de schilder en zijn broodheer

Deze serie verscheen tussen april en juni 2012

Doordat de overheid zich als geïnstitutionaliseerde mecenas terugtrekt, worden veel kunstenaars die ooit afhankelijk waren van subsidie, nu gedwongen een knieval te maken voor ‘de markt’. In veel gevallen moeten deze kunstenaars om te overleven, net als vroeger, weer de persoonlijke en commerciële belangen gaan dienen van rijke particuliere opdrachtgevers.

de schilder
en zijn broodheer [ 1 ]

Johann Peter Krafft en Erzherzog Karl
Erzherzog Karl in der Schlacht bei Aspern-Eßling (1812)

In de tijd dat er nog geen fotografie bestond, was de portretschilderkunst een spiegel van de ijdelheid. Wanneer een schilder het ego van de opdrachtgever wist te strelen, was zijn portret doorgaans een succes. Portretschilders waren meestal afhankelijk van een netwerk in de hogere kringen, de adel of het hof. Daar was goed te verdienen. Titiaan, Rubens en Velazquez werden er schatrijk mee. Nog meer was er te verdienen in de historieschilderkunst. Daarvoor moest je op schilderkunstig terrein wel een alleskunner zijn. Historieschilderkunst was bijna altijd propaganda in het belang van de monarch of de staat. In de loop van de negentiende eeuw ontstond er een booming market voor nationalistische historieschilderkunst.

J. P. Krafft 1812
Johann Peter Krafft 1812
Erzherzog Karl versloeg Napoleon in de slag bij Aspern-Eßling op 21-22 mei 1809
Jacques-Louis David had in 1800 een fantastisch portret van Napoleon geschilderd, als machtige veroveraar op een steigerend wit paard. Zo wilde de aartshertog ook wel gezien worden.

Het schilderij Erzherzog Karl in der Schlacht bei Aspern hangt in het Heeresgeschichtliches Museum in Wenen. Op internet ging ik virtueel eens een kijkje nemen. Het gebouw ziet er van binnen uit als een tempel van Oostenrijks patriottisme en dat is een prima locatie voor dit Oostenrijkse heldentafereel. Mijn eerste indruk is dat de secretaris van aartshertog Karl opdrachtnemer Johann Peter Krafft er nog eens aan herinnerd heeft dat hij uitverkoren is voor deze opdracht omdat hij in Parijs contact had gelegd met Jacques-Louis David. In het hol van de leeuw. De Franse meester van het classicisme had in 1800 een fantastisch portret van Napoleon geschilderd, als machtige veroveraar op een steigerend wit paard. Zo wilde de aartshertog ook wel gezien worden.

Vermoedelijk kreeg Krafft daarom deze opdracht. Het was een droomopdracht waarmee zijn carrière in één klap veilig was gesteld. Wanneer je als schilder eenmaal op Schönbrunn was binnengekomen, dan gold dat ook financieel. Natuurlijk moest je wel een potje kunnen schilderen en bovendien moest je bereid zijn om hier en daar te “idealiseren”. Je moest dus “liegen dat het geschilderd is”. De opdracht bestond er dus uit om aartshertog á la Napoleon af te beelden. Maar er was meer. Het portret moest ook een heldenverhaal vertellen. Aartshertog Karl moest geschilderd worden op het beslissende moment in de Slag bij Aspern-Eßling op 21-22 mei 1809.

Aartshertog Karl en J.P.Krafft
opdrachtgever aartshertog Karl
en zijn schilder Johann Peter Krafft

Wat was er gebeurd? Oostenrijk had in het voorjaar van 1809 Frankrijk opnieuw de oorlog verklaard. Bondgenoten op het Europese continent waren er niet meer en daarom had Oostenrijk alleen nog een coalitie kunnen vormen met Engeland dat al vanaf 1793 met Frankrijk en daarna met Napoleon in oorlog was. De zogenaamde Vijfde Coalitie Oorlog begon op 10 april 1809 toen Oostenrijkse troepen de Inn overstaken en het koninkrijk Beieren aanvielen. Beieren was een bondgenoot van Frankrijk dat door deze aanval zeer verrast was. Een week later kwam de Franse reactie en nu moesten de Oostenrijkers zich weer terugtrekken tot in Bohemen. Daarna trok Napoleon met een gigantisch leger op naar Wenen en op 13 mei werd de Oostenrijkse hoofdstad ingenomen. De Oostenrijkers hadden alle bruggen over de Donau opgeblazen en het grootste deel van het Franse leger kwam op de noordoever tussen Aspern en Eßling vast te zitten. Voor de Oostenrijkse bevelhebber aartshertog Karl was dit dé gelegenheid om aan te vallen. Het werd een verschrikkelijke slachting en de eerste grote nederlaag voor Napoleon. De Oostenrijkers verkeerden in dezelfde euforie als de coalitie zes jaar later na de overwinning op Napoleon bij Waterloo. Maar de vreugde was slechts van korte duur. Zes weken later sloeg Napoleon keihard terug bij Deutsch-Wagram, een plaatsje iets ten noorden van Aspern en Eßling. De Oostenrijkers waren alsnog gedwongen een zeer vernederende vrede te ondertekenen waarbij ze verschillende rijksdelen aan Frankrijk moesten afstaan. Ondanks de uiteindelijke vernedering, werd de overwinning bij Aspern-Eßling nog lang daarna gevierd.

Meynier
Op dit schilderij van Charles Meynier uit 1812 zien we de Franse visie op de Slag bij Aspern-Eßling. Aan Franse zijde vielen er 30.000 doden en gewonden. Napoleon kon niet in de rol van overwinnaar worden afgebeeld, maar wél als zorgzame vader des vaderlands, wanneer hij een bezoek brengt aan de gewonden op het eiland Lobau in de Donau op 23 mei 1809

Aartshertog Karl was door de overwinning automatisch tot nationale held gepromoveerd. Tijdens de veldslag zou hij het vaandel van het eerste bataljon van het infanterieregiment “Freiherr von Zach” gegrepen hebben en daarmee op de Franse linie zijn afgestormd. Daardoor kon de gebroken Oostenrijkse linie zich weer sluiten en werd de strijd voorlopig in het voordeel van Oostenrijk beslist. Niemand durfde in die tijd tegen te spreken dat het zo gegaan was. En die heldendaad mocht Johann Peter Krafft dus uitbeelden.

Krafft heeft zich voorbeeldig aan zijn opdracht gehouden. Wellicht had hij er zo zijn eigen ideeën over. Maar hij zal er geen moment aan getwijfeld hebben om zijn opdrachtgever niet in zijn aartshertogelijke ego te bevestigen. Aan postmoderne deconstructie deed men tweehonderd jaar geleden nog niet. En waarom zou hij eigenlijk zijn carrière kapotmaken, nu hij als 32-jarige schilder op het punt stond door te breken op keizerlijk niveau? Een knieval voor de opdrachtgever was iets vanzelfsprekends.

Erzherzog KarlKrafft’s ruiterportret werd een groot succes. In 1819 en 1820 schilderde hij twee grote historiestukken over de Slag bij Aspern-Eßling met aartshertog Karl in het midden. Deze hangen nog altijd in Wenen. Het ene in het Heeresgeschichtliches Museum en het andere in het Palais Liechtenstein. Het ruiterportret uit 1812 inspireerde bovendien de beeldhouwer Anton Dominik Fernkorn die voor de herdenking in 1859 een enorm ruiterstandbeeld ontwierp. In het Heeresgeschichtliches Museum staat een model van zijn monumentale ruiterstandbeeld op de Heldenplaz.

Johann Peter Krafft [ de.wikipedia.org ]

de schilder
en zijn broodheer [ 2 ]

Maurice Quentin de La Tour en Moritz Graf von Sachsen
La Tour
Moritz Graf von Sachsen ca. 1750
links als maarschalk en rechts als een intellectueel van zijn tijd, als een van de Philosophes. De karaktereigenschappen die je bij beide posities verwacht, zijn goed getroffen. La Tour maakte overigens ook een portret van Jean-Jacques Rousseau.

Moritz von Sachsen was het buitenechtelijke kind van de keurvorst Friedrich August I van Saksen, ook wel bekend als August der Starke (1670–1733). Deze zorgde dat het bedje van zijn onwettige zoon gespreid was en om te beginnen mocht Moritz zich Graf noemen. In deze positie kon hij tijdens de oorlogen in de eerste helft van de achttiende eeuw Noordse Oorlog, de Hongaarse oorlog tegen de Turken en de Oostenrijkse Successieoorlog gemakkelijk opklimmen tot de hoogste rangen in het leger. In intellectueel en artistiek opzicht was Moritz een opmerkelijke jongen. Toen hij tien jaar oud was, ging hij al filosofie studeren. Bovendien had hij muzikaal talent.

Het koninkrijk Saksen was een bondgenoot van het machtige Frankrijk.In 1717 vocht hij met prins Eugen van Savoye en de Hongaren mee tegen de Turken. In 1720 trad hij in dienst van het Franse leger en hij mocht daar een paar jaar later een eigen Duits regiment aanvoeren. Ook in de Lage Landen maakte men kennis met de Maréchal de Saxe zoals hij in Frankrijk genoemd werd. Tijdens de veldtocht van 1744 onder Lodewijk XV vocht hij tegen de Oostenrijkers in Vlaanderen. Een paar jaar later werd hij na het beleg en de inname van Bergen op Zoom (16 september 1747) tot opperbevelhebber in de Zuidelijke Nederlanden benoemd. Nadat in 1748 de Vrede van Aken gesloten was en de Oostenrijkse Successieoorlog voorlopig voorbij was, trok hij zich terug in het grote kasteel Chambord aan de Loire. Daar liet hij zich omringen door geleerden, kunstenaars en filosofen en Chambord werd onder de Maréchal de Saxe een intellectueel en artistiek trefpunt. Hij leefde hier nog twee jaar tot aan zijn dood in 1750. Hij is bijgezet in de Thomaskerk van Straßburg in een reusachtig grafmonument.

La Tour
Maurice Quentin de La Tour
twee zelfportretten (detail)

Maurice Quentin de La Tour (1704-1788) kreeg waarschijnlijk rond 1750 opdracht om Maréchal de Saxe te schilderen. Waarschijnlijk was de La Tour zelf ook een van die kunstenaars die regelmatig de kunstkring op Chambord bezocht. Nadat hij kennis gemaakt had met het werk van Rosalba Carriera had hij zich sinds 1727 volledig toegelegd op het ’schilderen’ met pastelkrijt. Je brengt de kleur op met puur pigment dat bijeengehouden wordt met bindmiddel. Pastelkrijt is waarschijnlijk hét materiaal van het rococo, even poederig als de pruiken in die tijd. Je kunt er heel directe, frisse portretten mee maken met een fluweelzachte ‘huid’. In 1746 werd de La Tour lid van de Académie Royale de Peinture et de Sculpture en vier jaar later werd hij door Lodewijk XV benoemd tot hofschilder. Dat zou hij blijven tot 1773. Behalve talloze portretten in opdracht, zijn er ook meerdere zelfportretten van hem bewaard gebleven. Naast de tronies van de jonge Rembrandt, ken ik weinig zelfportretten waar het plezier zo vanaf spat.

Moritz von Saksen
Ook de pastelschilder Jean-Étienne Liotard (1702-1789) maakte een portret van Moritz von Saksen. Daarnaast zijn grafmonument (1765-1776) door Pigalle in de Thomaskerk in Strassburg

Maurice Quentin de La Tour | Maurits van Saksen

de schilder
en zijn broodheer [ 3 ]

John Trumbull (1756-1843) en het U.S. Congress in 1817
Declaration of Independence
The Declaration of Independence 1817-1826
in de rotonde van het Capitool in Washington DC

In 1817 kreeg de Amerikaanse schilder John Trumbull van het Amerikaanse congres de opdracht om de presentatie te schilderden van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring op 28 juni 1776, die zes dagen later ondertekend zou worden. Dat moment geldt als het geboorteuur van de Verenigde Staten.

Trumbull had in 1786 al een kleiner schilderij gemaakt en nu wilde het congres graag een grote versie voor het toekomstige Capitool in Washington. De oorlog van 1812 met Engeland was achter de rug en het nationalisme was vanuit Europa ook naar de Verenigde Staten overgewaaid. De jonge natie had historische beelden nodig waarmee in het onderwijs onder de Amerikanen nationaal zelfbewustzijn kon worden gekweekt.

Declaration of Independence
The Declaration of Independence
een eerste versie van het schilderij begon Trumbull al in 1786. Het hangt tegenwoordig in de Yale University Art Gallery
The Declaration of Independence was begun in Paris, most probably at the suggestion of Thomas Jefferson, chief author of the document, who provided Trumbull with a first-hand account of the event in the Assembly Room in Independence Hall where Congress had met. Trumbull combined a desire for historical authenticity with a mission to commemorate a moment of transcendent importance.
 
Bron: artgallery.yale.edu
Declaration of Independence
vlnr. John Adams, Roger Sherman, Robert R. Livingston, Thomas Jefferson en Benjamin Franklin

Iedere Amerikaan kent de voorstelling van Trumbull want deze staat afgebeeld op de achterkant van het biljet van twee dollar. In het midden staan The Founding Fathers John Adams, Roger Sherman, Robert R. Livingston, Thomas Jefferson en Benjamin Franklin. Daarnaast zijn er nog 37 personen die de verklaring ondertekenden. Veertien personen zijn niet afgebeeld. Het schilderij kreeg in 1826 een plaats in de rotonde van het Capitool in Washington DC.

Declaration of Independence
op de voorgrond: Charles Thomson (staand), John Hancock (zittend) George Read, John Dickinson en Edward Rutledge (ook staand)
Declaration of Independence
de 29 personen links op het schilderij
John Trumbull was born in Lebanon, Connecticut, on June 6, 1756. His father, Jonathan Trumbull, was later Governor of Connecticut (1769–1784). John entered Harvard College in 1771 and graduated in 1773. He created numerous sketches of significant people and places, even during his service as an officer and General Washington’s aide-de-camp during the Revolutionary War. Resigning his commission as colonel in 1777, he painted for two years and then went to England, where he studied under renowned history painter Benjamin West and at the Royal Academy of Arts. In London, Paris, and New York City, he created scenes of the American Revolution and life portraits or sketches of many of the individuals who would appear in them. He also painted portraits of other notable persons and numerous religious scenes.
 
Bron: aoc.gov
bicentennial 1976
Trumbull’s schilderij verscheen op een serie postzegels uitgeven ter gelegenheid van het Bicentennial in 1976

John Trumbull [ en.wikipedia.org ] | Declaration of Independence

de schilder
en zijn broodheer [ 4 ]

Jacques Louis David (1748-1825) en De Eed op de Kaatsbaan (1791)
David
De Eed op de Kaatsbaan 1791
Het onweer en de wapperende gordijnen verwijzen naar Pinksteren en 20 juni 1789
moest de nieuwe, vaderlandse Pinksterdag worden waarop iedereen grondwettelijke burger was geworden.

In zijn essay over de Franse classicistische schilder Jacques Louis David in The Power of Art, schrijft Simon Schama het volgende: “David zat nu in de handel in helden en boeven ( in zekere zin was dat altijd zo geweest).” Het idee van de autonome vrije kunstenaar stamt uit de Romantiek. Eigenlijk is men daar pas na Van Gogh in de twintigste eeuw echt in gaan gelóven. Maar kunstenaars zijn natuurlijk, net als alle zelfstandige ondernemers, altijd afhankelijk geweest van opdrachten en dus van opdrachtgevers. Traditioneel was dat de kerk, de adel en de rijke burgerij. Later is daar de staat bij gekomen. De opdrachtgevers bepaalden wat ze wilden zien en als de kunstenaar er zich niet aan hield, sneed hij zichzelf financieel en sociaal in de vingers. Als je gevraagd werd een portret te schilderen, ging je dus echt niet vragen of je opdrachtgever of zijn club wel deugden. Het begrip “verantwoord ondernemen” kwam niet in de gedachten op. Handel was handel, ook voor de kunstenaar.

De historieschilder moest in zijn werk verder gaan dan de portretschilder. Hij hoefde dan wel niet het portret van helden en boeven te schilderen, maar wel hun streken. Op doek moesten deze er uiteraard als heldendaden uitzien. Historieschilderkunst is eigenlijk altijd propaganda geweest en de schilder liet zich daar voor inhuren. Maar het gebeurde natuurlijk ook wel dat de kunstenaar van harte de propaganda, die hij overigens helemaal niet als propaganda zag, toejuichte. Dat is bijvoorbeeld het geval in de voorstudie voor de Eed op de Kaatsbaan van Jacques Louis David mogelijk in opdracht van de Jakobijnen. Het was een ambitieuze opdracht, vergelijkbaar met de opdracht die David veertien jaar later kreeg om Le Sacre de Napoleon te schilderen. Voor de Eed op de Kaatsbaan moest David vijfhonderd personen afbeelden op een doek van negen meter breed en zes meter hoog.

David
David’s schetsen voor de eed op de kaatsbaan

Om het enorme doek te bekostigen begon hij fondsen te werven. Drieduizend mensen schreven in op het project en hoopten daarvoor later een kopie te krijgen. Maar David zou zijn opdracht nooit voltooien. De Eed op de Kaatsbaan (Jeu de Paume) had in 1789 plaatsgevonden. Het werd beschouwd als de Dageraad van de Nieuwe Natie en uiteraard moest het grote moment vereeuwigd worden, want de staat had ook iconen nodig. David’s opdracht is dus prima vergelijkbaar met de opdracht van John Trumbull. In 1786 had deze al een schilderij gemaakt van de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten in 1776. Maar David begon zijn opdracht te kort na het historische moment. Frankrijk was nog altijd in rep en roer. Toen David in 1791 zijn opdracht aannam, waren al heel wat eedgenoten tot schurken bestempeld. Simon Schama schrijft: “In plaats van armen die allemaal in dezelfde richting werden uitgestrekt, ontstond er een epidemie van beschuldigende vingers.”

David zat nu in de handel in helden en boeven (in zekere zin was dat altijd zo geweest).

Simon Schama in The Power of Art

David had de kant van de Jakobijnen gekozen en was zelfs bevriend geraakt met Marat en Robespierre, twee leidende figuren tijdens het schrikbewind in 1793-1794. Twee jaar na De Eed op de Kaatsbaan moest David dus aan geschiedsvervalsing gaan doen. Eedgenoten die als verraders waren ontmaskerd, moesten uitgewist worden en kregen dus geen plek meer op het schilderij. Maar de schifting was nog steeds in volle gang zodat David’s opdracht een mission impossible was geworden.

De voorstudie met pen en inkt die zich in het Musée National du Chateau in Versailles bevindt, is eerder een portret van de sfeer van bevrijding dan een groepsportret van historische individuen. De Eed op de Kaatsbaan wordt met religieuze symboliek versterkt. Het onweer en de wapperende gordijnen verwijzen naar Pinksteren en 20 juni 1789 moest de nieuwe, vaderlandse Pinksterdag worden waarop iedereen grondwettelijke burger geworden was. Het ging om de broederschap van alle Fransen. Maar in 1791 was de Revolutie al begonnen om haar eigen kinderen te verslinden. Aristocraten als de la Fayette en Mirabeau die de Revolutie hadden gesteund werden niet meer vertrouwd. Na de euforie begon men overal samenzweringen te zien. Dat zou David in 1794 bijna de kop kosten…

nl.wikipedia.org | jacqueslouisdavid.org

de schilder
en zijn broodheer [ 5 ]

Jean-Baptiste Regnault en de Franse Revolutie
Regnault 1795
La Liberté ou la Mort 1795
Het hoogste punt in de voorstelling is de rode Jakobijnenmuts linksboven. Deze allegorie is een triomf voor de Jakobijnen.

Toen ik voor het eerst de allegorie La Liberté ou la Mort zag, dacht ik dat het een schilderij uit een vrijmetselaarsloge was. Vreemd is deze associatie niet, want het revolutionaire Frankrijk werd geestelijk gevoed door de Verlichting. Symbolen die de vrijmetselarij gebruikt, zoals het alziend oog, kom je ook tegen in het revolutionaire Frankrijk en Amerika van de late achttiende eeuw. Regnault schilderde in zijn allegorie overigens geen alziend oog maar een triangel, die de drieslag Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap symboliseert.

Regnault 1795
detail van La Liberté

La Liberté ou la Mort uit 1795 verbeeldt de overwinning van de revolutie op de gewelddadige gebeurtenissen van 1793-1794. Deze worden voorgesteld als Magere Hein met de Zeis. Dat beeld was zeer concreet geworden in een tijd waarin de guillotine overuren maakte.

Regnault 1795
detail van La Mort

Net als Jacques Louis David maakte Jean-Baptiste Regnault dankbaar gebruik van de christelijke symboliek. Het nieuwe Frankrijk was een post-christelijke staat. Er was een nieuwe jaartelling gekomen en de christelijke religie was vervangen door een Dienst aan het Opperwezen waarin de Rede de hoogste plaats had. Aan christelijke symbolen werd een nieuwe betekenis gegeven. De Triniteit Vader, Zoon en Heilige Geest werd vervangen door Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.

Regnault 1795
detail van de Schutsengel

Regnault combineert in de allegorie twee momenten uit het leven van Jezus. De beschermengel van de idealen van de revolutie maakt het gebaar “het is volbracht” aan het kruis maar verwijst ook naar de Verrijzenis. De brandende vlam op zijn hoofd verwijst weer naar Pinksteren. Op de aarde onder is niet alleen Frankrijk maar West-Europa te zien. De hemelse allegorie profeteert eigenlijk al de verspreiding van de Franse Revolutie over Europa die spoedig onder Napoleon zal gaan plaatsvinden.

Jean-Baptiste Regnault [ nl.wikipedia.org ]

de schilder
en zijn broodheer [ 6 ]

Franz Xaver Winterhalter en koningin Victoria 1842-1871

De Duitse Fürstenmaler Franz Xaver Winterhalter (1805-1873) werd geboren in Menzenschwand, een klein dorpje in het Zwarte Woud, en kreeg zijn opleiding als portretschilder o.a. bij Joseph Karl Stieler (1781-1858) in München. In 1831 werd hij hofschilder van groothertog Leopold van Baden in Karlsruhe. Eind 1834 trok hij naar Parijs waar hij in de jaren daarop de aandacht op zich kreeg gevestigd tijdens de jaarlijkse tentoonstellingen van de Salon. Hier werd hij opgemerkt door de Franse koning Louis Philippe en vanaf dat moment ging het snel met zijn carrière. Door zijn succes aan het Franse hof kreeg hij gemakkelijk toegang tot het Belgische en Engelse hof.

Franz Xaver Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1843
de 24-jarige koningin Victoria

Franz Xaver Winterhalter kreeg in 1842 zijn eerste portretopdracht van de jonge koningin Victoria van Engeland. Ze zou hem bijna dertig jaar lang opdrachten blijven geven. Vooral in de jaren veertig schilderde Winterhalter talloze portretten van haar, prins Albert en de kinderen. In 1843 schilderde hij het bovenstaande portret van de pas 23-jarige koningin Victoria. Het is een intiem huiselijk moment dat in de Biedermeiertijd geliefd was. Toch is het ook een gewaagd portret. Een lange haarlok hangt bevallig over de boezem van de jonge koningin terwijl haar mond halfopen is. Blijkbaar viel het in de smaak want hij mocht koningin Victoria tot 1871 tot zijn vaste klanten rekenen.

Franz Xaver Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1846
Koningin Victoria en haar gezin

Winterhalter schilderde in een behaagzieke stijl met veel aandacht voor de kleding en juwelen. Halverwege de negentiende eeuw bevielen zijn portretten zo goed, dat alle vorsten in Europa zijn naam kenden. Als schilder van de Restauratie pur sang bevestigde hij de keizers en koningen in hun conservatisme en verwees hij zonder gêne naar de hofschilderkunst van het ancien régime. In de jaren zestig schilderde hij nog steeds in een soort neo-rococo, terwijl Eduard Manet en zijn collega’s van de Salon des Refusés al begonnen waren de schilderkunst fundamenteel te vernieuwen.

Franz Xaver Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1857
Varvara Alekseyevna Musina- Pushkina
een voorbeeld van de neo-rococo dat mij aan de portretten van Jean-Marc Nattier (1685-1766) doet denken.
Bekende gekroonde hoofden die door Winterhalter geportretteerd zijn:
Keizer Frans Jozef van Oostenrijk, Keizerin Elisabeth van Oostenrijk, Keizer Maximiliaan van Mexico, Keizerin Charlotte van Mexico, Keizer Napoleon III van Frankrijk, Keizerin Eugénie van Frankrijk, Keizerin Augusta van Duitsland, koningin van Pruisen, Keizer Frederik III van Duitsland, koning van Pruisen, Keizerin Victoria van Duitsland, koningin van Pruisen, Tsarina Maria Alexandrovna, Tsarina Alexandra Fjodorovna van Rusland, koningin Olga van Württemberg, Koningin Sophie der Nederlanden, Koning Lodewijk-Filips van Frankrijk, Koningin Marie-Amélie van Frankrijk, koningin Sophie der Nederlanden, Koning Leopold I der Belgen, Koningin Louise der Belgen, Koningin Maria-Hendrika der Belgen, Koningin Isabella II van Spanje, Koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk, Prins-gemaal Albert van het Verenigd Koninkrijk, Koning Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk.
 
Bron: nl.wikipedia.org

The Winterhalter Catalogue

de schilder
en zijn broodheer [ 7 ]

John Singer Sargent en Consuelo Vanderbilt 1905

Consuelo Vanderbilt (1876–1964) heette van 1895 tot 1921 Her Grace The Duchess of Marlborough. Het was de wil geweest van haar moeder dat ze op haar zeventiende in het huwelijk trad met Charles Spencer-Churchill de 24-jarige graaf van Marlborough. Consuelo’s moeder was zelf getrouwd met William Kissam Vanderbilt en wist dus wat het was om via een rijke echtgenoot hoger op te klimmen. Het huwelijksfeest kostte in 1895 twee miljoen dollar. Maar zo duur als het feest was, zo slecht was het huwelijk. Elf jaar later gingen ze uit elkaar en in 1921 was de scheiding officieel.

John Singer Sargent
William Singer Sargent 1905
Charles, 9th Duke of Marlborough, with Consuelo, Duchess of Marlborough, en hun zoontjes John, the 10th Duke of Marlborough en Lord Ivor Spencer-Churchill

Toen Consuelo Vanderbilt en Charles Spencer-Churchill nog net bij elkaar waren, kreeg de gevierde Amerikaanse societyschilder John Singer Sargent in 1905 opdracht om hen te schilderen samen met hun zoontjes John Spencer-Churchill (1897-1972) de tiende graaf van Marlborough. en Lord Ivor Spencer-Churchill (1898- 1956). In het jaar dat het kubisme voor de deur stond, maakte Singer Sargent er een anachronistisch familieportret van á la Velasquez.

William Singer Sargent
detail van het bovenstaande groepsportret

John Singer Sargent (1856-1925) was een meester in de virtuoze penseelstreek in de stijl van Velasquez. In een tijd dat de fotografie de portretschilderkunst verdrongen had en het impressionisme de schilderkunst vernieuwd had, was er veel waardering voor picturaal vuurwerk.

Boldini
Giovanni Boldini 1906
Consuelo Vanderbilt, Duchess of Marlborough en haar zoontje Lord Ivor Spencer-Churchill

Een schilder die hierin nog verder ging dan John Singer Sargent, was de Italiaanse societyschilder Giovanni Boldini. Een jaar later maakte ook hij een schilderij van Consuelo Vanderbilt en haar jongste zoontje Lord Ivor Spencer-Churchill (1898- 1956). Bij Boldini wordt het virtuoze gebaar maniëristisch. De streken geven net als in het Italiaanse futurisme snelheid en verzelfstandigen.

John Singer Sargent Gallery [ jssgallery.org ] | meer uit deze serie

de schilder
en zijn broodheer [ 8 ]

Bernard Blommers en Andrew Carnegie 1912

De Haagse schilder Bernard Blommers (1845-1914) is een van de schilders van de Haagse School. Net als Jozef Israels schilderde hij het leven van arme vissers in Scheveningen of Katwijk. Qua thematiek sluit zijn werk aan bij het sociaal realisme maar zijn stijl herinnert aan de Hollandse genretaferelen van de zeventiende eeuw.

studie van CarnegieIn 1912 kreeg de toen 67-jarige schilder een van de meest prestigieuze opdrachten van zijn carrière: een portret van Andrew Carnegie, die toen na Rockefeller de rijkste man ter wereld was. Deze opdracht heeft hij waarschijnlijk mede te danken aan zijn rondreis door de Verenigde Staten in 1904. Daar had hij het erelidmaatschap van de Artclub in Philadelphia gekregen. In Washington werd hij zelfs ontvangen door president Theodore Roosevelt. Dat Blommers acht jaar later werd uitverkoren om Andrew Carnegie te schilderen, komt waarschijnlijk omdat hij in Amerika al roem vergaard had én uit Den Haag kwam. Carnegie was namelijk de man achter het Vredespaleis in Den Haag dat op dat moment in aanbouw was. Het portret was bestemd voor het Vredespaleis waar het zich nog steeds bevindt. Nadat hij de opdracht had aangenomen, nam Blommers samen met zijn vrouw in 1912 de boot naar Amerika om daar zijn opdrachtgever te portretteren. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om verschillende musea te bezoeken. Ook kreeg hij een interview met de New York Times waarin hij vertelde over zijn techniek:

I never make a drawing first before I begin a portrait, or a picture. I paint right away, and draw with the brush and with color. I look first, last, always for tone. I use a very simple palette, and no medium. I have many pictures going at one time, and I work on the one I feel the most, and I work months and years on one picture, searching always for beauty of tone, for atmosphere, for envelopment, for simplicity.
 
Bron: New York Times, “Here to Paint Carnegie,” February 20, 1912
portret van Andrew Carnegie
Bernard Blommers 1913
portret van Andrew Carnegie voor het Vredespaleis in Den Haag
I look first, last, always for tone.
I use a very simple palette
and no medium.

Bernard Blommers in the NY Times

Blommers voltooide zijn portret in 1913 en keerde daarna met zijn vrouw terug naar Nederland. Ze bezochten voor hun terugkeer nog twee van hun kinderen die naar de Verenigde Staten geëmigreerd waren. Blommers overleed op 15 december 1914.

Een man van vrede [ vredespaleis.nl ] | meer uit deze serie