volgens scorsese [ 2 ]

woensdagavond gezien op Holland Doc: A personal journey
with Martin Scorsese through American movies
Part II

ScorseseWoensdag op HollandDoc gekeken naar het tweede deel van de persoonlijke visie op de Amerikaanse filmgeschiedenis van Martin Scorsese. In het eerste deel ging het over de thema’s The Director dilemma en The Director as storyteller. In het tweede deel kijkt Scorsese naar de regisseur, en dus naar zichzelf, als een goochelaar en smokkelaar. De grote Amerikaanse filmregisseur King Vidor heeft wel eens gezegd dat film onder de kunsten de grootste uitdrukkingsvorm is, maar tegelijkertijd de grootste illusie.

The cinema is the greatest means of expression ever invented, but it is an illusion more powerful than any other and it should therefore be in the hands of magicians and wizards who can bring it to life.

King Vidor

The Director as Illusionist
The Cameraman (Edward Sedgwick, 1928), The Birth of a Nation (D. W. Griffith, 1915), Death’s Marathon (D. W. Griffith, 1913), Cabiria (Giovanni Pastrone 1914)

Regisseurs zijn dus een soort tovenaars die een illusie van de werkelijkheid op het witte doek kunnen toveren. Ze hebben daar allerlei middelen voor. Allereerst maken ze gebruik van filmtaal, een grammatica van beelden. De Amerikaanse regisseur D.W.Griffith heeft baanbrekend werk verricht in de ontwikkeling van de filmtaal. Zo experimenteerde hij honderd jaar geleden in de korte film Death’s Marathon (1913) met parallelmontage. Dat zijn twee scenes die beurtelings worden vertoond. Inmiddels zijn we hier helemaal aan gewend, maar onze overgrootouders moesten nog ontdekken dat twee parallel getoonde scenes, gebeurtenissen waren die op hetzelfde moment plaatsvonden.

cinematografie
Intolerance (D. W. Griffith, 1916), The Ten Commandments (Cecil B. DeMille, 1923), The Ten Commandments (Cecil B. DeMille, 1956), Sunrise: A Song of Two Humans (F. W. Murnau, 1927), Seventh Heaven (Frank Borzage, 1927)

Sunrise
still uit Sunrise: A Song of Two Humans 1927
… de Duitse regisseur Murnau maakte in 1927 in Hollywood de duurste arthouse productie uit de jaren twintig …

In het tijdperk van de zwijgende film dat grofweg tot 1930 duurde, moesten regisseurs hun verhaal vertellen met beelden en beweging. King Vidor vertelt dat in de jaren twintig scenaristen hun filmscript helemaal konden vertellen met gebaren. Met de geluidsfilm kwamen de dialogen en veranderde het medium ingrijpend. Doordat aanvankelijk de microfoon altijd in de buurt van de acteurs geplaatst moest worden werd de bewegingsvrijheid van de camera beperkt. Aan de hand van drie films uit 1930 laat Scorsese dit zien. Zo is de microfoon in Anna Christie een scene tussen Greta Garbo en haar tegenspeler als lantaarn gecamoufleerd en hangt pontificaal tussen hen in.

geluid
Anna Christie (Clarence Brown, 1930), Her Man (Tay Garnett, 1930), The Big House (George W. Hill, 1930), The Public Enemy (William A. Wellman, 1931), Scarface (Howard Hawks, 1932)

Aan het eind van de jaren dertig vindt er een nieuwe revolutie plaats: technicolor. De eerste beroemde kleurenfilms waren natuurlijk Gone with the wind en The wizard of Oz, beiden uit 1939. Kleur wordt nu een nieuw expressiemiddel in de trukendoos van de regisseur. Scorcese laat zien hoe Nicolas Ray in Johnny Guitar de vuurgloed gebruik om van Joan Crawford een echte helleveeg te maken.

technicolor
Leave Her to Heaven (John M. Stahl, 1945), Johnny Guitar (Nicholas Ray, 1954)

Met de komst van de televisie na 1950 krijgt de film er een gevaarlijke concurrent bij. Om de mensen naar de bioscoop te blijven trekken, wordt er een nieuw wapen ingezet: cinemascope. Deze heeft een aspect ratio van 2.66:1 in plaats van het gebruikelijke 1.37:1. Het doek is dus 2,66 zo breed als hoog. Met dit nieuwe panoramische formaat worden films indrukwekkender. Het is daarom niet verwonderlijk dat in de jaren vijftig de spektakelfilm zijn hoogtijdagen beleeft. Na een lange reeks sandalenfilms valt in 1964 met The Fall of the Roman Empire voorlopig het doek voor de epische film.

cinemascope
The Robe (Henry Koster, 1953), East of Eden (Elia Kazan, 1955), Some Came Running (Vincente Minnelli, 1958), Land of the Pharaohs (Howard Hawks, 1955), The Fall of the Roman Empire (Anthony Mann, 1964)

Land of the Pharaohs
still uit Land of the Pharaohs 1955
… de spektakelfilm in de jaren ’50 en ’60 werd in cinemascope en supercinemascope vertoond om het televisiepubliek naar de bioscoop te lokken…

Het filmepos met duizenden figuranten en gigantische sets werd op den duur onbetaalbaar. Met de ontwikkeling van de computer kwamen er goedkopere alternatieven. Dankzij computer generated imagery heb je in plaats van vijfduizend nog maar tweehonderd figuranten nodig. En er is vooral veel meer mogelijk met special effects.

computer generated imagery
The Young Indiana Jones Chronicles, (George Lucas en Steven Spielberg, 1992), 2001: A Space Odyssey (Stanley Kubrick, 1968)

Martin Scorcese benadrukte in het eerste deel van zijn filmgeschiedenis al dat de regisseurs van B-films in Hollywood meestal meer vrijheid hadden dan regisseurs van peperdure A-films. Ze werden door de producenten minder op hun vingers gekeken. In de B-film deden zich interessante ontwikkelingen voor. Zo maakte Jacques Tourneur voor een zeer klein budget de cultfilm Cat People. Hij liet zien dat je met suggestie en vertrouwen in de verbeeldingskracht van de toeschouwer veel kunt bereiken. En het kost bijna niets! Daarom is hij nog altijd een voorbeeld voor regisseurs die met krappe budgetten te kampen hebben.

The Director as Smuggler
Cat People (Jacques Tourneur, 1942), I Walked with a Zombie (Jacques Tourneur, 1943), Letter from an Unknown Woman (Max Ophüls, 1948), Scarlet Street (Fritz Lang, 1945)

Europese regisseurs die naar Hollywood waren gekomen, zoals Fritz Lang, Alfred Hitchcock, Otto Preminger en Billy Wilder brachten een pessimistische, meer psychologische toon in de Amerikaanse film. Film noir is de naam die kort na de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk aan dergelijke films uit Hollywood werd gegeven. Eigenlijk is het genre een twintigste eeuwse erfgenaam van de Griekse Tragedie, waarin de manlijke hoofdpersoon door het noodlot verschalkt wordt. Meestal doordat hij gestrikt wordt door een femme fatale. Het is geen toeval dat de bloeiperiode van de film noir samenvalt met het sombere en contrastrijke existentialisme.

Double Indemnity
still uit Double Indemnity 1944
… in de film noir sijpelt het kwaad overal door, ook in de supermarkt van een slapend provinciestadje …

film noir
Detour (Edgar G. Ulmer, 1945), Double Indemnity (Billy Wilder, 1944), Crime Wave (André De Toth, 1954), Outrage (Ida Lupino, 1950), Gun Crazy (Joseph H. Lewis, 1950), T-Men (Anthony Mann, 1947), Raw Deal (Anthony Mann, 1948), Kiss Me Deadly (Robert Aldrich, 1955)

hollanddoc.nl | A personal journey with Martin Scorsese