wereldbeeld & geschiedenis [ 4 ]

de vijftiende eeuw – de verzoening tussen nabijheid en verte (1)

In de geschiedenis van de landschapsschilderkunst zien we de ruimte door de tijd heen tevoorschijn komen. In de vijftiende eeuw gaan schilders hun werk signeren, ontstaan de eerste portretten met individuele kenmerken en ook de eerste landschappen. Dat alles komt voort uit een nieuw zelfbewustzijn waarbij de mens niet langer zoals bij de Middeleeuwse mens in tijd en ruimte geworpen is, maar gaat nu als een zelfbewust wezen zélf zijn positie kiezen. De wetenschappelijke cartografie is een expliciete daad om zichzelf bewust tegenover de ruimte te plaatsen. Het is alsof de Middeleeuwse mens wakker wordt en zich tegenover de wereld plaatst zoals we dat allemaal doen wanneer we ‘s morgens wakker worden. In de ontwikkeling van het landschap in de schilderkunst kunnen we zien hoe de mens naar de ruimte kijkt die hem aan alle kanten omgeeft. In de schilderkunst van de Middeleeuwen was nog helemaal geen sprake van een ruimte op het platte vlak. Vaak was de achtergrond verguld of was er een ondiepe ruimte waarin de verte ontbrak. Wanneer er al een landschappelijke achtergrond geschilderd werd, was dat altijd een idee van een landschap, zoals we op iconen aantreffen.

de ontwikkeling van het landschap 1300-1450
de ontwikkeling van het landschap tussen 1300 en 1450 in Italiëen Vlaanderen
met de klok mee: Duccio (detail, 1308), Giotto (1305), Gebroeders van Limburg (1410), Jan van Eyck (detail, 1435)

Giotto is de eerste schilder geweest die de platte ruimte openbreekt en zijn figuren vrijstaand in een ondiepe ruimte plaatst. Vergeleken bij de schilderkunst van de Renaissance oogt Giotto nog plat en primitief, maar vergeleken bij de traditionele icoon is het een eerste stap in de richting van de ruimtelijke illusie. Honderd jaar na Giotto, omstreeks 1410 zijn het de gebroeders van Limburg die weer een volgende stap zetten en weer iets later Jan van Eyck en de Vlaamse Primitieven. Van Jan van Eyck zijn het landschap in de Aanbidding van het Lam God’s en het doorkijkje in De Madonna met kanselier Rolin (1435) prachtige voorbeelden van vroege Vlaamse landschapsschilderkunst. Voorgrond en achtergrond hebben dezelfde scherpte alsof Van Eyck door een vergrootglas de wereld bekeken heeft en minitieus heeft naschilderd.

Rogier van der Weyden
Rogier van der Weyden
Maria Magdalena (detail) ca. 1450
Louvre, Parijs

Ton Lemaire schrijft in Filosofie van het Landschap over de verzoening van nabijheid en verte in het vijftiende eeuwse schilderij. Ook bij het schilderij van Maria Magdalena door Rogier van der Weyden zien we hoe de uitersten in hetzelfde vlak verenigd worden. Het atmosferische perspectief (de blauwe verte) dat de dieptewerking versterkt, wordt al aarzelend toegepast.

Dit probleem van de verzoening van nabijheid en verte – dat de Middeleeuwen niet kenden – is specifiek modern. In een wereld die plotseling zich van haar bijziendheid had bevrijd om ontdekkingsreiziger te worden en zelfs met verrekijkers de hemel af te zoeken, was de vertrouwde nabijheid in onzekerheid, in een crisis gebracht die moest worden opgeheven. Een van de meest toegepaste technieken was de verdeling van de afgebeelde ruimte in drie stroken die vaak door verschillende kleuren werden aangegeven: op de meestal bruin weergegeven voorgrond volgde een groene middenstrook, terwijl het verschiet gewoonlijk blauw kreeg als kleur van de oneindigheid. Een andere oplossing was de veduta: een uitzicht op de verte vanuit een venster, waardoor de buitenwereld in verband kon worden gebracht met de beslotenheid van een binnenruimte. Talloos zijn, ook bij de Vlaamse primitieven, de voorbeelden van deze techniek, waardoor de middeleeuwse ruimte als het ware terloops een blik werpt op de grote wereld, maar zich nog niet overgeeft aan de fascinatie van de verte.
 
Bron: Filosofie van het Landschap
Jan van Scorel
Jan van Scorel
Maria Magdalena (detail) 1530
Rijksmuseum, Amsterdam

Jan van Scorel schilderde deze Maria Magdalena zo’n tachtig jaar na Rogier van der Weyden. De nabijheid en de verte zijn overtuigender samengebracht en de ruimte(lijke illusie) heeft al meer van zichzelf prijsgegeven.

Landschappen zijn niets
anders dan bedrieglijke beelden
waarbij men de eigen ogen
met eigen toestemming
en hulp als het ware
voor de gek houdt
met een complot dat
men zelf heeft gesmeed

Edward Norgate

Filosofie van het Landschap