young Kennedy’s

feel good portretten in ecoline

Als ik de Barbaren van Alessandro Baricco mag geloven, leven we in een overgangstijd waarin het onderscheid tussen Hochkultur en massacultuur is weggevallen. Sinds de pop art kunstenaars in de jaren zestig de massabeeldcultuur omarmden, staan Mickey Mouse en de Mona Lisa samen in het museum. Populaire beelden en oude meesters zijn op één lijn komen te staan.

Als we deze gelijkschakeling radicaliseren, bestaat er eigenlijk geen kunst meer. Of is alles kunst geworden.

Tegelijkertijd trekt de moderne kunst zich steeds meer op zichzelf terug. De institutionele kunsttheorie die de hedendaagse kunst is gaan volgen, houdt in dat instituties (een internationale elite van musea, curatoren en kunstmakelaars van hedendaagse kunst) bepalen wat kunst is en wat niet. Hedendaagse kunst is daardoor een marketingconcept geworden.

Ik maak me zelf niet meer zo druk over de vraag wat kunst is en wat niet. Het gaat mij in de eerste plaats om het handwerk. En dan kan ik vaak evenveel genieten van een portret van Thomas Lawrence als van de Amerikaanse schilder van magazinecovers Tom Lovell. Ik volg graag de hand(igheid) van een meester. Onvermijdelijk kom ik dan mijn eigen gebrek tegen. Maar na wat geploeter kom ik toch tot het inzicht dat oefening uiteindelijk kunst baart en dat het moderne kunstbegrip met zijn nadruk op het conceptuele daar meestal diametraal tegenover staat.

young kennedy's
young kennedy’s
ecoline op 200 grams papier

Met ecoline heb ik geprobeerd het vlotte gebaar van de Amerikaanse reclameschilders uit de jaren vijftig te benaderen. Ik gebruikte zwart-witfoto’s van filmsterren als aanleiding.

young kennedy's
young kennedy’s
ecoline en gouache op 200 grams papier