namen noemen
van Jeannick Vangansbeke
Wie eerder een boek van Jeannick Vangansbeke gelezen heeft, weet dat je bij deze auteur geen academische vraagstelling (zoals in een historische studie gebruikelijk is) hoeft te verwachten. En een evenmin een helder gestructureerd verhaal. Vangansbeke presenteert historische feiten als antiquiteiten op een vrijmarkt. Bij elk voorwerp vertelt hij enthousiast (vaak met uitroeptekens!) en lijkt zich weinig te bekommeren om de rode draad van zijn verhaal. Hij slaat voortdurend zijwegen in. Van Napoleon III via Karel de Dikke, naar Le Pen. Zijn boek van slechts 140 bladzijden is in vier delen opgesplitst: I. de macht (Napoleon III), II. de literator en de musicus (Berlioz en Mérimée), III. de katholieken (Lacordaire en Montalembert) en IV. conservatief versus progressief (Morny, Hugo en de gebroeders Goncourt).
De ondertitel van woeste wellustelingen luidt: de Franse ideologie onder Napoleon III. Je zou dus mogen verwachten dat de auteur inzicht geeft in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk aan de hand van een aantal personen die hij “woeste wellustelingen” noemt. In de inhoudsopgave komen we de volgende namen tegen: Napoleon III (1808-1873), Hector Berlioz (1803-1869), Prosper Mérimée (1803-1870), Jean Théodore Lacordaire (1801-1870), Charles de Montalembert (1810-1870), Charles de Morny (1811-1865), Victor Hugo (1802-1885), Jules de Goncourt (1830-1870) en Edmond Louis Antoine Huot de Goncourt (1823-1896)
De opzet is dus ambitieus: de ideologie van het Franse Tweede Keizerrijk verhelderen aan de hand van negen portretten van historische personen. En dat binnen 140 bladzijden. Het is een wagen volgeladen. Maar voor Jeannick Vangansbeke blijkbaar niet vol genoeg want vanaf de eerste bladzijde heeft de lezer te maken met de favoriete bezigheid van de auteur: name dropping. Bovenop deze negen personen stapelt hij nog tientallen andere namen, zonder zich te bekommeren om de draagkracht van de lezer. De namen krijgen vaak geen introductie (who is who?). De auteur veronderstelt blijkbaar dat de lezer zijn referentiekader volledig deelt?
In de inleiding waarin Vangansbeke zijn negen woeste wellustelingen presenteert, noemt hij in zes bladzijden alleen al achttien namen: Vergilius, Gortchakov, Eugénie de Montijo, Hortense de Beauharnais, Offenbach, Bernard Gui, Willem van Nangis, Karel de Dikke, Clovis, Von Neipperg, Marie-Luise van Parma, Leopold III, Louis Napoleon, Henri IV, Jeanne d’Arc, Chateaubriand, Lamartine, Mitterand. En zo gaat het in het hele boekje door. Met een gemiddelde van drie unieke namen per bladzijde, kom je dus op ruim 400 namen.
Vreemd genoeg ontbreekt een personenregister. Wel is er een onbegrijpelijke selectie van 18 namen achterin het boekje opgenomen. Van Julius Caesar tot Rik van Cauweleart. Het is volstrekt niet duidelijk waarom deze juist deze 18 namen worden uitgelicht uit de naar schatting 400 namen die in het boekje rond dwarrelen. Wel prettig is dat er achterin een chronologie (lijst van hoogtepunten) uit het Tweede Franse Keizerrijk is opgenomen, te beginnen met 1802, het geboortejaar van Victor Hugo en Prosper Mérimée. Voor de bronnenvreter die Vangansbeke is, is een bibliografie van acht pagina’s (circa 200 titels voor 140 pagina’s tekst) weer niet verwonderlijk.

Keizerin Eugenie en haar hofdames
Heeft de lezer na 140 bladzijden inzicht gekregen in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk? Voor mij wordt dit onderwerp volkomen ondergesneeuwd door de aanhoudende name dropping. Ik begrijp het plezier van de auteur om telkens naar zijn bronnen te verwijzen, maar hij slaat zoveel zijwegen in, noemt zoveel namen, dat de lezer niet alleen binnen een paar bladzijden buiten adem is maar ook de weg kwijt. De Franse ideologie onder Napoleon III is een boeiend onderwerp en verdient een heldere presentatie. De boulevards van Georges-Eugène baron Haussmann of de glamourportretten van Franz Xaver Winterhalter in neo-rococo stijl vertellen mij meer over de ideologie van Napoleon III dan de overijverige data mining van Vangansbeke
Omgevallen boekenkast
van Jeannick Vangansbeke
Wat onderscheidt een goed van een slecht geschiedenisboek? Een geschiedenisboek kan bedwelmend mooi geschreven zijn, maar toch geen goed boek zijn. Of het kan academisch (dus saai!) geschreven zijn en juist wél een goed boek zijn. Bij een geschiedenisboek gaat het om de juiste balans tussen het verhaal en de opgediende informatie. Eigenlijk doet een goed geschiedenisboek hetzelfde als een goede geschiedenisleraar: een verhaal vertellen waar je niet alleen van opsteekt, maar dat ook inzicht geeft in de geschiedenis als wereldgebeuren, dus in de levende relatie tussen het verleden en de tegenwoordige tijd. Als dat in orde is, gloeien de oren vanzelf op.
Jeannick Vangansbeke lijkt op de geschiedenisleraar die met zijn rug naar de klas de flipover helemaal volschrijft met informatie. Hij vertelt niet, maar spuit kennis. Vangansbeke is een echte bronnenvreter en zijn intellectuele reikwijdte is beslist indrukwekkend. Zijn boeken over Alexander I en verschillende personages uit het Tweede Franse Keizerrijk rond Napoleon III hanteren dezelfde aanpak: kriskras door de negentiende eeuw, terwijl ook uitgeweken wordt naar de achttiende en twintigste eeuw. Op elke bladzijde dwarrelen de namen als confetti in het rond. Feestelijk wordt het echter niet, want de lezer kan hierbij moeilijk op adem komen.
Continue Name dropping hoort eigenlijk thuis in het personenregister van een geschiedenisboek. En omwille van de leesbaarheid zou de auteur van een niet-academisch boek ook zijn notenapparaat moeten beperken. Maar Vangansbeke heeft de gewoonte naar zijn literatuur te verwijzen door de auteursnaam en het jaar van uitgave tussen haakjes in de tekst zelf te plaatsen. (Zamoyski, 2005) staat dan voor Rites of Peace – the Fall of Napoleon and the Vienna Congress zoals de lezer in de bibliografie achterin het boek kan opzoeken. Door deze werkwijze wisselen namen van historische figuren en historische jaartallen zich voortdurend af met namen van historici en het jaar van publicatie. Deze dubbele name dropping maakt een tekst zeker niet leesbaarder.
Wanneer je eenmaal besloten hebt je hier doorheen te bijten, dring je een jungle binnen van historische kennis. Structuur moet je bij Vangansbeke niet zoeken. In zijn boek over tsaar Alexander I heeft hij het leven van zijn hoofdpersonage verdeeld in vier hoofdstukken: vadermoord, in de ban van Napoleon, Anti-Napoleon en Barones von Krüdener. Voor ingewijden is al duidelijk dat deze vier titels staan voor vier perioden in het leven van Alexander I, namelijk 1777 tot 1801, 1802 tot 1812, 1813 tot 1816 en tenslotte 1817 tot 1825. Deze hoofdstukken zijn dan weer onderverdeeld in een soort paragrafen onder een vetgedrukte tussenkop. Daarbij valt op dat het boek niet alleen warrig gestructureerd is, maar ook slordig geredigeerd. Waarom heet hoofdstuk 4 in de inhoudsopgave Barones van Krüdener maar staat er boven hoofdstuk 4 in de ban van barones van Krüdener?
Dat laatste hoofdstuk behandelt zeker boeiende materie, namelijk de Heilige Alliantie. Vangansbeeke noemt Alexander I een “christen-unionist” omdat hij alle christenen in Oost- en West-Europa met elkaar wilde verenigen in een heilig verbond met Christus als hoofd. In Engeland leidde Alexanders Heilige Alliantie tot gegniffel. De real-politici van het Brits imperium vonden Alexander I maar een naïeve idealist die bedwelmd was door het christelijke mysticisme van barones Von Krüdener. Ook vanuit de moderniteit gezien is dat zo. Toch was Alexanders streven om Europa te verenigen in een christelijk Europa van de oecumene een nobel streven dat in de twintigste eeuw een seculier vervolg kreeg.

De auteur vergelijkt Alexander I dan ook terecht met Woodrow Wilson, die zo’n honderd jaar later de geestelijk vader werd van een de Volkenbond (1919-1946), een erfgenaam van de Heilige Alliantie. Voor Alexander I ging het in de eerste plaats om een morele orde in Europa met Christus als hoofd. Hierin liet zich de invloed van de Russisch-Orthodoxe Kerk gelden. Maar tegelijkertijd was de Heilige Alliantie de voorloper van de oecumenische beweging en de wereldraad van kerken die zich inspant om orthodoxie, katholicisme en protestantisme onder één dak te verenigen. Bij de Volkenbond (en haar opvolger de Verenigde Naties) is het religieuze aspect verdwenen en heeft godsdienst plaatsgemaakt voor pragmatisme: nooit meer oorlog.
inhaalmanoeuvre
Gisteren overleed Jean-Louis Trintignant (1930-2022), een van de laatste groten van de Franse cinema. Sinds zijn debuut in Et dieu crea la femme in 1956 speelde hij in meer dan 100 films. Onlangs zag ik de Italiaanse roadmovie Il sorpasso uit 1962 waarin hij samen met Vittorrio Gassman en Catherine Spaak de hoofdrol speelt.
Het was de zevende film van Trintignant die net als in zijn debuut gecast is als de introverte en verlegen jongeman die hij in werkelijkheid ook was. Totaal in contrast met deze Roberto staat het karakter van zijn tegenspeler Bruno, gespeeld door Vittorio Gassman. Met een werveling komt hij in de titelgeneriek in zijn Lancia Aurelia B24 sport de film binnen gescheurd. Zijn auto vormt eigenlijk een derde karakter in deze road movie die in Rome en omgeving gedraaid is. De jazz spettert uit de speakers en versterkt de extraverte persoonlijkheid van Bruno. Het schallende koper verklankt ook het optimisme van de late jaren vijftig en de vroege jaren zestig, toen de naoorlogse welvaart op gang begon te komen.

Niet vaak zag ik een film zo licht van toon met tegelijkertijd zo’n diep existentialistische onderstroom. De joie de vivre die Dino Risi in de personage van Bruno van het doek laat spatten, herbergt ook een donkere kant. Il sorpasso kwam uit in 1962, het jaar waarin Antonioni zijn beroemde existentialistische drieluik L’avventura, La Notte en l’Eclisse voltooid had waarin de dit jaar eveneens overleden Monica Vitti (1931-2022) de hoofdrol speelde. In het script wordt ook naar deze films verwezen. Terwijl ze door het pittoreske Lazio razen, kakelt Bruno als een kip zonder kop over de vervreemding in de films van Antonioni terwijl hijzelf gelijkvormig aan de wereld geworden is. Vervreemding was in de jaren vijftig tot in de vroege jaren zestig een modewoord dat overal rond zoemde, maar slechts door weinigen begrepen werd.
Op dit soort lichte momenten wordt de existentialistische tijdgeest even aangeraakt, maar het is slechts het topje van een van de golven waarop Bruno zijn surfervaring beleeft. De introverte Bruno luistert met een mengeling van irritatie en bewondering naar de ratelende Bruno die zich steeds meer ontwikkelt als zijn coach in easy living. Het schuurt en klikt tussen de twee, omdat de tegensgestelde karakters elkaar completeren. Op hun tweedaagse road trip ontluikt zo de vriendschap tussen deze twee tegenpolen. Bruno en Roberto beseffen dat ze elkaar nodig hebben: Roberto heeft wat in te halen in leerschool van het leven in deze open sportwagen naast de drukke, zeer aanwezige persoon en Bruno voelt dat de ook hij wat in te halen heeft met de rustige Roberto aan zijn zijde. De titel van de film (vertaald: de inhaalmanoeuvre) is hier op gebaseerd.

Ondanks de tintelende lichtheid van deze road movie, blijft de zwaarte voelbaar. Il sorpasso gaat over de onmogelijkheid iemand anders te zijn dan je bent. Bruno en Roberto proberen zichzelf in te halen, maar hun inhaalmanoeuvre eindigt in een Griekse tragedie.
Denk aan mij … in 2022
300e sterfdag
12 november Adriaen van der Werff (1659-1722)
300e geboortedag
23 juli Anne-Catherine de Ligniville Helvétius (1722-1800) »
3 oktober Johann Heinrich Tischbein de Oudere (1722-1789)
250e sterfdag
29 maart Emanuel Schwedenborg (1688-1772)
18 juni Gerard von Swieten (1700-1772)
250e geboortedag
10 maart Friedrich von Schlegel (1772-1829)
24 augustus Koning Willem I (1772-1843) «
200e sterfdag
8 juli Percy Bysshe Shelley (1792-1822)
8 september Lord Castlereagh, Henry Robert Stewart (1769-1822)
13 oktober Antonio Canova (1757-1822)
26 november Karl August von Hardenberg (1750-1822)
200e geboortedag
6 januari Heinrich Schliemann (1822-1890)
16 februari Sir Francis Galton (1822-1911)
27 april Ulysses S. Grant (1822-1885)
26 mei Edmond de Goncourt (1822-1896)
27 december Louis Pasteur (1822-1895)
150e sterfdag
4 juni Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872)
13 september Ludwig Feuerbach (1804-1872)
23 oktober Théophile Gautier (1811-1872)
150e geboortedag
6 januari Alexander Skrjabin (1872-1915) »
7 maart Piet Mondriaan (1872-1944)
9 april Léon Blum (1872-1950)
18 mei Bertrand Russell (1872-1970)
7 december Johan Huizinga (1872-1945)
100e sterfdag
8 april Erich von Falkenhayn (1861-1922)
24 juni Walter Rathenau (1867-1922)
2 augustus Alexander Graham Bell (1847-1922)
18 november Marcel Proust (1871-1922) «
Beeld van het Wilde Westen [ 8 ]
De western is een multiversum. Je hoeft de lange pagina op wikipedia over het genre maar helemaal door te scrollen om te gaan duizelen van alle subgenres. De western is veel meer dan een cowboyfilm. Bestaat dé western eigenlijk wel? Het hangt ervan af hoe je de western en het Wilde Westen definieert.
Het Wilde Westen was de pionierssamenleving die tot 1890 het westen van de Verenigde Staten bestond. De western speelt zich af ten westen van de frontier, de grens tussen de geciviliseerde oostelijke staten en de westelijke territoria. Deze grens schoof in de negentiende eeuw steeds verder op naar het Westen. Oorspronkelijk was het Wilde Westen een immens territorium, maar toen de kolonisatie in 1870 in een stroomversnelling was gekomen, bestond het na 1890 alleen nog als mythe.
Door de Louisiana Purchase in 1803 verdubbelde het grondgebied van de Verenigde Staten en kwam er een enorme uitbreiding naar het Westen. De Appalachen waren de natuurlijke westgrens van de oorspronkelijke 13 Engelse koloniën geweest. Na de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten in 1776, kwamen de eerste uitbreidingen naar het Westen. Nieuwe staten als Kentucky (1792), Tennessee (1796) en Ohio (1803) lagen nu ten westen van de Appalachen.
Rond 1830 was de Mississippi de frontier geworden. Saint Louis, oorspronkelijk een Franse nederzetting op de plek waar de Missouri in de Mississippi stroomt, in het hart van Louisiana (niet te verwarren met de staat Lousiana) werd rond het midden van de negentiende eeuw dé stad waar de pioniers via diverse ‘trails’ westwaarts trokken. Veel westerns spelen zich af in de tweede helft van de negentiende eeuw in de decennia vóór en na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865).
Na de Amerikaanse Burgeroorlog wordt het Wilde Westen definitief ontsloten door de spoorwegen. De eerste transcontinentale verbinding was op 10 mei 1869 een feit. Het was het begin van het einde want twintig jaar later hield het Wilde Westen op te bestaan.
Als je een western definieert als een film die zich afspeelt in het Wilde Westen, dan speelt de western zich altijd af vóór 1890. Hoe eerder het verhaal zich afspeelt, hoe oostelijker het toneel kan liggen. Films die zich in het koloniale Amerika afspelen (vóór 1776), zijn in feite allemaal westerns, omdat de frontier toen nog in het oosten lag. Soms wordt een nog ruimere definitie van het genre gehanteerd. No country for old men van de gebroeders Coen en Brokeback mountain van Ang Lee worden wel eens als (moderne) westerns gezien.
Afgelopen week zag ik twee atypische westerns die allebei ook nog eens enorm van elkaar verschillen en daarmee demonstreren hoe veelzijdig het genre is. The Missouri Breaks (1976) speelt zich af in Montana in de 1880’s. The fighting Kentuckian (1949) laat een heel ander toneel zien en speelt ook veel eerder in de negentiende eeuw, in de staat Alabama in 1818.

Ondanks dit grote verschil in plaats en tijd, zijn beide films toch als western te definiëren, al zijn het zeker geen typische westerns. We zien geen cowboys en indianen en ook geen dorre landschappen als in Arizona of New Mexico. Door de westerns van John Ford werden deze zo iconisch, dat ze synoniem werden met het genre.
Maar alles dat in het gebied ten westen van de frontier is gesitueerd, mag dus als western gezien worden. Zo is The Revenant (2015) die zich in 1823 in Missouri afspeelt evengoed een western als een western van John Ford of Sergio Leone die zich in het grensgebied van de VS en Mexico afspeelt. Het beeld van het Wilde Westen is dus veel meer dan Deadwood, Tombstone of Brimstone. Het Wilde Westen was zeker niet alleen de playground voor lonesome cowboys maar ook voor pelsjagers (mountain men). Afhankelijk van de periode waarin het verhaal zich afspeelt, zien we een cowboyhoed of wasberenmuts.
Beeld van het wilde westen [ 7 ]
Omroep ONS richt zich op ouderen met nostalgie-tv en moet het vooral hebben van herhalingen van series uit de jaren zestig en zeventig. Deze maand is het bij omroep ONS western-maand en dat betekent dat we kunnen kijken naar westernseries als Bonanza (1959-1973) en Cimarron Strip (1967-1968), maar ook naar een aantal speelfilms.
Woensdag was Shalako (1968) te zien, een Europese western, maar toch uitdrukkelijk geen spaghettiwestern. Ik zou Shalako een “superstarwestern” willen noemen. De hoofdrollen worden gespeeld door Sean Connery en Brigit Bardot die in 1968 op het toppunt van hun roem stonden. Ook Honor Blackman, die in Goldfinger (1964) de rol van Pussy Galore vertolkte, zit in de cast. De filmsterren, met als climax de romantische scenes tussen Connery en Bardot, nemen de centrale plaats in. Het verhaal, gebaseerd op de gelijknamige roman uit 1962 van Louis l’Armour, wordt daar losjes omheen gelegd.

Zoals in bijna elke western blijven de mooie plaatjes van woeste landschappen essentieel. Dat blijft voor mij de grote aantrekkingskracht van de western: de combinatie van weidse landschappen en eenlingen (meestal te paard). Eigenlijk speelt in bijna elke western het landschap de hoofdrol. Zelfs in een “superstarwestern” als Shalako.
Een andere western die ik onlangs zag, is Broken Arrow (1950) met James Stewart, Jeff Chandler en Debra Paget in de hoofdrollen. De film werd in 1949 opgenomen in Technicolor en speelt zich af tijdens de Apacheoorlogen. De personages Tom Jeffords, Cochise, Gerinomo en generaal Howard hebben echt bestaan. Het verhaal is gebaseerd op de roman Blood Brother (1947) van Elliott Arnold. Het bijzondere van deze western is dat de native Amerikanen voor het eerst niet afgeschilderd worden als bloeddorstige wilden, maar als mensen. Tom Jeffords (1832-1914) treedt op als verbindende figuur die een vertrouwensband heeft met Cochise, het opperhoofd van de Apachen. In de ontwikkeling van de western zal de balans na 1950 langzaam gaan omslaan. Veertig jaar later, in Dances with wolves (1990), zijn de blanke kolonisators de bloeddorstige wilden en de indianen juist edele en wijze mensen die in harmonie met de natuur leven.