Puskásbosje forever …

à la recherche du temps perdu

PoeskasbosjeIn 1969 verhuisden we naar een bungalowpark aan de rand van het bos. Ik was zes jaar en het bos betekende bijna alles voor mij. Elk paadje kende ik en tussen de paden wist ik ook precies of er ‘onderaardse hutten’ waren te vinden. Meestal waren deze hutten niet zo onderaards meer, want er waren veel kinderen in deze jonge wijk en als je een hut gebouwd had, was hij de volgende dag meestal door anderen alweer ontdekt en gesloopt.

Tot mijn twaalfde was ik een echte bosman. De bosjes in onze wijk waren niet alleen mijn territorium, ik droeg ze zelfs als een tweede huid om mij heen. In de eerste helft van de jaren zeventig verrezen in het park overal bungalows en verdween er telkens weer een stukje bos. Een enkele rij eiken bleef tussen de huizen staan. Maar daar mocht je dan niet meer komen. Het was privéterrein geworden. In 1975 was het hele park bebouwd. Twee bosjes overleefden: het Puskásbosje en het Bergwegbos. Maar in 1976 werd het Bergwegbos wreed doormidden gescheurd door een verkeersweg. Er ontstonden twee bosjes die hun glans hadden verloren. Overal in het bos hoorde je nu het verkeer.

Alleen het Puskásbosje bleef ongeschonden. Groot was het niet, hooguit een hectare. Het bosje was in mijn jeugd zo belangrijk dat het deel is gaan uitmaken van ‘de topografie van mijn onderbewustzijn’. Al veertig jaar keer ik in mijn dromen naar deze plek terug, die natuurlijk altijd net iets anders is dan in werkelijkheid. Zo gaat dat in dromen. Vaak heb ik gedroomd dat het bos verdwenen was en dat er iets anders voor in de plaats was gekomen. Maar telkens bleek het bos er weer te staan. Daardoor had het iets van eeuwigheidswaarde gekregen. Het Puskásbosje overleefde alles!

Puskásbosje
de plek van het voormalige Puskásbosje

Tot vorige week. Nu is het een kale zandplek. Het bruikbare hout van de hoge grove dennen is al afgevoerd. Het enige dat nog van het bos getuigt, is een berg ontwortelde stammen die nog tot houtschilfers moeten worden vermalen. “Daar liggen mijn wortels, achteloos op een hoop gesmeten!” dramatiseerde ik het beeld, toen ik er een foto van nam. Maar ik weet dat er weer een droom zal komen, waarin het Puskásbosje er weer staat. Net als mijn lagere school die vorig jaar werd afgebroken. De plekken uit mijn jeugd zullen zolang ik leef, deel uit blijven maken van de topografie van mijn dromen.

Puskásbosje
de plek van het voormalige Puskásbosje
En dan: wat is natuur nog
in dit land? Een stukje bos,
ter grootte van een krant

J.C.Bloem

Een paar jongetjes van een jaar of acht liepen met stokken en zelfgemaakte wapens aan de rand van het verdwenen bos en keken naar de vijandige graafmachines die hun bos hadden verwoest, als indianen die van hun grondgebied waren verdreven. Ik zag mijzelf weer lopen, veertig jaar geleden. De dichter J.C.Bloem heeft het lang geleden al opgemerkt: “En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant” Het bosje “ter grootte van een krant” is nu ook verdwenen.