en Panorama op de wereld (2001)
In 2004 was in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen de tentoonstelling De uitvinding van het landschap te zien. Drie jaar eerder zag ik in het Noord-Brabants Museum in ‘s-Hertogenbosch de tentoonstelling Panorama op de wereld. Van beide tentoonstellingen ben ik nu de catalogus weer eens aan het lezen. Op het eerste gezicht lijken deze twee grote landschapstentoonstellingen sprekend op elkaar omdat de ontwikkeling van de landschapsschilderkunst in de zestiende eeuw centraal staat.
Van Bosch tot Rubens was het in 2001 in ‘s-Hertogenbosch en Van Patinir tot Rubens was het in 2004 in Antwerpen. De Noord-Brabantse hoofdstad legde daarbij vanzelfsprekend de nadruk op Jeroen Bosch terwijl de Zuid-Brabantse hoofdstad de nadruk legde op Pieter Paul Rubens. Antwerpen was van 1500 tot 1585 het centrum van de wereld. Ook voor de kunst was de stad belangrijk, niet alleen als centrum maar ook als knooppunt tussen de kunst van het Noorden en de Italiaanse kunst.
Zo werden bijvoorbeeld de tekeningen die Pieter Brueghel de Oude (overigens geboren in Noord-Brabant) in 1554 van zijn reis naar Italiëmeebracht, door de Antwerpse graveur en drukker Hieronymus Cock onder de naam ‘twaalf grote landschappen’ als losse prenten verspreid en hadden veel invloed. Het zijn wereldlandschappen met een hoge horizon en een vogelvluchtperspectief. Tegelijkertijd lopen Brueghel‘s twaalf grote landschappen al vooruit op het naturalistische landschap van de zeventiende eeuw dat vooral in de Noordelijke Nederlanden tot grote bloei zou komen.
Dit is een goed voorbeeld van een panoramisch wereldlandschap waarin de kluizenaar rechtsonder een nietig figuurtje is.
Bron: codart.nl
door Joachim Patinir
Goethe schrijft hier over het zestiende eeuwse ‘wereldlandschap’ waarin je ergens in een hoekje een heilige Hieronymus of Maria Magdalena kunt ontdekken…