de oude droom van vreedzame coëxistentie door religieus syncretisme
De Zwolse chirurgijn Hendrik Smeeks (1645-1721) zal het niet eens geweest zijn met zijn tijdgenoot Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) die beweerde dat we in de beste van alle mogelijke werelden leven. Of in ieder geval, meende Smeeks dat we niet in het beste deel van die wereld leven. Ruim driehonderd jaar geleden schreef hij een imaginair reisverhaal: Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes (1708).
Hoofdpersoon is de koopman Juan de Posos, zoon van een Spaanse vader en Nederlandse moeder, die tijdens een van zijn handelsreizen schipbreuk lijdt en strandt op een vierkant eiland van twintig bij twintig kilometer dat deel uitmaakt van het mysterieuze Zuidland. In het begin van de achttiende eeuw fantaseerde men nog over dit onbekende deel van de wereld dat sinds Ptolemaeus (100 – 161 na Chr.) Terra australis incognita heette. De ontdekkingsreiziger James Cook zou met het in kaart brengen van de Stille Zuidzee in 1772 voorgoed een einde maken aan de fantasieën over het Zuidland. In navolging van Thomas Moore’s Utopia (1516) projecteert Smeeks op dit eiland een ideale maatschappij: het onbekende koninkrijk Krinke Kesmes
Hendrik Smeeks was een man van de Verlichting. Hij was opgegroeid in het Europa van na de godsdienstvrede van Münster (1648). Maar toch was het in de tweede helft van Europa allesbehalve rustig gebleven op religieus gebied. Smeeks moet de gevolgen van de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 door Lodewijk de XIV bewust hebben meegemaakt. Vijftigduizenden hugenoten waren naar het buitenland gevlucht en velen daarvan kwamen naar de relatief tolerante Republiek. Maar voor verlichte geesten was de situatie in ons land ook nog verre van ideaal. En zo projecteerde Smeeks een ideale maatschappij ergens op het Onbekende Zuidland: Krinke Kesmes.
het zagste scheen te weesen.
uit: Krinke Kesmes (blz. 131)
In het fictieve Koninkrijk Krinke Kesmes kan iedereen door dezelfde godsdienstige deur omdat er maar één religie is die alle religies in zich verenigt. Smeeks‘ syncretisme is een voorloper van de luie maar populaire opvatting dat ‘alle wegen naar Rome leiden’ en dat alle religieuze uitdrukkingen in feite op hetzelfde neer komen. Vanuit de achtergrond van de godsdienstoorlogen uit de zestiende en zeventiende eeuw is het syncretisme een diplomatieke oplossing: de verschillen tussen de godsdiensten worden uitgewist en de overeenkomsten worden benadrukt. Maar vanuit de beleving van de afzonderlijke godsdiensten is interreligie een soort ‘MacDonald-isering’ waarbij eeuwenoude tradities door de gehaktmolen van de Verlichting tot eenheidsworst worden gedraaid. Het gaat natuurlijk vooral om het bewaren van de lieve vrede. Maar echte tolerantie en vreedzame coëxistentie zijn alleen mogelijk wanneer er verschillen zijn die om wederzijdse acceptatie vragen. Het opruimen van die verschillen getuigt juist van weinig respect voor de eigenheid van de traditie(s). Smeeks‘ ideaal van één wereldreligie is even rationeel als naïef. Maar tot op de dag van vandaag zijn er nog goedbedoelende gelovigen van de interreligieuze ‘kerk’.
uit: Krinke Kesmes (blz. 126)
Bron: dbnl.org