed en rechtvaardig. Racisten verdienen de hel van de uitsluiting. Het zijn de bokken, die in de Middeleeuwen aan de linkerhand van Christus stonden opgesteld. De hel hebben we bijna unaniem afgeschaft, maar de maatschappelijke uitsluiting blijft springlevend.

Op het Franse platteland hangen de meeste plaatsnaamborden omgekeerd als uiting van de brede maatschappelijke onvrede die nu al een paar jaar duurt. Zondag 30 juni werd het Rassemblement National met ruim 33% van alle stemmen de grootste partij van Frankrijk. Volgens de linkse oppositie kiest het volk voor extreemrechts. En dus fout. De partij van Marine Le Pen zou zich volgens hen schuldig maken aan racisme en eigenlijk uitsluiting verdienen.

Maar het volk heeft gekozen. Alsof de Hugenoten opnieuw in verzet komen tegen de heersende klasse, tegen de kerk van de globalisten die de banvloek uitspreekt over iedereen die zich volgens hen schuldig maakt aan racisme. De hel is niet meer nodig als dreigmiddel, een enkele reis naar de verkeerde, extreemrechtse hoek van de samenleving is tegenwoordig genoeg. Zolang je bang bent om daar te belanden, werkt het. Maar eenderde van het Franse volk is inmiddels niet meer bang voor de banvloek van de globalisten.

Timothée, onze jonge campingbeheerder komt uit Toulouse. Een wandelaar op zoek naar zingeving die door een blessure op deze idyllische plek strandde. Als we het over de verkiezingen en polarisatie van zijn land hebben, bekent hij dat hij niet links en niet rechts wil zijn en dat hij de polarisatie in zijn land en Europa bezorgd aanziet. Hij is duidelijk voor lokaal en niet voor globaal. Zeker, het is handig dat er WiFi op zijn camping is en dat we hier verbonden zijn met de hele wereld. en toch: local first.

Dat laatste klinkt als een leus van nationalisten, maar dat is het niet. Voor Marine LePen is Europa niet de Europese Unie. De Europese Unie is volgens haar een ideologie zonder land, zonder volk, zonder wortels, zonder ziel en zonder beschaving. Dat is vloeken in de globalistische kerk die ons wil omvormen tot “Europeanen”.

Voordat Frankrijk in 1792 de meest gecentraliseerde staat van Europa werd, spraken miljoenen Fransen geen Frans. Hier in het noorden van het departement Ayveron sprak men Occitaans. De nieuwe administratieve indeling in departementen moest na 1792 de regionale identiteiten van Frankrijk vernietigen. De Auvergnat was voortaan een burger van de Franse Republiek woonachtig in bijvoorbeeld het departement Cantal.

In navolging van de revolutionairen in Parijs willen nu de globalisten in Brussel de nationale identiteiten in Europa vernietigen. We moeten allemaal Europeanen worden. Veel Fransen komen hiertegen in verzet. Ze blijven vasthouden aan het lokale en aan tradities, net als Timothée, onze campingbeheerder.

In de Middeleeuwen bestond de natiestaat nog niet. De identiteit van onze voorouders was vooral religieus bepaald. Toen paus Urbanus II in 1095 in Clermont Ferrand opriep tot de Eerste Kruistocht kwamen de kruisridders overal uit Europa. Er waren geen Fransen of Duitsers, er was één christenheid. Novalis schreef er in 1799 een beroemd geworden essay over: Die Christenheit oder Europa. Voordat de industriële revolutie nog op gang moest komen, verlangde hij terug naar een christelijk Middeleeuws Europa. Maar de moderniteit had de weg terug voorgoed afgesneden.

De terugkeer naar een christelijk Europa werd zo een droom van zweverige romantici en van tsaar Alexander I die met zijn Heilige Alliantie Europa weer wilde verenigen onder het christelijke geloof met Christus als hoofd. De pragmatische Angelsaksen lachten hem achter zijn rug uit.

We leven nu in een postchristelijk Europa dat bang lijkt te zijn voor zijn christelijke erfenis. Paus Benedictus XVI sprak over “de zelfhaat van het Avondland”. We staan vaak opener voor niet-westerse culturen dan voor onze eigen tradities. Dikwijls omdat we geleerd hebben om met argwaan naar trots op onze eigen, westerse cultuur te kijken en onszelf ervan te verdenken dat we in dat geval nationalistisch of, in het allerergste geval, racistisch zijn. We willen, net als de Middeleeuwse mens, graag in de goede hoek terecht komen, bang voor het maatschappelijke oordeel.

conques
De angst om in de verkeerde hoek van de samenleving terecht te komen, is er nog altijd. Alleen is het hier niet God die oordeelt, maar de anderen.

In Conques blijft het timpaan intussen als een groot uitroepteken uit het verleden aanwezig in een postchristelijke wereld. Het Laatste Oordeel is voor de postchristelijke mens niet meer iets dat ons te wachten staat, maar een verzinsel dat zijn tijd gehad heeft. We menen nu onder een ander oordeel te leven, het oordeel van de kiezer. Wat gaat de Franse kiezer op 7 juli 2024 doen? Gaat Frankrijk naar rechts of naar links? Macron heeft al gewaarschuwd voor een etnische burgeroorlog als het Rassemblement National wint. Want dreigen met de hel werkt niet meer.

Tranen met Truitje

aan het lezen in: Het huis Lauernesse (1840) van G.L.A.Toussaint

In 1814 verscheen Waverley van Walter Scott (1771-1832) en begon de opmars van de historische roman in Europa. Dit genre sloot naadloos aan op de romantiek met zijn nadruk op het gevoel en een geïdealiseerd verleden. Vaak ging het, als reactie op de rationaliteit van de Verlichting en de industriële revolutie, om een vlucht in het verleden, meestal de Middeleeuwen. De romans van Scott veroverden na 1820 Europa en vonden veel navolging.

In Nederland werd het genre in de jaren dertig opgepakt door Aarnout Drost (1810-1834), Jan_Frederik_Oltmans (1806-1854), Jacob van Lennep (1802-1866) en Geertruida Bosboom-Toussaint (1812-1886). In Vlaanderen werd de historische roman vooral vertegenwoordigd door Hendrik Conscience (1812-1888). Tot de bekendste Nederlandstalige historische romans van de jaren dertig behoren De leeuw van Vlaanderen (Concience, 1838), De lotgevallen van Ferdinand Huyck (Van Lennep, 1840) en Het Huis Lauernesse (Toussaint, 1840). Deze romans spelen zich respectievelijk af rond 1302, 1740 en 1521.

Huis Lauernesse 1840
Gravure op het titelblad van Het Huis Lauernesse (1840) met de jonge prediker Paul van Mansfeld, een volgeling van Luther en Melanchton

Afgelopen weken las ik de roman van Geertruida Toussaint die ze tussen 1838 en 1840 schreef in opdracht van de heer Beijerinck. Ze was toen pas 24 jaar en had al drie historische romans op haar naam staan. Met Het Huis Lauernesse vestigde ze in een keer haar naam want het boek werd onmiddellijk een groot succes. Dat kwam omdat haar boek, dat zich afspeelt in de Nederlanden aan het begin van de Reformatie, een thema raakte dat in de jaren veertig hoogst actueel was: hoe moest in het nog jonge Koninkrijk der Nederlanden het protestantse volksdeel zich verhouden tot het katholieke volksdeel?

In 1840 was in Nederland het zogenaamde placetum regium van kracht. Dit hield in dat de overheid het recht had om pauselijke of bisschoppelijke besluiten goed te keuren eer ze mogen worden bekend gemaakt en uitgevoerd. De belangrijkste rooms-katholieke politici sloten zich rond 1840 aan bij de liberalen, omdat ook de liberalen streefden naar democratische hervormingen. Hun verbond leidde er toe dat in 1848 het toezicht van de koning op de rooms-katholieke kerk werd afgeschaft. In 1853 werden er voor het eerst sinds de 16e eeuw in Nederland weer bisschoppen benoemd door de paus. Tegen de achtergrond van deze maatschappelijke ontwikkelingen moeten we de grote belangstelling voor Het huis Lauernesse in 1840 (en daarna) zien.

In de narede van haar roman schrijft Toussaint hoe haar opdracht luidde: “In het laatst van het jaar 1838 vroeg de Heer Beijerinck van mij een’ roman, uit het eerste tijdperk der Hervorming in Holland, en die bepaaldelijk voorstellen moest: den invloed der laatste op het burgerlijk en huiselijk leven der Nederlanders.” Het ging dus om het concretiseren van de beginjaren van de Reformatie en dan met name in de huiselijke sfeer. In de Biedermeiertijd stond het burgerlijk leven centraal en Toussaint’s opdrachtgever vroeg haar om de impact van de Reformatie op het familieleven centraal te stellen.

Jan van WoerdenZo hoopte hij dat de burgerij persoonlijk geraakt kon worden. De 24-jarige apothekersdochter uit Alkmaar slaagde daar meesterlijk in. Hoewel ze zelf overtuigd protestants was, schetste ze bewust geen karikaturaal beeld van de katholieken en protestanten. Bij beide groepen zag ze fanatici en gematigden. Door het op te nemen voor de gematigden, toonde ze begrip voor de gematigde katholieken en wees ze fanatisme bij protestanten af. Het Huis Lauernesse droeg daardoor bij aan het verzoeningsproces tussen protestanten en katholieken in de jaren veertig.

Romantische kenmerken, zoals een grote nadruk op het gevoel, zijn overduidelijk aanwezig. In een paar gebeurtenissen worden alle registers van het gevoel opengetrokken, zoals in de breuk tussen Ottelijne en Arnoud Bakelszn, de dood van de weduwe Bakelszn en de martelaarsdood van Jan van Woerden (1499-1525) op de brandstapel. We zien hetzelfde vertoon van heftige emoties zoals in de historische schilderkunst uit die tijd, met veel ten hemel gerichte smachtende blikken en geschrei. Kortom: Tranen met Truitje (Toussaint).

Confessio Augustana 1530

gelezen: de Augsburger Konfession (1530)
21 geloofsartikelen (plus 7) opgesteld door Philip Melanchton

MelanchtonAugsburg is voor de Reformatie een belangrijke stad geweest. Twee mijlpalen uit de Reformatie en uit de Europese geschiedenis zijn met deze stad in Zuid-Duitsland verbonden: de Confessio Augustana (1530) en de godsdienstvrede van Augsburg (1555).

Ons tweede bezoek aan Augsburg deze maand was voor mij een aanleiding om de Augsburger Konfession (1530) eens een keer in zijn geheel te lezen. De tekst is opgesteld door Philipp Melanchton, een vriend van Luther en werd in 1530 aangeboden aan keizer Karel V op de Rijksdag van Augsburg. Luther en Melanchthon hoopten op een verzoening en de tekst is daarom gematigd van toon. De Kerk van Rome was in 1530 officieel nog niet gescheurd. Pas later werd 31 oktober 1517 als de geboortedag van de Reformatie gezien en gevierd.

augsburger_konfessionI. Over God
Bij ons wordt in grote overeenstemming met de kerk geleerd, dat de uitspraak van het concilie van Nicea l), dat God in wezen één is en dat er drie personen zijn, waar is en zonder enige twijfel geloofd moet worden. Die uitspraak houdt in, dat er één goddelijk wezen is, dat bestaat en genoemd wordt: eeuwige, onlichamelijke, ondeelbare God, onmetelijke macht, wijsheid, goedheid, schepper en bewaarder van alle dingen, zichtbare en onzichtbare. En toch zijn er drie personen, in wezen gelijk, met dezelfde macht en eeuwigheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het woord ‘personen’ wordt hier gebruikt in die betekenis, waarin de Kerkvaders het in deze kwestie gebruiken. Het betekent niet een deel of een eigenschap van iemand, maar iets dat op zichzelf bestaat. Vervloekt worden alle ketterijen, die tegen dit artikel te voorschijn gekomen zijn, zoals de Manicheeën, die van twee goden uitgaan, een goede en een kwade; hetzelfde geldt voor de Valentinianen, de Arianen, de Eunomianen, de Mohammedanen en alle vergelijkbare groepen. Ook worden de Samosaten vervloekt, de ouden en de nieuwen, die beweren dat er slechts één persoon is. Zij redeneren over het Woord en de Heilige Geest listig en goddeloos, dat het geen op zichzelf staande personen zijn, maar dat het ‘Woord’ het gesproken woord betekent, en dat de ‘Geest’ de beweging in de schepping veroorzaakt.
 
Bron:web.archive.org

In onze postchristelijke eeuw zou deze gematigde geloofsbelijdenis, die is opgesteld om de eenheid binnen de christenheid te bewaren, onherroepelijk tot religieuze spanningen leiden, direct al in het eerste artikel waarin het christelijke godsbeeld is vastgelegd. Katholieken en kerkhervormers konden dat in 1530 met elkaar delen en samen een scherp onderscheid maken tussen dogma en ketterij, waarheid en leugen.

Buitenkerkelijk zijn in het Europa van de zestiende eeuw betekende uitsluiting uit de maatschappij wegens ketterij. Humanisme en secularisering hebben hier gelukkig een einde aan gemaakt. Godsdienst is een privéaangelegenheid en levensbeschouwing een vrije zaak. Een geloofsbelijdenis definieert het geloof en verbindt het individuele aan het collectieve. De kerkhervormer van 1530 belijdt met “ik geloof en belijd”, maar binnen de Kerk en onderwerpt het ik zich aan het wij van de Kerk: ‘wij geloven en belijden”.

Briefmarke
Duitse postzegel uit 1980 t.g.v. het 450e jubileumjaar van de Augsburger Konfession

Het woord ketterij heeft het christelijke geloof in de (geseculariseerde) wereld geen goede naam bezorgd omdat het gekoppeld wordt aan de onverdraagzaamheid en de vervolging van andersdenkenden. Maar voor de Kerk is het buiten de deur houden van ketterij net zo essentieel als het uitsluiten van bedrog, pseudowetenschap en onzin voor de wetenschap is. “Een plus een is drie” is voor de wetenschap in feite ook “ketterij”.

Ironisch genoeg is het woord “ketter” een verbastering van het woord “kathaar” dat afgeleid is van het Latijnse woord voor “zuiver”. Maar vanuit de geloofsbelijdenis die het geloof definieert én beschermt, is ketterij onzuiver en ongezond en tast het de gezonde visie aan die de geloofsbelijdenis verkondigt. In zover is het objectief en eerlijk. Maar waar ketters vervolgd worden en tenslotte verbrand, daar maken de mensen binnen de Kerk zich schuldig aan een veel grotere zonde: de uitsluiting (en het vermoorden) van andersdenkenden.

Briefmarke 2005
Duitse postzegel uit 2005 t.g.v. het 450e jubileumjaar van de Vrede van Augsburg

De brandstapel was voor elke kerkhervormer een serieuze bedreiging. Luther, Melanchton en de andere reformatoren stonden op tegen de Kerk van Rome vanuit een acute gewetensnood maar met voortdurend gevaar voor hun eigen leven. Iedereen wist wat de uiterste consequentie was van kritiek op het kerkelijk leergezag. Johannes Hus (1370-1415) belandde honderd jaar voor Luther op de brandstapel en hij was niet de enige.

de Confessio Augustana in het Nederlands