Deze serie verscheen van juni 2010 tot juni 2011
Met de Goethezeit wordt in Duitsland de periode 1770-1830 aangeduid. In deze tijd die samenvalt met het volwassen leven van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) komen we verschillende stromingen en stijlen tegen, achtereenvolgens Sturm und Drang, Classicisme, Romantiek en Biedermeier. Niet alleen de filosofie, literatuur, beeldhouwkunst, architectuur en muziek kwamen in het Duitse taalgebied tot grote bloei maar ook de schilderkunst.
Toch blijven Duitse en Oostenrijkse schilders uit de Goethezeit in de canon die we tegenwoordig hanteren, duidelijk ondervertegenwoordigd vergeleken bij de Franse schilders rond 1800. In History of Art uit 1962 van H.W. Janson, dat voor kunststudenten nog altijd een gezaghebbend werk is, wordt sinds 1962 alleen Caspar David Friedrich nog genoemd. Op de tentoonstelling Caspar David Friedrich en het Duitse romantische landschap die twee jaar geleden in het Hermitage aan de Amstel te zien was, maakte ik kennis met het werk van een aantal van Friedrich’s tijdgenoten, o.a. van de jong gestorven Carl Philipp Fohr. In deze reeks wil ik tien landschapschilders uit de Goethezeit laten zien: Fohr, Schirmer, Richter, Reinhold en Kersting uit Duitsland. En Koch, Toma, Alt, Waldmüller en Ender uit Oostenrijk.
Friedrich & co [1]
Das Vogelmaier Ochsenkar Kees
im Rauriser Tal der Hohen Tauern
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [2]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [3]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [4]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [5]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [6]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [7]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [8]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [9]
Der Schmadribachfall in Lauterbrunner Tal
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [10]
Bron: de.wikipedia.org
Friedrich & co [11]
herlezen: Classicisme en Romantiek in Duitsland van Alexander Rauch
Een maand geleden kocht ik in Augsburg een boek over de Duitse schilderkunst van de 19e eeuw, bij wijze van wiedergutmachung. Want in de canon van 19e eeuwse Duitse schilderkunst werd 25 jaar geleden tijdens mijn studie aan de kunstacademie alleen Caspar David Friedrich vermeld. Ik had de indruk dat Duitsland in de negentiende eeuw nauwelijks grote schilders heeft voortgebracht, in tegenstelling tot Frankrijk. Maar niets is minder waar. Op dit moment ben ik meer geboeid door de Duitse schilderkunst tussen 1770-1830 dan de Franse schilderkunst uit die periode. Tussen de Duitse en Franse kunst uit de zgn. Goethezeit bestaan fundamentele verschillen. Daarbij speelt de staatkundige situatie een belangrijke rol: Frankrijk was een eenheidsstaat en werd centraal vanuit Parijs geregeerd, terwijl Duitsland een conglomeraat van staatjes vormde waardoor provincialisme heel gewoon was. Maar dat betekende ook een grotere diversiteit. Het katholieke zuiden en het protestantse noorden in Duitsland bedienden zich bijvoorbeeld van heel andere uitdrukkingsvormen, terwijl de Franse kunst veel uniformer was. In Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts wordt de Duitse schilderkunst van de laat 18e en 19e eeuw behandeld. Schilders van Anton Graff (1736-1813) tot Max Lieberman (1847-1935) en stromingen van Classicisme en Romantiek tot Biedermeier en van realisme tot impressionisme. Achterin het boek zijn ruim tachtig korte biografieën van schilders opgenomen.
In het boek Romantiek en Classicisme dat tien jaar geleden bij Uitgeverij Könemann verscheen, staat een uitgebreid en rijk geïllustreerd essay van Dr. Alexander Rauch ‘schilderkunst van Europa tussen twee revoluties‘. Het gedeelte over de Duitse schilderkunst (blz. 420-480) is een prima aanvulling op het boek van Prof. Hans Joachim Neidhardt. Ik ontdekte een aardig verschil in de selectie van beide kunsthistorici. Beiden selecteren het bekende schilderij De waterval van Schmadribach van Joseph Anton Koch, de vader van het classicistische landschap in Duitsland. Maar Neidhardt kiest voor de versie uit 1811 terwijl Rauch voor een latere versie uit 1821-22 heeft gekozen. Bovendien vergelijkt Rauch deze met een ander bekend werk Der Watzmann uit 1824 van Ludwig Richter, een schilder van de jongere generatie. Terwijl Koch het ‘heroïsche landschap’ voor ogen had met dramatische rotspartijen, watervallen en wolkenpartijen, streefde Richter naar het romantische harmoniemodel dat kenmerkend is voor de Biedermeier.
en Ludwig Richter Der Watzman, 1824
De landschapsschilderijen van Joseph Anton Koch en Ludwig Richter zijn tegengesteld aan die van Casper David Friedrich. Laatstgenoemde had weinig op met Koch’s heroïsche visie op het landschap. Hij vond de schilderijen van Koch veel te druk. “Datgene wat ze in een cirkel van 100 graden in de natuur hebben gezien, persen ze op het doek samen in een gezichtshoek van 45 graden” bekritiseerde hij Koch en zijn volgelingen. Maar van Friedrich kun je eerder het omgekeerde zeggen. Hij hield juist van het kale en lege en der Monch am Meer toont dit in extremo. Dit is beslist geen gemoedelijke Biedermeier maar donkere Romantiek in zijn meest beklemmende vorm.
Der Mönch am Meer, 1809-10
Deutsche Malerei des 19. Jahrhunderts
Friedrich & co [12]
Neun Briefe über Landschaftsmalerei
De Dresdener arts Carl Gustav Carus was niet alleen bevriend met zijn stadsgenoot Caspar David Friedrich maar ook met Alexander von Humboldt en correspondeerde bovendien nog met Goethe. Hij was dan ook een veelzijdige man. Naast medicus was hij net als Friedrich landschapsschilder en schreef hij filosofische verhandelingen over natuur en wetenschap. Hij wordt zelfs wel eens gezien als de grondlegger van de dieptepsychologie. Een echte homo universalis dus die net als Von Humboldt en Goethe kunst en wetenschap (nog) als één ongebroken geheel zag. Maar als romanticus beschouwde hij de kunst als “Gipfel der Wissenschaft”. In zijn beroemde Neun Briefe über Landschaftsmalerei die hij als jongeman tussen 1815 en 1824 schreef, komt dat sterk naar voren. Deze brieven werden in 1831 in Leipzig uitgegeven en zijn nu integraal op internet te lezen. Goethe heeft deze uitgave nog net mogen meemaken en schreef zelfs een brief als inleiding.
Naast de negen brieven zijn in deze bundel drie bijlagen opgenomen. De eerste bijlage gaat over Fysiognomie der Gebirge. Fysiognomie (gelaatskunde) was sinds de publicatie van Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und Menschenliebe (1775-78) van Johann Kaspar Lavater een populaire wetenschap geworden (en nog niet besmet door de geschiedenis). De fysiognomie probeert uit de uiterlijke kenmerken van het gezicht het innerlijk (de persoonlijkheid) naar boven te halen. Analoog aan het menselijk gelaat probeert Carus uit de vormen van bergen en rotsen de aard van een landschap bloot te leggen. Zijn waarnemingen zijn deels wetenschappelijk en behoren daarmee tot het terrein van de geologie. Maar Carus gaat verder en komt tot een soort psychologische geologie waarmee hij ‘de aard van de aarde’ wil beschrijven. Het is niet zo verwonderlijk dat hij met Goethe over dit onderwerp gecorrespondeerd heeft. Als je Goethes dagboek van zijn reis naar Italië leest, kom je ook telkens geologische waarnemingen tegen.
laat Carus’ interesse voor geologie zien.
inkt en aquarel, 27,6 x 32 cm (Kupferstichkabinett Staatliche Kunstsammlungen Dresden)
Carl Gustav Carus was evenals Goethe in wolken geïnteresseerd. Ook de meteorologie was aan het begin van de negentiende eeuw een nieuwe en populaire wetenschap. Dat was vooral te danken aan de Engelsman Luke Howard die in 1803 Essay on the Modification of Clouds had geschreven. Goethe had Howard zelfs eer bewezen met een gedicht. In de tweede bijlage van Carus’ Brieven staan fragmenten uit zijn Malerischen Tagbuch. Hierin staan nauwkeurige waarnemingen en beschrijvingen van de hemel . Hij leidt zijn dagboek in met een citaat van, ja alweer…
Goethe
Einmal Abends im großen Garten. Bitter kalt, aber reiner duftiger Himmel. Frischer Schnee ziert die Fichten und Kiefern, erscheint klar, aber im Dunkel violett sich von der abendlich gerötheten Luft absetzend; selbst gegen östliche Gegendämmerung steht der Schnee dunkel. — Am Waldrande bei der Krahenhütte schiner Schneehügel mit einsamer Kiefer durch helle Flachen von der schmalt-grauen Luft sich abhebend.
Im vollen ersten Viertel Abends nach vier Uhr über Brühl’s Terrasse und Brücke nach dem Palaisgarten, — An dem Elbthore ein schönes Bild. Drei Bogen der Brücke im duftigen Braungrau mit den dreieckigen beschneiten Dächern der Pfeiler; davor breite Schneeflache als Hauptlicht, mit dunkelsten Steinen im Vorgrunde unterbrochen. — Unter den Bogen duftiges Gebüsch und Ferne, darüber schmaltegrauer Himmel in ockerröthlich übergehend, alles mit Wolkendunst erfüllt; aber endlich der Mond durchdringend, noch nicht leuchtend, doch von gelblichem Schimmer umgeben. — Seitwärts die Frauenkirche dunkler violettgrau. — Auch von dem Hügel am Palais die Rücksicht nach der Stadt schön abgestuft, vorn hellster Schnee und dunkelste Bäume nun; stufenweise Lichter und Tiefen nach der Ferne hin abklingend, doch noch die letzten Schneedacher von dem duftigen Himmel hell abgesetzt.
Bron: Neun Briefe über Landschaftsmalerei, blz. 189
Ausstellung Carl Gustav Carus. Natur und Idee [ carusinberlin.org ]
Friedrich & co [13]
Bij een bezoek aan de Neue Pinakothek in München zou ik erg graag eens de Griechenlandzyklus van Carl Rottmann willen zien. Deze schilderijenreeks ontstond na 1835 in opdracht van de Beierse Koning Ludwig I en geeft in een realistische stijl een schitterend beeld van het droge en desolate Griekse landschap. De voorstellingen hebben iets onmiskenbaar Bijbels. Vaak wordt dat nog versterkt door een eenzame figuur midden in het landschap. Bij Friedrich is zo’n personage meestal een wandelaar die mijmert ten overstaan van een ontzagwekkende natuur. Bij Rottmann denk je eerder aan een profeet, een mens met een roeping om eenzaam te zijn.
olieverf op doek, 85,3 x 102,0 cm
in 1841 door koning Ludwig I verworven
Sikyon mit Korinth vind ik een van de sterkste schilderijen uit Rottmann’s cyclus. het is een tijdloos beeld en toch heeft dit beeld voor mij ook iets negentiende eeuws. Ik associeer het met de Bijbelillustraties van Gustave Doré en het historisme in de geschiedschrijving dat een wetenschappelijk objectief beeld van het verleden probeert te benaderen. Terwijl Rottmann aan deze schilderijencyclus werkte, verscheen het controversiële geschrift Das Leben Jesu (1835) van de jonge theoloog David Friedrich Strauss. Deze probeerde een wetenschappelijk verantwoord beeld van de historische Jezus van Nazareth te geven. In het schilderij Sikyon mit Korinth kun je zo’n wetenschappelijk verantwoorde Jezus projecteren zodat je eigenlijk een scene hebt uit een Bijbelfilm. Maar evengoed zou je in het desolate landschap ergens de archeoloog Heinrich Schliemann kunnen zien rondlopen. Ook een man met een roeping in de ogen van het negentiende eeuwse realisme.
1834 erhielt Rottmann vom König den Auftrag zu einem zweiten, nun den Landschaften Griechenlands gewidmeten Zyklus. Ursprünglich ebenfalls für die Hofgartenarkaden vorgesehen, kamen die 23 großen Landschaftsbilder schließlich in der neu erbauten Neuen Pinakothek zur Aufstellung, wo ihnen ein eigener Saal zugewiesen wurde.
Als Landschaftsmaler hat Rottmann Bedeutendes geleistet. Die vor der Natur entstandenen Skizzen und die Kompositionsentwürfe zeigen eine eher summarische Behandlung des Gegenstands und einen freien Einsatz der Farbe. Seine Ölgemälde, denen häufig das Skizzenmaterial für die beiden großen Zyklen zugrunde liegt, sind dagegen weniger frei aufgefasst, sondern klassizistisch geglättet und vor allem von der idealisierenden Anlage der Gesamtkomposition bestimmt.
Bron: pinakothek.de
Carl Rottmann [ pinakothek.de ]
Friedrich & co [14]
Drie weken geleden bepaalden de Alpen ons uitzicht. We probeerden ons te verplaatsen in de traditionele bergbewoners met in gedachten de film Schlafes Bruder naar de roman van de Oostenrijkse schrijver Robert Schneider. Het verhaal speelt zich af aan het begin van de negentiende eeuw in een geïsoleerd bergdorpje in Montafon.
Als je zoals ik uit Nederland komt, of zoals Michaela uit Niedersachsen en je de vlakke ruimte sinds je geboorte aan alle kanten om je heen hebt gevoeld, is het een beklemmende gedachte een leven lang in een bergdal te wonen. Natuurlijk bepaalt de natuurlijke biotoop, waarvan het landschap het gezicht is, over vele generaties het karakter van een volk. Maar het is dwaas om een open landschap te koppelen aan ruimdenkendheid. Net zo dwaas is het om bekrompenheid te koppelen aan een gesloten landschap. Toch is dat laatste na het lezen of zien van Schlafes Bruder verleidelijk. De bergbewoners die hun hele leven in een bergdal zitten opgesloten, blinken niet bepaald uit door een ruime blik op de wereld. Terwijl in de rest van Europa de Verlichting al in volle gang is, leven zij rond 1800 nog met natuurgeesten die bezweerd moeten worden en bestaat hun godsdienst uit een mix van bekrompen katholicisme en oeroud bijgeloof.
Tegelijkertijd geeft het hooggebergte hen iets unieks, namelijk de ervaring van de grootsheid van de natuur en de nietigheid van de mens. De Duitse theoloog Rudolf Otto heeft deze ervaring in zijn beroemde boek Das Heilige het Mysterium tremendum ac fascinans genoemd. En de Duitse romantische landschapsschilder Caspar David Friedrich geldt als een van de voornaamste schilders die de overweldiging door de natuur heeft gevisualiseerd.
In deze serie liet ik al verschillende Duitse en Oostenrijkse romantische landschapsschilders zien uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Maar de achttiende eeuwse Zwitserse schilder Caspar Wolf (1735–1783) is nog niet aan bod geweest. Wolf was onder de indruk geraakt van het gedicht Die Alpen van Albrecht von Haller (1708–1777) en schilderde vanaf 1773 tot aan zijn dood in 1783 gletsjers, watervallen, rotsen en ravijnen dat het een lust was.
In tegenstelling tot de landschappen van veel Duitse romantici zijn Wolfs landschappen topografisch exact.