Dagelijks archief: zondag 4 november 2007

zwart-wit

vorige week kocht ik de biografie van Frans Masereel
door Joris van Parys, uitgegeven bij Houtekiet, Antwerpen, 2005

Biografie MasereelWij hebben M.C. Escher , in Belgiëhebben ze Frans Masereel. In januari 2005 schreef ik hier al over deze Vlaamse graficus en houtsnijder. In Nederland is Masereel misschien geen klinkende naam als M.C. Escher maar toch is hij op sommige plaatsen in de wereld een beroemdheid. Toen de Belgische premier Leo Tindemans in september 1976 in China op bezoek was, vroeg Mao Tse-toeng hem hoe het nu toch met de grote kunstenaar Frans Masereel ging. Deze was toen al vier jaar dood, maar de premier liet zijn tolk antwoorden dat Masereel in prima gezondheid verkeerde.

Ik heb altijd gevonden dat, van de verschillende grafische technieken, de houtsnede de meest eenvoudige, eerlijke en directe techniek is (…) Ze is eenvoudig omdat er slechts een paar werktuigen aan te pas komen – guts, burijn of mes – en een blok hout, langs- of kopshout. Ze is eerlijk omdat je niets kunt bijwerken, opsieren, wegmoffelen, voorgoochelen. Direct tenslotte, omdat ze de kijker bij de eerste oogopslag uitsluitend boeit met de wisselwerking van zwart en wit.
 
Frans Masereel

Biografie Masereel Frans Masereel (1889 – 1972)
werd geboren in Blankenberge, aan de Belgische kust, als zoon van welgestelde ouders. Hij kreeg zijn academische opleiding (aan de Academie voor Schone Kunsten) te Gent bij de schilder Jean Delvin. Hij reisde veel. Rond 1910 ging hij in Parijs wonen en kwam daar toevallig in aanraking met de houtsnede. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak vluchte Masereel naar het Zwitserse Genève. Daar sloot hij vriendschap met de schrijvers Romain Rolland, Stefan Zweig en Andreas Latzko, wiens boeken hij illustreert. Hij debuteert er met drie anti-oorlogsalbums: “De doden spreken” en “De doden staan op” (1917) en “De hartstocht van een mens” (1918). Tot 1920 verschijnen een kleine duizend tekeningen in dagelijkse afleveringen in het pacifistische tijdschrift “La Feuille”, waarbij hij de verschrikkingen van de oorlog in beeld brengt. Hij werkt tevens als vertaler voor het Rode Kruis. De eerste jaren na de oorlog wordt hij door de Belgische regering beschouwd als dienstweigeraar. Hij gaat in 1920 weer in Parijs wonen en later in Equihen nabij Boulogne. Hij illustreert boeken van onder andere Victor Hugo, Tolstoi, Thomas Mann, Oscar Wilde en Hemingway. In 1926 maakt hij voor “De legende van Ulenspiegel” van Charles de Coster 167 houtsneden. In het boek “De stad” (1925) (voorw. van Jelle Troelstra) legt hij in honderd houtsneden zijn visie op het leven in de jaren twintig in de grote stad vast.
Bron: Frans Masereel [ wikipedia ]