Categorie archief: comics

Klare Lijn Event [ 1 ]

gelezen: De Vallei der Onsterfelijken (2018)

Blake en MortimerTelkens als er een nieuwe Blake en Mortimer uitkomt, is dat voor de vaste schare van fans in België, Frankrijk en Nederland een sensatie. Toen in 1996 plotseling een nieuw avontuur verscheen, wisten veel vijftigers die met de klassieke strip van Edgar P. Jacobs waren opgegroeid niet wat hun overkwam. De verbazing was misschien wel net zo groot als wanneer er een nieuw avontuur van Kuifje het licht had gezien. Immers Hergé, de founding father van de Klare Lijn en zijn collega Edgar P. Jacobs waren respectievelijk in 1983 en 1987 overleden. Voor de fans was het een uitgemaakte zaak dat er nooit meer een verhaal van Kuifje zou verschijnen want Hergé had dit in zijn testament zo bepaald. Maar bij Edgar P. Jacobs lag het anders. Weliswaar bewaakte de Stichting Jacob de nalatenschap van de meester, maar in 1996 kon ze toch niet voorkomen dat Dargaud een gloednieuw verhaal op de markt bracht, gemaakt door het duo Jean Van Hamme en Ted Benoit. Wel kreeg de Stichting Jacobs het voor elkaar dat op de omslag niet meer het misleidende ‘van Edgar P.Jacobs’ vermeld mocht worden. De uitgever veranderde dit handig in ‘naar de personages van Edgar P.Jacobs’. Sinds het eerste album van Blake en Mortimer 2.0 in 1996 zijn er alweer twaalf albums verschenen, telkens in enorme oplagen.

In november kwam het dertiende album in de tweede reeks uit: De Vallei der Onsterfelijken (deel 1: Dreiging op Hong Kong). Net als Het geheim van de zwaardvis, Het geheim van de grote piramide, De drie formules van professor Sato, De sarcofagen van het zesde continent en De vloek van de dertig zilverlingen is het een dubbelalbum. Het tweede deel (De duizendste arm van de Mekong) van de De Vallei der Onsterfelijken moet nog verschijnen, waarschijnlijk in 2020. Bijzonder is dat voor het eerst een Nederlandse duo een verhaal tekende (naar een scenario van Yves Sente). Voor Teun Berserik en Peter van Dongen was het een hele eer om de wereldberoemde klassieke striphelden te mogen tekenen. ‘Alsof je met de Beatles een nummertje mag meedrummen!’, citeert Van Dongen zijn collega Gerrit de Jager in een interview in De Volkskrant.

Met de Klare Lijn kun je niet schmieren. Je kunt je niet verschuilen, want je ziet alles!’

Peter van Dongen

De Vallei der Onsterfelijken speelt zich af in 1947 en valt dus tussen Het geheim van de zwaardvis en Het geheim van de grote piramide in. Net als in De staf van Plutarchus, een prequel van Het geheim van de zwaardvis wordt er veel verwezen naar het allereerste avontuur van Blake en Mortimer dat Jacobs tussen 1950 en 1953 tekende. Op pagina 10 en 11 krijgen we een aantal déjà vu’s voorgeschoteld: plaatjes die we al kenden van het einde van Het geheim van de zwaardvis maar vanuit een andere hoek getekend. Ook op pagina 16 en 19 vinden we plaatjes die ons zeer bekend voorkomen.

Het Geheim van de Grote Piramide, om precies te zijn de Nederlandse editie uit 1954, gebruiken de tekenaars als stijlvoorbeeld. Van Dongen legt uit: ‘Een kroontjespen geeft een strakke lijn, met penseel wordt het meer dik-dun. Het Gele Teken is bijvoorbeeld helemaal met penseel getekend, wat een vrij vette lijn geeft. De Grote Piramide gaat meer richting Kuifje. We kiezen ervoor om de achtergronden met kroontjespen te tekenen en de personages met penseel: zo creëer je diepte.’
 
Bron: volkskrant.nl

Blake en Mortimer [ nl.wikipedia.org ]

Petits faits vrais

gelezen: De Slag (2018) van Ivan Gil en Frédéric Richaud
naar de gelijknamige roman uit 1997 van Patrick Rambaud

Voor zijn roman La Bataille heeft Patrick Rambaud zich intensief gedocumenteerd. Hij maakte niet alleen gebruik van gedetailleerde verslagen van gevechtshandelingen maar vooral ook van talloze anekdotes van veteranen. Zo verwerkte hij het voorval van de infanterist die zijn hoofd werd afgerukt door een kanonskogel. De gouden Napoleons die hij in zijn halsdoek genaaid vlogen de andere infanteristen om de oren. Of het gegeven dat er bouillon getrokken werd van paardenvlees op smaak gebracht met buskruit. Naast deze ‘petits faits vrais’, zoals Stendhal ze noemde, zijn er ook de ‘grote’ feiten. Wanneer we in een standaardwerk over Napoleon lezen over de Slag bij Aspern-Eßling komen we deze tegen. Zowel Andrew Roberts als Adam Zamoyski maken melding van een aantal feiten tijdens of rondom deze veldslag. Deze komen we ook tegen in de roman van Patrick Rambaud en in de bewerking van Ivan Gil en Frédéric Richaud.

De Slag
de drie delen van de graphic novel De Slag (2018)

Allereerst de line up. Voordat een (militair) historicus verslag doet van een veldslag, moet hij eerst weten wie de hoofdrolspelers zijn. Zoals ik al eerder schreef, komen de Oostenrijkers niet in beeld. Alleen hun opperbevelhebber, aartshertog Karl, zien we heel even vanuit de verte. La Bataille wordt beschreven vanuit verschillende posities in het Franse kamp. Allereerst de hoofdpersoon Louis-François Lejeune, een kolonel van 34 die tevens kunstschilder is. Rambaud heeft zijn hoofdpersoon slim gekozen. Lejeune was tijdens de Slag bij Aspern-Eßling verbindingsofficier. Hij moest dus boodschappen doorgeven tussen Napoleon en zijn generaals.

Via Lejeune maken we dus kennis met alle hoofdrolspelers in deze veldslag. Allereerst Napoleon zelf en zijn chef-staf Louis Alexandre Berthier die steeds bezorgd is dat Napoleon zich op het slagveld te kwetsbaar opstelt. Vervolgens zijn belangrijkste generaal André Masséna met de koosnaam ‘L’Enfant chéri de la Victoire’ die de leiding heeft in het dorpje Eßling, het meest strategische punt in de veldslag. Drie maanden later zal hij op de veertigste verjaardag van Napoleon de titel Prins van Eßling ontvangen.

Dan is er nog een hele reeks generaals en officieren onder wie Lannes, Sainte-Croix, Lasalle, Espagne, Saint-Cyr, Molitor, Legrand, Carra, Perigord, Dorsenne, Boudet, Saint-Hilaire en Pouzet. Drie generaals zullen sneuvelen: Espagne, Saint-Hilaire en Lannes. Vooral het verlies van Jean Lannes viel Napoleon zwaar. Ze waren sinds het Beleg van Toulon (1793) met elkaar bevriend.

Boutigny 1894
Paul-Émile Boutigny (1853-1929) schilderde dit tafereel (detail van een schilderij uit 1894) waarin Napoleon zijn zwaargewonde vriend Jean Lannes bezoekt, nadat een kanonskogel zijn been verbrijzeld had. Lannes zou tien dagen na de veldslag aan zijn verwondingen overlijden.

Bij een historische roman is het altijd de vraag of hoe vrais de faits zijn. Klopt het of heeft de schrijver de geschiedenis naar zijn eigen hand gezet? In ieder geval vond ik twee feiten die niet helemaal waar zijn. In het verhaal wordt een 17-jarige Duitse jongen opgevoerd die Napoleon zo hartgrondig haat dat hij hem persoonlijk wil vermoorden. Deze jongen heeft werkelijk bestaan en heette Friedrich Stapß. Op 12 oktober, vlak voor de ondertekening van de Vrede van Schönbrunn zou hij in een mislukte aanslag Napoleon met een mes hebben willen aanvallen. Hij werd door Napoleon persoonlijk ondervraagd en kon gratie krijgen. Maar Friedrich Stapß toonde geen berouw en werd ter dood gebracht. Deze gebeurtenis is in La Bataille verwerkt, maar vindt plaats voor de Slag bij Wagram op 5 en 6 juli 1809. Dat klopt dus niet.

Ook de excommunicatie van Napoleon door paus Pius VII die beantwoord werd met zijn arrestatie valt in de roman net iets te vroeg. De excommunicatie was op 10 juni maar de gevangenneming van Pius VII kwam pas op 6 juli nadat Napoleon bij Wagram de Oostenrijkers verslagen had.

Meynier 1812
Charles Meynier schilderde een tafereel (detail van een schilderij uit 1812) na de terugtrekking van de Fransen op het eiland Lobau in de Donau. Napoleon bezoekt de gewonden van de Slag bij Aspern-Eßling en wordt voorgesteld als een messiaanse figuur.

cinéma écrit

gelezen: De Slag (2018) van Ivan Gil en Frédéric Richaud
naar de gelijknamige roman uit 1997 van Patrick Rambaud

La BatailleHet in scène zetten van veldslagen uit de Napoleontische tijd is al bijna net zo oud als de historische roman zelf. (Algemeen beschouwt men Waverley uit 1814 van Walter Scott als de allereerste historische roman.) De Slag bij Waterloo (1815) was 25 jaar na dato al een onderwerp in De Kartuize van Parma (1839). In deze historische roman beschrijft Stendhal hoe zijn hoofdpersoon Fabrizio del Dongo naar het Noorden trekt om te vechten voor Napoleon en in de nasleep van de Slag bij Waterloo terecht komt. In 1839 leefden er nog genoeg veteranen die het de schrijver na konden vertellen. Dat was niet nodig omdat Stendhal kon putten uit zijn eigen oorlogservaringen en zijn doel was niet een gedetailleerd verslag van de veldslag, maar eerder een ironisch commentaar.

Nog eens ruim twintig jaar later figureerde de Slag bij Waterloo in Les Miserables (1862) van Victor Hugo. Ook Hugo pretendeerde geen uitvoerig verslag van de gevechtshandelingen, maar gebruikte Waterloo vooral als decor.

Anders is dit in Oorlog en Vrede (1869), een van de beroemdste boeken van de negentiende eeuw. Tolstoj (1828-1910) documenteerde zich minutieus om waarheidsgetrouw de veldslagen te kunnen beschrijven, want de meeste veteranen uit deze veldslagen leefden rond 1865 al niet meer. In dit geval ging het niet om de grootste nederlaag van Napoleon, maar om zijn grootste overwinning, de Slag bij Austerlitz in 1805. Nog meer aandacht besteedde Tolstoj aan de Slag bij Borodino (1812) waar hij zijn hoofdpersoon Pierre Bechozov in Oorlog en Vrede getuige van laat zijn.

BalzacIn de negentiende eeuw is er voor de romanschrijver dus al een levendige exploitatie van de Napoleontische oorlogen op gang gekomen, een trend die zich in de twintigste eeuw zou doorzetten. Daarin zijn verschillende benaderingen van elkaar te onderscheiden. De ene schrijver gebruikt de veldslag puur als decor (Hugo), de ander als spotprent (Stendhal) of als aanleiding voor filosofische beschouwingen (Tolstoi). Maar er zijn ook schrijvers die zo nauwkeurig mogelijk verslag willen doen. Dat geldt zeker voor Honoré de Balzac (1802-1850).

Tijdens een bezoek aan Wenen in 1835 had Balzac het plan opgevat een roman te schrijven waarin hij “van het eerste tot het laatste kanonsschot” verslag wilde doen van de Slag bij Aspern-Eßling op 21 en 22 mei 1809 iets ten noorden van Wenen. Hij bezocht 26 jaar na de veldslag het eiland Lobau en het Marchfeld waar op 21-22 mei en opnieuw op 5-6 juli tijdens de Slag bij Wagram verschrikkelijk gevochten werd. Vijftien jaar lang bleef het idee hem achtervolgen, maar bij zijn dood in 1850 was er nog geen regel van op papier gekomen.

Het oorspronkelijke idee van Balzac zou in 1997 eindelijk worden uitgevoerd door de Franse schrijver Patrick Rambaud. Volgens hem had Balzac zijn roman nooit kunnen schrijven omdat het medium film nog niet bestond. Balzac had namelijk de pretentie om de gevechtshandelingen realistisch in beeld te brengen en daar heb je de filmische benadering nodig met camerazwenkingen en scènewisselingen. De Fransen hebben daar een mooie term voor: cinéma écrit.

De snelheid van een kanonskogel laat zich moeilijk beschrijven en is eigenlijk ook al niet te filmen. Toch kunnen de schrijver of de cinematograaf het onzichtbare in beeld brengen door de sporen te laten zien, in dit geval het spoor van bloed dat de kanonskogel door een slagorde trekt. In de filmgeschiedenis heeft de gevechtsscène een ontwikkeling doorgemaakt. Kijk maar eens naar Ben Hur (1959) en dan naar Gladiator (2000). Het verschil wordt onmiddellijk duidelijk. Niet alleen is het geweld explicieter geworden, maar ook de cinematografie is veranderd: de camerabewegingen zijn dynamischer, de oorlogservaring (angst, desoriëntatie, chaos, waanzin) is filmisch vertaald in schokkerige of wazige beelden en de montage wordt gekenmerkt door discontinuïteit.

De Slag
Nederlandse uitgave van La Bataille als graphic novel, in 2018 verschenen bij uitgeverij Microbe

Een schrijver die een roman moet omwerken naar een beeldverhaal of film bedient zich van dezelfde termen: totaal, halftotaal, close up en de verschillende definities voor de camerahoek. Scenarist Frédéric Richaud schrijft achterin het tweede deel van La Bataille dat de roman van Patrick Rambaud zo beeldend geschreven is, dat hij eigenlijk alles al kreeg voorgeschoteld. Een roman dus als een filmscript, waarin de gezichtshoek centraal staat in de manier waarop het verhaal verteld wordt. Het moeilijkste voor scenarist Richaud was om in de wervelwind van acties de lezer niet te verliezen. Als anker in het stormachtige strijdtoneel heeft Rambaud de verhaallijn in Wenen in zijn roman geweven. Hier kan de lezer telkens even op adem komen.

Bij La Bataille moest ik soms denken aan de roman The Killer Angels van Michael Shaara dat gedetailleerd de Slag bij Gettysburg beschrijft, het keerpunt van de Amerikaanse Burgeroorlog in juli 1863. Hier worden beide partijen gevolgd, juist omdat het een burgeroorlog betreft. Zo kunnen de Amerikanen zich in The Killer Angels zich zowel met de noordelijken als de zuidelijken identificeren. In La Bataille blijven de Oostenrijkers op afstand. We zien de opperbevelhebber, aartshertog Karl slechts één keer vanuit de verte. De vijand blijft bijna abstract, al zien we op het slagveld dezelfde broedermoord als tijdens een burgeroorlog. Slechts de uniformen zijn verschillend, voor de rest zijn het allemaal dezelfde mensen van vlees en bloed.

ivangilsketchbook.blogspot.com