schilders in Italië

Deze serie verscheen tussen maart 2008 en augustus 2013

Italiëgangers [ 1 ]

Karl Eduard Ferdinand Blechen (1798-1840)
en Josephus Augustus Knip (1776-1846)

De Alte Nationalgalerie in Berlijn is vooral bekend vanwege de Duitse romantische schilderkunst met de Caspar David Friedrich-zaal als hoogtepunt. Op dezelfde verdieping vinden we ook een deel van de 34 schilderijen die het museum van Karl Blechen in bezit heeft. Karl Blechen is bij ons tamelijk onbekend, maar wat mij betreft staat hij samen met Friedrich aan de top van de Duitse romantische landschapsschilderkunst.

Karl Blechen
Karl Blechen, Amalfi, capucijner klooster
dit Italiaanse landschap ademt eenzelfde rust als de landschappen van Corot

In 1823 ontmoette Blechen als student de 24 jaar oudere Caspar David Friedrich in Dresden. Na zijn studietijd werkte hij eerst als decoratieschilder en maakte in 1828/29 een reis naar Italië. In tegenstelling tot de schilderijen van zijn voorbeeld Friedrich die Italië nooit bezocht heeft, is het werk van Blechen vaak licht en kleurrijk.

Karl Blechen
Bocht van Rapallo, 1829/30
Deze olieverfschets die Blechen in de buitenlucht maakte, doet denken aan de atmosferische momentopnamen van Turner

Ook stond Blechen in Italië aan het begin van wat men in Duitsland de Freilichtmalerei noemt; in Nederland zijn we de Franse term plein air gaan gebruiken omdat het vooral de Franse Barbizonschilders waren die buiten gingen schilderen. Jean Baptiste Camille Corot, ook een echte Italiëganger, stond net als Blechen aan het begin van deze revolutionaire verandering in de landschapsschilderkunst.

Und trotzdem: wir fahren nach Italien
Erlagen die Mittel- und Nordeuropäer nicht immer schon der Faszination und der Magie des südlichen Lichts, in dem die Küsten Italiens wie Sehnsuchtsorte erster Güte erstrahlten? Im 18. und 19. Jahrhundert waren es noch vorwiegend junge Adlige und Künstler, die dieser Sehnsucht folgten und die atemberaubenden Landschaften und spektakulären Überreste antiker Kultur bereisten, bewunderten und darzustellen versuchten.

Karl BlechenUnter ihnen war auch der Maler Karl Eduard Ferdinand Blechen (Cottbus 1798 – 1840 Berlin), der 1828/29 den lang gehegten Wunsch einer Italienreise verwirklichen konnte. Bis zu diesem Zeitpunkt vor allem durch Caspar David Friedrich (Greifswald 1774 – 1840 Dresden) und Johan Christian Clausen Dahl (Bergen 1788 – 1857 Dresden) beeinflußt (s. hierzu kleines Bild), verhalf ihm sein Italienaufenthalt zu einer lichtdurchfluteten Malerei von vorimpressionistischer Leichtigkeit.
( Bron: museenkoeln.de )

Knip: De Golf van Napels
Josephus Augustus Knip
Golf van Napels, 1818

Ook Nederland kende in het begin van de negentiende eeuw Italiëgangers, zoals bijvoorbeeld Josephus Augustus Knip die in 1808 de eerste Nederlandse Prix de Rome won en naar Italië vertrok. Vijf jaar na zijn terugkeer, schilderde hij in 1818 bovenstaand Italiaans landschap in een geïdealiseerde en classisistische stijl. Knip liet zich inspireren door zeventiende eeuwse voorbeelden als Jan Dirckzn. Both. Op de website van het Rijksmuseum (Aria) wordt het schilderij geanalyseerd. Er zijn vier tekeningen en schetsen bewaard gebleven die hij ter plekke maakte en samenvoegde in dit atelierstuk.

De Prix de Rome is de oudste kunstprijs van Nederland. De Prix de Rome werd in 1808 door Lodewijk Napoleon in Nederland ingevoerd. Met de oprichting van de Rijksakademie van beeldende kunsten in 1870 legde koning Willem III de staatsprijs vast in de Wet op de Rijksakademie.
prixderome.nl

Und trotzdem: wir fahren nach Italien

Italiëgangers [ 2 ]

Pierre-Henri de Valenciennes (1750-1819)
en de Prix de Rome voor het historische landschap (vanaf 1817)

Sinds de zestiende eeuw was de reis naar Italië voor de meeste kunstenaars een bijna verplicht nummer. Toch gaven niet alle kunstenaars gehoor aan de lokroep van het land van de antieken. Aan het einde van de zestiende eeuw was een levendige handel van prenten op gang gekomen, zodat de kunstenaars ten noorden van de Alpen hun voorbeelden konden bestuderen zonder de moeizame reis te ondernemen. Zo had Rembrandt bijvoorbeeld geen enkele behoefte om de reis naar Italië te maken. Hij gebruikte zijn omvangrijke collectie prenten en rekwisieten, zoals wij nu het internet gebruiken om een virtuele reis te maken naar een ander land. Ook Delacroix, die bijna 200 jaar later leefde, wilde Italië nooit bezoeken; hij gaf de voorkeur aan Noord-Afrika. Maar de meeste schilders die in de gelegenheid waren om hun Italiëreis te maken, die gingen. Vanaf 1666 was door Lodewijk XIV de Prix de Rome ingesteld, die de reis naar Italië en Rome in het bijzonder onder jonge kunstenaars stimuleerde.

Prix de Rome
Villa MediciDe Prix de Rome vindt zijn fundament bijna 350 jaar geleden in Frankrijk. Vanaf het begin van de zestiende eeuw geldt de klassieke oudheid als bakermat van de Europese kunst. Voor de meeste Noordeuropese kunstenaars ontbreken dan echter de mogelijkheden om het klassieke Rome te bezoeken. Een enkeling durft de (voet-)tocht over de Alpen wel te maken. En komt terug met verhalen, prenten en een enkele keer met een klein schilderij met een klassiek, mythologisch onderwerp of een landschap uit de omgeving van Rome. Koning Lodewijk XIV besluit dat Franse kunstenaars de klassieken met eigen ogen moeten kunnen bekijken en bestuderen. De door hem opgerichte ‘Académie Royale de Peinture et de Sculpture’ stelt daartoe in 1666 de Prix de Rome in. De prijs is een vorstelijk geldbedrag (stipendium) waarmee de winnaar maar liefst vier jaar in Rome kan werken: aan de ‘Académie de France’ die dan is gevestigd in de Villa Medici. Temidden van de klassieke omgeving van het Oude Rome.

Met Frankrijk als voorbeeld groeit in Nederland aan het einde van de achttiende eeuw de belangstelling voor een kunstreis naar Italië. Tijdens de Franse bezetting geeft Lodewijk Napoleon, de jongere broer van de keizer, opdracht tot oprichting van een Koninklijke Akademie. Ook voert hij, eveneens naar Frans voorbeeld, de Nederlandse Prix de Rome in. In 1817 is één en ander onder koning Willem I vastgelegd.
Bron: prixderome.nl

Ook de Franse schilders, die de grootste reputatie hadden op het gebied van landschapsschilderkunst, gaven vanaf de zeventiende eeuw steeds vaker gehoor aan de lokroep van Rome. Dat werd gestimuleerd door de oprichting aldaar, in 1666, van de Académie de France die de studie van de beste leerlingen van de Koninklijke School voor schilder- en beeldhouwkunst moest bevorderen. Al snel zwierven Franse kunstenaars uit over heel Italië. Zo werd Venetië eerst een pelgrimsoord van de romantici en vervolgens van de symbolisten. In Florence leek het landschap volgens de neoclassicistische schilder Pierre Henri de Valenciennes “op de schilderijen van Poussin”. En ook het zuiden van het land, met al zijn archeologische schatten, maakte al vroeg deel uit van de grand tour. Het voornaamste doel van de Italië-reis bleef echter Rome. De beursstudenten van de Villa Medici, waar de Académie de France in de negentiende eeuw werd gevestigd, dienden daar hun opleiding tot de grand goût te vervolmaken.
 
Bron: gemeentemuseum.nl/

Pierre-Henri de Valenciennes, een van de leerlingen van Jacques-Louis David, verbleef lange tijd in Rome en propageerde de landschapsschilderkunst in Frankrijk. Hij schreef een theoretisch werk over het zgn. ‘historische landschap’ en ijverde voor een aparte Prix de Rome voor deze categorie. Pas in 1817, twee jaar voor zijn dood, werd voor het eerst een Prix de Rome voor het historische landschap uitgereikt. Het betekende een officiële herwaardering van de landschapsschilderkunst, die met de School van Barbizon en de impressionisten in de negentiende eeuw zo belangrijk zou worden.

Valenciennes
Pierre Henri de Valenciennes, 1790
klassiek Grieks landschap met meisjes die aan de rivier hun haar offeren aan de godin Diana

In Parijs had men al in 1791 voorgesteld om de leerlingen van de Académie des Beaux-Arts les te geven in landschapskunst en een aparte Prix de Rome in te stellen voor het ‘historische landschap’. Pas in 1817 werd de eerste prijs uitgereikt, vooral door toedoen van één van de docenten aan de Parijse Académie, Pierre Henri de Valenciennes, die een voorstander was van een herwaardering van de landschapskunst. Het ‘historische landschap’ was echter een landschap in de traditie van Poussin, dat wil zeggen een geïdealiseerd landschap in een Italiaanse sfeer, voorzien van tempels of ruïnes en bevolkt door figuren uit de Griekse of Romeinse mythologie.
Bron: digischool.nl

Valenciennes
Twee cypressen bij Villa Farnese
Dit Hopperiaanse schilderij uit 1785 van
Valenciennes was zijn tijd ver vooruit
Pierre-Henri de Valenciennes est né le 6 décembre 1750 dans la capitale languedocienne d’un père maître perruquier, Pierre Devalenciennes (1724-1754) et de Marguerite Abel, fille d’un maître tapissier. Son éducation artistique commence par l’apprentissage de la musique et du violon à la maîtrise de la cathédrale Saint-Étienne. Il étudie ensuite la peinture à l’Académie royale de Toulouse en 1770-1771, où Jean-Baptiste Despax (1710-1773) et Guillaume Bouton (1730-1782) sont ses professeurs. Il effectue des voyages dans le sud de la France et découvre l’Italie en 1769, au cours d’une excursion en compagnie de son protecteur et mécène Mathias Dubourg (1746-1794), futur conseiller au parlement de Toulouse.
 
Entre 1777 et 1785, sans doute grâce à ses appuis financiers et à ses relations, Pierre-Henri de Valenciennes s’établit à Rome. Le peintre entretient des contacts avec les pensionnaires du palais Mancini, mais également avec les autres artistes établis ou de passage dans la ville éternelle, comme les Parisiens Jacques-Louis David et Quatremère de Quincy, ou les Toulousains François Cammas et Joseph Roques. Au contact de ses pairs, en étudiant les ” antiques ” et les paysages romains, il affine son goût pour les représentations de la nature qui s’éloignent de la manière traditionnelle et tendent vers un nouveau langage formel, épuré, choisissant des angles de vue insolites ou privilégiant le traitement atmosphérique des scènes. Il revient peu à Paris, où l’on signale néanmoins sa présence vers 1781, date à laquelle il a probablement fréquenté le paysagiste Claude-Joseph Vernet (1714-1789).
 
Bron: pedagogie.ac-toulouse.fr

Pierre-Henri de Valenciennes [artcyclopedia.com]

Italiëgangers [ 3 ]

Thomas Cole (1801-1848) en de Hudson River School

De reis naar Italië was in de negentiende eeuw niet alleen voor veel Europese schilders een (bijna) verplicht nummer, ook in de Verenigde Staten maakten veel schilders de reis naar het oude Europa. Een van hen was de van origine Engelse Thomas Cole die tussen 1829 en 1831 o.a. in Italië verbleef. Bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten zou hij aan het begin staan van de zgn. Hudson River School. De schilders van deze school keerden bewust Italië en het oude Europa de rug toe en verheerlijkten de imponerende Amerikaanse wildernis met schilderijen in even imponerende formaten.

The Oxbow
Thomas Cole
The Oxbow, 1836

Voor de identiteit van de jonge Verenigde Staten hadden deze majestueuze natuurtaferelen bijzondere betekenis. Zo wilde men graag geloven dat de ongerepte natuur die men aan de overzijde van de oceaan aantrof, zonder sporen van beschaving, laat staan van verwoestende industrialisering, een aards Paradijs was dat de Schepper persoonlijk aan de Amerikanen geschonken had. Het was voor de jonge Verenigde Staten de compensatie van het gebrek aan verleden en cultuur. God had de Amerikanen bevoorrecht door hen te laten delen in de ongereptheid van Zijn Schepping.

“The new world has something better than ruins and history,” it has natural beauty through which “God had writ the immensity of his plan right here in America.”

Arthur Danto

Thomas ColeThomas Cole was born in 1801 at Bolton, Lancashire in Northwestern England and emigrated with his family to the United States in 1818. During the early years Cole lived for short periods in Philadelphia, Ohio, and Pittsburgh where he worked as an itinerant portrait artist. Although primarily self-taught, Cole worked with members of the Philadelphia Academy, and his canvases were included in the Academy’s exhibitions. In 1825, Cole discovered the haunting beauty of the Catskill wilderness. His exhibition of small paintings of Catskill landscapes came to the attention of prominent figures on the New York City art scene including Asher B. Durand, who became a life-long friend, and his fame spread. While he was still in his twenties, Cole was made a fellow of the National Academy.

In 1829-1831, Cole returned to Britain for study and to attend to family business and to travel to France and Italy. These years were among the most happy and productive of his life. Cole met a large number of wealthy Americans traveling abroad and received numerous commissions from them, increasing his reputation and stature. Cole returned to New York City in November of 1832 and mounted an exhibition of his European paintings, which aroused considerable public interest. Shortly thereafter, Cole first established his rural studio in Catskill, New York, when he rented a small outbuilding at Cedar Grove.
( Bron: thomascole.org )

“The great cultural project of the 19th century was to explore the relations between man and nature, to learn to see nature as the fingerprint of God’s creation . . . No previous age had brought such passionate scrutiny to nature, from the highest Alp to the smallest pollen of grain . . .”

Robert Hughes

Niagara Falls
Frederick Edwin Church, Niagara Falls 1857

Na Cole’s vroegtijdige dood in 1848 had hij nog geen opvolger als leider van de Hudson River School gevonden. Maar in 1857 maakte Frederick Edwin Church (1826-1900) in Amerika én Europa verpletterende indruk met zijn panorama van de Niagara Falls en bracht hij de Hudson River School tot een nieuw hoogtepunt.

Robert Hughes: Well, the idea that you redeem yourself from the sins of Europe; that you can leave the past behind, while at the same time bringing elements of culture, its cultural baggage with you, is very important to Americans. I mean, the Puritans thought that they could do it by, you know, by means of the religious revolution. Then when it became apparent that the–there was this immense field outside of the coastal settlement into which Americans, into which new Americans could move, which they could conquer, dominate, appropriate, and displace the original inhabitants of, there was this almost religious search for the image of landscape, you know, for the discovery of the image of God in the landscape, and, as it were, the appropriation of divine will into human will.
fragment uit American Visions (1997)
van Robert Hughes, episode 3:
The Wilderness and the West
This echoes through and through the paintings of the 19th century, and, you know, you might say that landscape painting is the great religious art form of America. And it became so really as early as the 1820’s with Thomas Cole. The reason why the wilderness has always played such a vast part in the American imagination is not just because it was there. It’s because the constructions that European Americans made of it.
 
Bron: youtube.com

Hudson River School
Asher B. Durand (1796-1886)
Thomas Cole (1801-1848)
John F. Kensett (1816-1872)
Martin Johnson Heade (1819-1904)
George Inness (1825-1894)
Frederick Church (1826-1900)
Albert Bierstadt (1830-1902)

thomascole.org | Hudson River School [ artchive.com]

Italiëgangers [ 4 ]

het verschil tussen Alexandre-Hyacinthe Dunouy (1757-1841)
en Camille Jean-Baptiste Corot (1796-1875)

Al eerder schreef ik hier over schilders die aan het begin van de negentiende eeuw naar Italië reisden. Er waren in ons land al zeker 300 jaar lang kunstenaars naar Italië gereisd, toen Lodewijk Napoleon in 1808 in navolging van Frankrijk ook in Nederland de Prix de Rome instelde. Vorig jaar bestond de Nederlandse Prix de Rome precies 200 jaar en dat werd o.a. gevierd met een speciale website

De blijvende verlokking: kunstenaars uit de Lage Landen in Italië 1806-1940De blijvende verlokking: kunstenaars uit de Lage Landen in Italië 1806-1940
Dick Adelaar, with contributions by Michiel Roding and Benno Tempel

Tentoonstellingscatalogus bij de gelijknamige expositie gehouden in de Kunsthal in Rotterdam, 2003
192 pagina’s
Uitgeverij Scriptum Art, Schiedam, 2003
ISBN 90-5594-260-X

Jan van Scorel en Geerten Gossaert (Mabuse) waren de eerste schilders geweest die vanuit de Lage Landen naar het Italië van de Hoog-Renaissance waren getrokken terwijl de Grote Drie (Leonardo, Michelangelo en Rafael) nog in leven waren. Deze eerste generatie Italiëgangers had vooral belangstelling voor de menselijke figuur. In de loop van de zestiende eeuw kwamen er echter zoveel prenten van Michelangelo en andere Italiaanse meesters op de markt, dat een reis naar Italië geen noodzaak meer was. Daarom maakte Rembrandt nooit de reis naar het Zuiden, want hij had meer dan genoeg prenten tot zijn beschikking. Maar anders dan de Italiaanse Renaissancekunst was het Italiaanse landschap op prenten niet zo te ondergaan als in werkelijkheid. Daarom trokken vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw de schilders juist vanwege het mediterrane en antieke landschap naar het Zuiden. Aan het begin van de zeventiende hadden al veel Vlaamse en Hollandse schilders zich voor korte of langere tijd in Rome gevestigd. De Duitse schilder Adam Elsheimer legde in Rome de basis voor de zogenaamde Frankentahler Schule.

Nicolas PoussinOok Frankrijk kreeg zijn Italiëgangers: Nicolas Poussin en Claude Lorrain bleven er zelfs de rest van hun leven. Ook Nederland kende in de zeventiende eeuw een groep Italianisanten die ‘Italianiserende landschappen’ schilderden. Dat zijn landschappen die baden in warm zonlicht, met bergen en ruïnes. Jan Both, Nicolaes Berchem, Adam Pijnacker en Karel Dujardin behoorden tot de bekendste Italianisanten. Ook in de achttiende eeuw bleven de schilders uit het Noorden voor het landschap naar Italië trekken en hebben vooral Nicolas Poussin en Claude Lorrain als voorbeelden. Dat geldt ook voor Alexandre-Hyacinthe Dunouy (1757-1841) die rond 1800 sterk onder invloed stond van het classicisme dat door Nicolas Poussin in de zeventiende eeuw al beoefend was. Het classicistische landschap was formeel, gepolijst en uitgebalanceerd en het werd altijd op het atelier geschilderd, nooit buiten.

Alexandre-Hyacinthe Dunouy (1757-1841)
A native of Paris, Dunouy began his career depicting views of the city and the surrounding region, exhibiting at the Paris Salon for the first time in 1791. exhibited views of the area around Rome and Naples; he showed regularly until 1833, save for a few absences. He received medals in 1819 and 1827. He is known to have traveled to Italy in 1810 under the patronage of Joachim Murat; there is also evidence that he traveled there in the 1780s. He is also associated with the Auvergne, Savoy, and the area around Lyon. Dunouy’s paintings were primarily small and decorative, and he was associated with the artists known as little masters. Their compositions are generally classical, and feature great detail and even lighting. Some of his works include figures added by Jean-Louis Demarne and Nicolas Antoine Taunay. Dunouy may have taught Achille-Etna Michallon; he died in 1841 in Jouy-en-Josas.
 
Bron: en.wikipedia.org
Alexandre-Hyacinthe Dunouy
Alexandre-Hyacinthe Dunouy
boven: Joseph Bonaparte en zijn familie naast het meer van Château de Mortefontaine, 1806
onder: gezicht op het park van Château de Mortefontaine

Bovenstaand onderwerp, het Château de Mortefontaine, werd bijna zestig jaar later ook door Camille Jean-Baptiste Corot geschilderd. Maar in tussentijd was er veel veranderd. Het realisme dat rond 1860 het neo-classicisme had verdrongen, werd door de opkomende fotografie vooruit gestuwd. Een foto liet je namelijk zien hoe de wereld er in werkelijkheid uitzag. Dat betekende een soort ontmaskering van het neo-classicisme dat juist stijf stond van geïdealiseerde landschappen vol geïdealiseerde personen, hier en daar geflankeerd door een griekse of romeinse god. Soms wordt het jaar 1841 als een revolutiejaar voor de schilderkunst gezien. In dat jaar vestigde zich namelijk niet alleen de fotografie (die twee jaar eerder met de uitvinding van de daguerreotype officieel geboren was) maar 1841 was ook het jaar dat de Engelse fabrikant Winsor en Newton voor het eerst de verftube op de markt bracht. Voor de schilderkunst was dat misschien wel een evengrote omwenteling als de fotografie. Vóór 1841 moest de olieverf altijd op het atelier gewreven worden en je kon er eigenlijk niet goed mee naar buiten. Dat werd na 1841 allemaal anders. Je kunt de negentiende eeuwse schilderkunst, die tenslotte uitmondt in het impressionisme, daarom niet goed begrijpen zonder de uitvinding van de verftube daarbij te betrekken.

Corot
Camille Jean-Baptiste Corot
souvenir de Mortefontaine, 1864

Corot was ook een echte Italiëganger. Hij maakte drie reizen naar Italië, waarvan de eerste (1825-1828) de grootste invloed had op zijn verdere ontwikkeling. Anders dan zijn landgenoten Nicolas Poussin en Claude Lorrain keerde hij terug naar zijn vaderland en paste de visie die hij in het Zuiden had opgedaan toe op het Franse landschap. Corot schiep een heel eigen poëtische visie waarin hij het beste uit de classicistische traditie van Nicolas Poussin combineerde met de frisheid van zijn olieverfschetsen. Hij was namelijk ook een van de eersten die in de openlucht olieverfschetsen maakten, evenals de Engelse schilder John Constable en de Duitse schilder Carl Blechen. Deze laatste kwam trouwens naar Italië in 1828 vlak nadat Corot weer naar Frankrijk was teruggekeerd. Constable, Corot en Blechen hadden daarom grote invloed op de landschapsschilderkunst van de negentiende eeuw.

voorgaande posts over Italiëgangers

Italiëgangers [ 5 ]

Achille-Etna Michallon (1796-1822)
leerling van Pierre Henri Valenciennes (1750-1819)

Achille-Etna Michallon was even oud als Camille Jean-Baptiste Corot, maar omdat hij al op zesentwintigjarige leeftijd stierf, is hij buiten Frankrijk nauwelijks bekend geworden. Toch was zijn betekenis aanvankelijk groter dan die van Corot. In 1817 was hij de eerste die de Prix de Rome won in de categorie landschapsschilderkunst. Zijn leraar Pierre-Henri de Valenciennes had zich er jarenlang voor ingespannen dat er een Prix de Rome voor landschapsschilderkunst zou worden ingesteld, omdat hij de landschapsschilderkunst uit de schaduw wilde halen van de historieschilderkunst. Deze laatste had altijd in veel hoger aanzien gestaan. Maar in de negentiende eeuw zou dat gaan veranderen. De landschapsschilderkunst zou een gelijkwaardige positie krijgen als de historieschilderkunst en voor de schilders van de School van Barbizon en het impressionisme was het landschap zelfs hun hoofdthema. Tegenwoordig worden die twee scholen gezien als de meest vernieuwende van de negentiende eeuw en zijn ze in wezen voorloper van het modernisme van de twintigste eeuw. Maar het begin van de negentiende eeuw werd nog helemaal gedomineerd door de historieschilderkunst van neo-classicistische schilders als David en Ingres en werd er nog neergekeken op de landschapsschilder.

Valenciennes
Pierre Henri Valenciennes 1780
wolkenstudie: lucht boven villa Borghese

Pierre-Henri de Valenciennes had in 1778-1782 al in Rome gewerkt en begon in de openlucht olieverfschetsen te maken. Dat ging toen nog vrij moeizaam omdat het nog zestig jaar zou duren voordat de verftube werd uitgevonden. In het Louvre worden een aantal olieverfstudies van hem bewaard. Het zijn droge registraties op klein formaat en typisch voortbrengselen van de Verlichting met haar objectiveringsdrang. Zijn exacte wolkenstudies lijken wel meteorologische foto’s avant la lettre. Valenciennes schreef in 1800 een theoretisch werk voor studenten over landschapsschilderkunst dat in Frankrijk minstens zoveel invloed had als A New Method of assisting the Invention in Drawing Original Compositions of Landscape uit 1786 van Alexander Cozens.

Pierre Henri Valenciennes worked in Rome from 1778 to 1782, where he made a number of landscape studies directly from nature, sometimes painting the same set of trees or house at different times of day. He theorized on this idea in Advice to a Student on Painting, Particularly on Landscape (1800), developing a concept of a “landscape portrait” in which the artist paints a landscape directly while looking upon it, taking care to capture its particular details. Although he spoke of this as a type of painting mainly of interest to “amateurs”,as distinguished from the higher art of the academies, he found it of great interest, and of his own works the surviving landscape portraits have been the most noted by later commentators. He in particular urged artists to capture the distinctive details of a scene’s architecture, dress, agriculture, and so on, in order to give the landscape a sense of belonging to a specific place; in this he probably influenced other French artists active in Italy who took an anthropological approach to painting rural areas and customs, such as Hubert Robert and Achille-Etna Michallon.
Bron: en.wikipedia.org

Michallon
Achille-Etna Michallon 1822
Vlak voor zijn dood schilderde Michallon nog helemaal in de classicistische traditie van Nicolas Poussin dit fantasielandschap dat geïnspireerd is door een uitzicht bij Frascati

Valenciennes had veel invloed op zijn leerling Michallon. Toen deze in 1817 de Prix de Rome gewonnen had, vertrok hij het jaar daarop naar Rome om er twee jaar te blijven. Zijn leermeester stierf in 1819 toen Michallon in Rome verbleef en Napoleon op Sint Helena zat weg te kwijnen. Michallon bleef het neo-classicisme trouw maar als hij niet zo jong gestorven was, had hij zich misschien in dezelfde richting ontwikkeld als Corot die waarschijnlijk heel kort zijn leerling was, al wordt dat ook nog steeds betwijfeld.

Achille Etna Michallon (1796-1822)
Achille Etna MichallonMichallon was the son of the sculptor Claude Michallon. He studied under Jacques-Louis David and Pierre-Henri de Valenciennes. In 1817, Michallon won the inaugural Prix de Rome for landscape painting. He travelled to Italy in 1818 and remained there for over two years. This trip had a profound influence on his work. Before he had much time to develop what he had learned however, he died at the age of 26 of pneumonia, a tragedy which cut short the life of a talented and well respected artist who could have gone on to win lasting fame. Though it is often disputed, it is thought that at one time, Corot was his pupil.
Bron: en.wikipedia.org

voorgaande posts over Italiëgangers

Italiëgangers [ 6 ]

Jean-Baptiste Camille Corot in Rome (1825-1828)

Toen Corot in 1821 eindelijk voor de schilderkunst kon kiezen, kwam hij waarschijnlijk in de leer bij Achille Etna Michallon. Al snel volgde Corot het voorbeeld van de schilders uit zijn tijd en vertrok naar Italië. Met de toelage die hij van zijn vader had gekregen had hij geen Prix de Rome nodig. Corot bleef van 1825 tot 1828 in Italië. Onderstaand schilderij van de tuinen van Farnese schilderde hij op dertigjarige leeftijd in 1826. Het is een vroeg meesterwerk van de schilder die pas na zijn vijftigste werd opgemerkt.

Farnese
Jean-Baptiste Camille Corot 1826
de tuinen van Farnese

Met de tuinen van Farnese doet Corot in feite hetzelfde als Vermeer met zijn Gezicht op Delft: hij zet de tijd stil. De afgewogen compositie en architectonische stabiliteit geven zijn landschappen een verstilde sfeer.

Jean-Baptiste Camille CorotDe vader van Jean-Baptiste Camille Corot (1796 -1875) was pruikenmaker en had een lakenhandel, terwijl zijn moeder een modistenwinkeltje openhield. De zoon was aldus voor de handel bestemd. Toen Corot 26 jaar was, gaf hij zijn handelsloopbaan op en koos voor het beroep van schilder. Vanaf het begin had het schilderen van landschappen zijn voorkeur. Hij maakte reizen door Frankrijk, Italië, Engeland, Nederland en Zwitserland. Toch was hij geen echte romanticus, zoals de schilders van de School van Barbizon. Hij bleef trouw aan de traditie van het classicisme. Onder invloed van Lorrain en het landschap van Italië koos hij voor klassieke vormen. Nieuw waren echter het poëtische element en de grote natuurlijkheid die hij zijn landschappen meegaf. Hij idealiseerde de landarbeiders niet, zoals Millet en Courbet dat deden, en hield zich ook buiten de ideologische discussies.
Bron: nl.wikipedia.org

voorgaande posts over Italiëgangers | Corot op artnet.sk

Italiëgangers [ 7 ]

Samuel Morse in Italië (1829-1831)

Samuel F. B. Morse, zelfportret, 1818De uitvinder van de telegraaf was oorspronkelijk kunstschilder. Net als Goethe maar ook talloze andere Amerikanen, maakte Samuel Morse (1791-1872) een Grand Tour. Van 1829 tot 1831 verbleef hij net als zijn landgenoot Thomas Cole in Europa en in Italië. In 1829 zou hij daar nog net Karl Blechen ontmoet kunnen hebben, maar Jean-Baptiste Corot zat dat jaar alweer in Frankrijk. Na zijn terugkeer in Amerika ging Morse zich steeds meer bezighouden met de geheimen van de elektriciteit en schilderde hij nauwelijks nog. Samuel Morse had zeker genoeg talent om als schilder carriere te kunnen maken, maar is toch vooral de boeken ingegaan als de uitvinder van de telegraaf en het naar hem genoemde alfabet.

1829 – In November, leaving his children in the care of other family members, Morse sets sail for Europe. He visits Lafayette in Paris and paints in the Vatican galleries in Rome. During the next three years, he visits numerous art collections to study the work of the Old Masters and other painters. He also paints landscapes. Morse spends much time with his novelist friend James Fenimore Cooper.
 
Bron: inventors.about.com
Samuel F. B. Morse, Subiaco
The Chapel of the Virgin at Subiaco, 1830
Samuel Morse in Italië
17 juni 1830 tot 2 februari, 1831
 
During all these months Morse was diligently at work in the various galleries, making the copies for which he had received commissions, and the day’s record almost invariably begins with “At the Colonna Palace all day”; or, “At the Vatican all day”; or wherever else he may have been working at the time.
 
The heat of the Roman summer seems not yet to have inconvenienced him, for he does not complain, but simply remarks: “Sun almost vertical,… houses and shops shut at noon.” He has this to say of an Italian institution: “Lotteries in Rome make for the Government eight thousand scudi per week; common people venture in them; are superstitious and consult _cabaliste_ or lucky numbers; these tolerated as they help sell the tickets.”
 
While working hard, he occasionally indulged himself in a holiday, and on June 16 he, in company with three other artists, engaged a carriage for an excursion to Albano, Aricia, and Genzano, “to witness at the latter place the celebrated _festa infiorata_, which occurs every year on the 17th of June.”
 
Bron: Samuel-F-B-Morse-His-Letters-and-Journals
Samuel F. B. Morse, portret van Benjamin West
Samuel Morse maakte deze kopie van een portret van Benjamin West, geschilderd door Thomas Lawrence. West was de nestor van de Amerikaanse schilderkunst, maar woonde in Londen. Morse reisde in 1811 naar Engeland waar hij enkele privélessen van West kreeg.

voorgaande posts over Italiëgangers | schilderijen van Samuel Morse | biografie

Italiëgangers [ 8 ]

Viaggio in Italia – Künstler auf Reisen 1770–1880
Staatlichen Kunsthalle Karlsruhe, 11 september tot 28 november 2010
Carl Blechen
Karl Blechen 1832
Kloster Santa Scolastica bei Scubiaco
Blechen’s werk valt onmiddellijk op door het krachtige coloriet en de grote picturale vrijheid
Künstlerreisen nach Italien sind in der Sammlung der Staatlichen Kunsthalle Karlsruhe durch eine immense Fülle von Werken belegt, von denen nun erstmals eine Auswahl vorgestellt wird. Viaggio in Italia. Künstler auf Reisen 1770 -1880 zeigt mehr als 150 Skizzen und Zeichnungen, Aquarelle und Ölstudien, aber auch großformatige Kartons und Gemälde sowie Druckgraphik. Vor allem Rom als internationales Kunstzentrum sorgte für einen regen Austausch unter den Malern, Architekten, Bildhauern unterschiedlicher Nationen und zog Künstler aus ganz Europa an. So vereint die Ausstellung unter anderem Werke von Jean-Honoré Fragonard, Joseph Anton Koch, Bertel Thorvaldsen, Julius Schnorr von Carolsfeld, Carl Blechen, Camille Corot, Johann Wilhelm Schirmer, Arnold Böcklin und Anselm Feuerbach.
 
Bron: kunsthalle-karlsruhe.de

voorgaande posts over Italiëgangers

Italiëgangers [ 9 ]

Cornelis van Poelenburch (1594-1667) en de Bentveughels

Voordat Lodewijk Napoleon in Nederland in 1808 de Prix de Rome instelde, waren er al generaties lang schilders van de Lage Landen naar Italië gereisd om daar de antieken te bestuderen en, niet in de laatste plaats, het Italiaanse landschap in zich op te zuigen. De schetsen die zij in de open lucht hadden gemaakt, werden soms jaren later op het atelier uitgewerkt in olieverfschilderijen. Net als wij op een regenachtige zondagmiddag in de herfst onze vakantiefoto’s bekijken, speelde ook toen heimwee naar het Zuiden een grote rol. De voorstellingen van de zogenaamde Italianisanten uit de 17e eeuw zijn sterk geïdealiseerd. Meestal schilderden ze pastorale taferelen in een avondstemming, badend in een warm, zuidelijk licht.

Tekenen van warmteIn de zomer van 2001 was in het prentenkabinet van het Rijksmuseum de tentoonstelling Tekenen van warmte te zien. Onlangs kocht ik de catalogus en was vooral getroffen door de techniek die Cornelis van Poelenburch en Bartholomeus Breenbergh voor het eerst toepasten. Zij werkten met bruine inkt en drenkten grote delen van de tekening in een tint, de zogenaamde ‘gewassen tekening’. De delen die in het volle zonlicht vielen, spaarden ze daarbij uit zodat het net lijkt alsof in de tekening de zon schijnt. Deze accentuering van het licht pasten ze ook in hun schilderijen toe. Van Poelenburch was overigens een van de oprichters van de Bentvueghels, een soort broederschap van kunstenaars uit de Lage Landen in Rome die ongeveer honderd jaar bestaan heeft (1620 tot 1720). Ook Bartholomeus Breenbergh behoorde tot dit gezelschap.

Van Poelenburgh
een prachtig voorbeeld van een gewassen tekening van Cornelis van Poelenburch
uit de collectie van het Rijks Prentenkabinet
Cornelis van Poelenburch was een leerling van Abraham Bloemaert te Utrecht. Na zijn opleiding reisde hij rond 1617 naar Italië, waar hij tot de oprichters van de Bentvueghels behoorde, de club van Nederlandse schilders te Rome. Zijn bijnaam daar was Satyr. Evenals zijn generatiegenoot Bartholomeus Breenbergh uit Amsterdam werd hij in Rome sterk beïnvloed door de landschappen van Paul Bril en de werken van Adam Elsheimer, en hij begon zelf Italiaanse landschappen te schilderen, die opvielen door een meer naturalistische benadering dan tot dan toe gebruikelijk.
 
Hij had in Rome veel succes en kreeg onder meer opdrachten van groothertog Cosimo II de’ Medici. Rond 1625 keerde Poelenburch terug naar Utrecht, waar hij een studio opzette. Hij had veel leerlingen en genoot veel aanzien met zijn kleine kabinetstukjes. Rubens kocht bij zijn bezoek aan Utrecht in 1627 enkele schilderijen van Poelenburch. In 1631 maakte hij een reis naar Parijs en op uitnodiging van koning Karel I werkte hij van 1637 tot 1641 in Londen. De Utrechtse verzamelaar baron van Wyttenhorst bezat maar liefst vijfenvijftig schilderijen van hem, en in de verzameling van stadhouder Frederik Hendrik was geen andere schilder zo goed vertegenwoordigd als Poelenburch.
 
Bron: nl.wikpedia.org

voorgaande posts over Italiëgangers

Italiëgangers [ 10 ]

Antonie Sminck Pitloo (1790-1837)
Pitloo (die eigenlijk Pitlo heette, maar een extra letter aan zijn naam toevoegde om tijdens zijn verblijf in Italië te voorkomen dat hij voor een Italiaan werd aangezien), volgde van 1803 tot 1808 een opleiding aan het Stads-Tekengenootschap in Arnhem. Vervolgens trok hij naar Parijs, waar hij de bescherming genoot van Lodewijk Napoleon, destijds vorst van het Koninkrijk Holland. Hij studeerde hier tussen 1808 en 1810 bij de schilders Jean-Joseph Bidauld en Jean-Victor Bertin. Aan zijn verblijf kwam na de val van Napoleon in 1815 een eind.
Antonie Sminck Pitloo
Veduta di Ischia 34 x 47 cm.
Museo di Capodimonte, Napoli (in bruikleen van de Galleria dell’Accademia)
Van 1811 tot 1819 verbleef hij in Rome. Uiteindelijk vestigde hij zich in Napels, op uitnodiging van de Russische diplomaat en kunstkenner graaf Grigory Vladimirovich Orloff. In Napels werd Pitloo de voorman van de door hem opgerichte School van Posillipo, genoemd naar de wijk van de stad waar hij verbleef. De schilders, onder wie zijn leerlingen Giacinto Gigante en Achille Vianelli en zijn Belgische vriend Frans Vervloet, werkten onder zijn invloed en in navolging van Camille Corot en William Turner in de open lucht (en plein air) en kunnen daarmee als voorlopers worden beschouwd van de latere impressionisten. Rond 1830 werd Pitloo benoemd tot directeur van de Academie van Beeldende Kunsten in Napels. Hij overleed tijdens een cholera-epidemie in de stad en werd begraven op de plaatselijke Engelse begraafplaats.
 
Bron: nl.wikipedia.org
Antonie Sminck Pitloo
Castel dell’Ovo dalla spiaggia ca. 1820

meer Italiëgangers | Opere di Antonio Pitloo

Italiëgangers [ 11 ]

Carl Blechen, Leopold Schlösser en August Kopisch
in de omgeving van Napels en Amalfi, mei-juli 1829

Amalfi, 1829De mooiste reizen zijn voor mij reizen door ruimte en tijd, als aardrijkskunde en geschiedenis zich verstrengelen. Voor deze zomer zijn wij er nog niet uit. Het wordt in ieder geval weer richting Italië. Vorig jaar gebruikten we de catalogus van de tentoonstelling Bayern-Italien als historische reisgids en reisden we van Würzburg via Augsburg naar Venetië. Daarbij reisden we aan de hand van Goethes dagboek uit 1786 in omgekeerde richting van Venetië naar Innsbruck. We zullen zeker niet de eerste geweest zijn die Goethes verslag van zijn Italiëreis hebben gevolgd op onze weg naar het Zuiden. In 1828/29 maakte de Duitse schilder Carl Blechen een reis naar Venetië, Rome en Napels en gebruikte het toen al beroemde dagboek als literaire reisgids.

Amalfi, 1829
Carl Blechen schetste negen weken lang met de bevriende schilders Leopold Schlösser en August Kopisch in de omgeving van Amalfi

In de marges van zijn schetsboeken maakt Blechen steeds aantekeningen, zodat we nu een soort logboek van zijn reis hebben. Maar zijn notities onthullen vaak weinig over zijn reis. Zo schrijft hij bij een schets die hij in de krater van de Vesuvius maakte: “Im Krater des Vesuv geschrieben: Mein gutes Weib […] Weib! Ich denke stets an dich immer bist du bey mir. So auch hier.” (Zweites Neapler Skizzenbuch“ (Skb. IV), RV 1047/HAUM ZL 81/5793, fol. 49r, Blei, 10 x 13 cm; Teile des zitierten Textes sind unleserlich.).

Amalfi, 1829
Amalfi 1829

Carl Blechen (1798-1840) is een opmerkelijke schilder. Net iets eerder dan Adolph Menzel maakt hij in de jaren dertig van de negentiende eeuw al schilderijen die op het impressionisme vooruitlopen. Overigens breekt aan het einde van dit decennium ook de uitvinding van de fotografie definitief door. De schetsen die Blechen maakt in de negen weken dat hij in de omgeving van Amalfi verblijft (mei-juli 1829) komen heel fotografisch over. De tentoonstelling over zijn zogenaamde Amalfi-schetsboek, vorig jaar in de Alte Nationalgalerie, heette daarom niet voor niets Mit Licht gezeichnet.

Amalfi, 1829
Amalfi 1829

De techniek die Blechen hier gebruikt, werd in Italië voor het eerst toegepast door noordelingen. Waarschijnlijk omdat juist de kunstenaars uit het Noorden gevoeliger zijn voor het zuidelijke licht dan de inheemse kunstenaars. Zo komen we bij de twee Bentvueghels Bartholomeus Breenbergh en Cornelis van Poelenburch in de jaren twintig van de zeventiende eeuw al tekeningen tegen, waarbij het papier met sepia ‘gewassen’ is en alleen die delen waar het directe zonlicht valt, zijn uitgespaard. Zo lijkt het alsof er licht schijnt in het papier. Het papier zélf wordt van licht en door de gewassen en transparante delen zijn de schaduwen realistisch en onstoffelijk. Dit is dus een heel fotografische ziens- en werkwijze: het licht en het totaalbeeld zijn belangrijker geworden dan een exacte tekening. De monogrome sepias doen mij aan daguerreotypes denken.

Amalfi, 1829
Amalfi 1829

meer Italiëgangers | carl-blechen-gesellschaft.de

Italiëgangers [ 12 ]

Franz Sternbalds Wanderungen (1798) van Ludwig Tieck
inspiratiebron voor de Nazarener in Italië

Franz Sternbalds WanderungenFranz Sternbald Wanderungen is een kunstenaarsroman die Ludwig Tieck op 25-jarige leeftijd publiceerde in een poging om met Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre te wedijveren. De oorsprong van deze roman ligt vijf jaar eerder. In de zomer van 1793 maakte Tieck als jonge student samen met zijn vriend en studiegenoot Wilhelm Heinrich Wackenroder een wandeltocht door Franken waar ze o.a. Bamberg en Nürnberg bezochten. “Je kunt zonder overdrijving zeggen dat het Tieck en Wackenroder waren die in die zomer dit Frankische land met zijn middeleeuwse stadjes, bossen, burchtruïnes, residenties en mijnen als eersten het aureool van het beloofde land van de Duitse Romantiek gaven“, schrijft Rüdiger Safranski in zijn boek over de Romantiek. Wackenroder zou aan de tyfus overlijden in het jaar dat Tieck’s kunstenaarsroman verscheen. Een jaar eerder hadden ze samen nog Herzensergießungen eines kunstliebenden Klosterbruders gepubliceerd, een verzameling kunstenaarsbiografieën en novellen. Na Wackenroder’s dood stelde Tieck een heruitgave samen. Zowel de ‘Herzensergießungen‘ als ‘Franz Sternbald‘ vinden hun oorsprong in de reis die ze in 1793 gemaakt hadden.

Albrecht DürerHoofdpersoon Franz Sternbald is een leerling van Albrecht Dürer uit Nürnberg, de eerste Duitse kunstenaar die in 1494 naar Italië reisde en die vervolgens de Renaissance naar het Noorden bracht. Na hem zouden ontelbare Duitse schilders volgen en velen van hen zouden zich in Rome vestigen. Ze staan bekend als de Deutschrömer. Tieck stuurt zijn romanfiguur eerst naar Holland waar hij in Leiden het ‘wonderkind’ Lucas van Leyden ontmoet. Samen met Dürer behoort deze tot de genieën van de “Noordelijke Renaissance”. Daarna reist Franz Sternbald naar Italië om kennis te maken met de kunst van de grote meesters (Raffaël, Michelangelo en Leonardo). Van de kunstminnende Wackenroder heeft Tieck de devotie voor religieuze schilderkunst (Albrecht Dürer, Raffaël) en muziek (Joseph Berglinger) overgenomen.

In de vroege Romantiek zou voor het eerst ‘de kunst van de religie’ en ‘de religie van de kunst’ worden beleden. De idealisering van de laat-Middeleeuwse wereld van Albrecht Dürer begint bij Wackenroder en Tieck. Geïnspireerd door hun kunstbeschouwingen verenigen zich in 1804 een aantal schilders onder de naam Nazarener. Deze groep schilders richt zich op religieuze kunst in de stijl van Raffaël. Vanaf 1810 vestigen de Nazarener zich in Rome en vormen er een kunstenaarskolonie. Franz Sternbald komt hier tot leven in schilders als Ludwig Schnorr von Carolsfeld, Philipp Veit, Peter von Cornelius, Franz Ludwig Catel, Joseph Anton Koch, Wilhelm von Schadow en Carl Philipp Fohr.

Joseph Anton Koch
Joseph Anton Koch 1814
San Francesco di Civitella (detail)
Oh, mein Freund, wenn ihr doch diese wunderliche Musik, die der Himmel heute dichtet, in eure Malerei hineinlocken könntet!

Franz Sternbalds Wanderungen

Es wurde Abend, ein schöner Himmel erglänzte mit seinen wunderbaren, buntgefärbten Wolkenbildern über ihnen. »Sieh«, fuhr Rudolph fort, »wenn ihr Maler mir dergleichen darstellen könntet, so wollte ich euch oft eure beweglichen Historien, eure leidenschaftlichen und verwirrten Darstellungen mit allen unzähligen Figuren erlassen. Meine Seele sollte sich an diesen grellen Farben ohne Zusammenhang, an diesen mit Gold ausgelegten Luftbildern ergötzen und genügen, ich würde da Handlung, Leidenschaft, Komposition und alles gern vermissen, wenn ihr mir, wie die gütige Natur heute tut, so mit rosenrotem Schlüssel die Heimat aufschließen könntet, wo die Ahndungen der Kindheit wohnen, das glänzende Land, wo in dem grünen, azurnen Meere die goldensten Träume schwimmen, wo Lichtgestalten zwischen feurigen Blumen gehn und uns die Hände reichen, die wir an unser Herz drücken möchten. Oh, mein Freund, wenn ihr doch diese wunderliche Musik, die der Himmel heute dichtet, in eure Malerei hineinlocken könntet! Aber euch fehlen Farben, und Bedeutung im gewöhnlichen Sinne ist leider eine Bedingung eurer Kunst.«
 
»Ich verstehe, wie du es meinst«, sagte Sternbald, »und die freundlichen Himmelslichter entwanken und entfliehen, indem wir sprechen. Wenn du auf der Harfe musizierst, und mit den Fingern die Töne suchst, die mit deinen Phantasien verbrüdert sind, so daß beide sich gegenseitig erkennen, und nun Töne und Phantasie in der Umarmung gleichsam entzückt immer höher, immer mehr himmelwärts jauchzen, so hast du mir schon oft gesagt, daß die Musik die erste, die unmittelbarste, die kühnste von allen Künsten sei, daß sie einzig das Herz habe, das auszusprechen, was man ihr anvertraut, da die übrigen ihren Auftrag immer nur halb ausrichten, und das Beste verschweigen: ich habe dir so oft recht geben müssen, aber, mein Freund, ich glaube darum doch, daß sich Musik, Poesie und Malerei oft die Hand bieten, ja daß sie oft ein und dasselbe auf ihren Wegen ausrichten können.
 
Bron: zeno.org

Franz Sternbalds Wanderungen [ zeno.org ]

Italiëgangers [ 13 ]

Friedrich Overbeck, Franz Pforr en de Nazarener

Nog geen drie weken geleden waren we in Italië maar het is alweer dertig jaar geleden dat ik voor de laatste keer in Rome was. Rome was het einddoel van de kunstenaars die van de zestiende tot de negentiende eeuw uit het Noorden naar Italië reisden om daar de antieke kunst en de Italiaanse meesters van de Renaissance te bestuderen. De meesten bleven langere tijd, vaak enige jaren. Talloze kunstenaars vestigden zich voorgoed in Rome. In Duitsland worden ze Deutschrömer genoemd, Duitsers die naturaliseerden tot Romeinen. Wanneer je hun graf wilt bezoeken, moet je naar Rome.

San Isidoro klooster
het San Isidoro klooster in Rome waar de Nazarener tussen 1810 en 1820 als halve monniken leefden en werkten.

Terwijl de Nederlandse schilders Jan Gossaert (Mabuse) en Jan van Scorel al tijdens het leven van de superstars Michelangelo en Rafael naar Rome reisden, kwam het bij de Duitse schilders, afgezien van Albrecht Dürer, wat later op gang. Rafael Anton Mengs is een van de eerste Duitse schilders geweest die aan Rome het hart verloor. Hij zou er zijn hele leven blijven wonen en werken. In het laatste kwart van de achttiende eeuw, toen het classicisme in de mode was, vertrokken ook Jacob Philipp Hackert, Johann Christian Reinhart, Johann Tischbein, Asmus Jacob Carstens en Joseph Anton Koch voor korte of langere tijd naar Rome. Laatstgenoemde zou de jongere generatie die vanaf 1800 naar Rome kwam, wegwijs maken in het Romeinse leven.

Friedrich OverbeckTot de vele kunstenaars die aan het begin van de negentiende eeuw naar Italië en Rome reisden, behoorden ook Friedrich Overbeck en Franz Pforr. Ze studeerden beiden aan de kunstacademie in Wenen maar waren ontevreden over de toen heersende classicistische stijl die in hun ogen koud en zielloos was. De twee studenten richtten de Lukasbund op en wilden de schilderkunst met de religie verbinden. Daarbij kozen ze het dweperige geschrift Herzensergießungen eines kunstliebenden Klosterbruders (1797) van Wilhelm Heinrich Wackenroder en Ludwig Tieck als hun manifest. Maar toen de Franse troepen van Napoleon in Wenen kwamen, werd het classicisme nog machtiger en de studenten Overbeck en Pforr moesten het veld ruimen.

Franz PforrZe gingen naar Italië waar zij zich terugtrokken in het klooster van San Isidoro in het centrum van de Rome. Daar wijdden zij zich aan hun religieuze kunst en lieten ze zich inspireren door de meesters uit de Renaissance. Friedrich Overbeck zag in Pietro Perugino zijn grote voorbeeld, terwijl Franz Pforr zich door Albrecht Dürer liet inspireren. De twee schilders leefden met nog een paar andere schilders als monniken in het klooster en noemden zich Nazarener. In de jaren tussen 1810 en 1820 kwam uit Duitsland nieuw talent de groep versterken. De bekendsten onder hen waren Peter von Cornelius uit Düsseldorf, Julius Schnorr von Carolsfeld uit Leipzig en Wilhelm von Schadow uit Berlijn. Nazarener waren anachronisten en hun schilderijen anachronismen. Ze kleedden zich soms zoals de tijdgenoten van Albrecht Dürer en hun werk zag eruit alsof het ruim driehonderd jaar eerder gemaakt was.

Friedrich Overbeck
Friedrich Overbeck 1831-1840
Triumph der Religion in den Künsten
Triumph der Religion in den Künsten
Auf der Terrasse haben sich die Maler und Kupferstecher versammelt: die unmittelbar rechts am Brunnen stehenden Meister stehen für das eben gezeigte doppelte Wesen der Kunst, es sind Bellini und Tizian, gebeugt über zwei deren Kunststreben vedeutlichenden Knaben; darüber Carpaccio, Pordenone und Corregio. Gleich links vom Springbrunnen stehen Leonardo da Vinci mit drei Schülern und Holbein. Weiter nach links bilden Giotto, Orcagna, Memmi, Raffael, Perugino, Ghirlandajo, Masaccio, Fra Bartolomeo, Francia sowie (sitzend) Signorelli und Michelangelo annähernd einen Halbkreis um den singenden Dante. Links von Dante sind noch die Köpfe von Cornelius, Overbeck und Veit zu erkennen. Auf der rechten Seite begrüßen sich Lucas van Leyden mit Martin Schön und Mantegna mit Marc Anton, dazwischen steht Dürer. Rechts anschließend begrüßen sich Fra Angelico und die Brüder van Eyck, zwischen diesen stehen Benozzo Gozzoli, Stefan Lochner und Hemlink; neben Jan van Eyck kommt Schorel als Pilger zusammen mit einem wohl spanischen Meister. Ganz rechts im Hintergrund stehen noch zwei weibliche Gestalten – ein kleines Zugeständnis des patriarchalischen Overbeck an weibliche Kunstschaffende. Vorne auf den Stufen der Terrasse sitzen zwei Mönche, die an die Anfänge der Kunst in Klöstern erinnern sollen.
 
Bron: bela1996.de
Rafael en Overbeck
Overbeck heeft zich ook laten inspireren door Rafael, de beroemde leerling van de Umbrische schilder Pietro Perugino die hij zo bewonderde. Hierboven de groepen op de linker voorgrond van de School van Athene en de Triumph der Religion in den Künsten

meer Italiëgangers

Italiëgangers [ 14 ]

Franz Ludwig Catel (1778-1856)

Nadat Napoleon tijdens de Vrede van Preßburg Beieren tot koninkrijk had verheven, werd Maximiliaan I op 1 januari 1806 de eerste koning. In het Koninkrijk Beieren zouden de kunsten tot grote bloei komen en de hoofdstad München zou als kunstcentrum Dresden of Berlijn gaan overtreffen. Maximiliaan’s zoon, kroonprins Ludwig (de grootvader van sprookjeskoning Ludwig II) werd de beschermheer van talloze kunstenaars en verkeerde als primus inter pares onder hen. De Duitse schilder Franz Ludwig Catel beeldde kroonprins Ludwig af tijdens een bezoek aan de Duitstalige kunstenaarsgemeenschap in Rome. Hij drinkt samen met de kunstenaars een glas wijn in een Spaans wijnhuis op de Aventijn. Tussen hen de Nazareners Julius Schnorr von Carolsfeld en Philipp Veit. De Deutschrömer voelden zich in Rome helemaal thuis, maar bleven voor de romeinen ‘artisti tedeschi’.

Catel
Franz Ludwig Catel 1824
Kronprinz Ludwig in der Spanischen Weinschänke zu Rom
Das Bild war als private Erinnerung an das Zusammentreffen der Künstler mit dem königlichen Auftraggeber und dessen Reisebegleitern konzipiert und enthält daher keinerlei repräsentative Elemente.

Het spontane tafereel ziet er uit als snapshot maar schijn bedriegt. Kroonprins Ludwig had het geconstrueerde plaatje nodig voor zijn ‘facebook‘ en wilde de wereld laten zien wat voor een leuk leven hij wel niet had en hoe ontspannen en ongedwongen hij als opdrachtgever met zijn kunstenaars omging. Voor de kunstenaars, die ook wel beter wisten, was de keuze tussen een vals plaatje en armoede leiden in de Eeuwige Stad, niet zo moeilijk.

Das Gemälde entstand 1824 im Auftrag von Kronprinz Ludwig. In einem Brief an den Sammler und Kritiker Gottlob von Quandt äußert sich Catel zu diesem Bild wie folgt: “[…] Kürzlich habe ich ein kleines Bambocciadenbild für den Kronprinzen von Bayern beendigt. Seine königliche Hoheit hatten gnädigst zum Abschied von Herrn von Klenze ein kleines Déjeuner auf Ripa Grande beim Don Raffaele veranstaltet und trug mir auf, diese Szene durch meinen Pinsel zu verewigen. […] Dargestellt sind von links nach rechts: Der Wirt, Kronprinz Ludwig, Thorwaldsen, Leo von Klenze, Graf Seinsheim, Johann Martin Wagner (stehend), Philipp Veit, Dr. Ringseis (stehend), Julius Schnorr von Carolsfeld, Catel, Baron Gumppenberg. Durch die offene Tür sieht man den Aventin jenseits des Tiber. […]” Das Bild war als private Erinnerung an das Zusammentreffen der Künstler mit dem königlichen Auftraggeber und dessen Reisebegleitern konzipiert und enthält daher keinerlei repräsentative Elemente. Der Kronprinz ist als “Primus inter Pares” im Kreise der um ihn gescharten Künstler und Freunde dargestellt. Was ihn allein auszeichnet, ist, dass er als Gastgeber dem Wirt bedeutet, welcher Wein gereicht werden soll. Catel stellt die gut gelaunte Runde porträthaft und lebensnah im Stil flämischer Bambocciaden dar. Zugleich bindet er die Szene in die römische Kulisse ein, indem er den Innenraum zu einem Ausblick auf das Tiberufer und den Aventin öffnet.
 
Bron: pinakothek.de

Italiëgangers [ 15 ]

Thomas Worthington Whittredge (1820-1910)

Thomas Worthington WhittredgeDe Amerikaanse landschapsschilder Thomas Worthington Whittredge verbleef van zijn negenentwintigste tot aan zijn negenendertigste in Europa (1849-1859) en maakte er vele reizen. Een daarvan bracht hem in Rome waar hij zoals ontelbare kunstenaars vóór hem het Italiaanse landschap en de ruïnes uit de Oudheid schilderde. Een daarvan was Tusculum (nabij het huidige Tuscolo) even ten zuiden van Rome. In 1839 had de architect en archeoloog Luigi Canina in opdracht van het koningshuis van Sardinië het antieke Tusculum opgegraven. Toen Whittredge de plek in de jaren vijftig bezocht, was de ruïne van het amphitheater dus niet zo lang geleden uit zijn duizendjarige slaap ontwaakt en lag weer open en bloot onder de hemel van Latium in een kurkdroog landschap. Dat heeft hij treffend geschilderd nadat hij zich eerst flink had laten bijscholen aan de prestigieuze kunstacademie in Düsseldorf. Het schilderij hangt tegenwoordig in het Smithsonian American Art Museum.

Whittredge
uit de autobiografie van Worthington Whittredge (Ayer Publishing 1969)
Tusculum"
The Amphitheatre of Tusculum and Albano Mountains Rome 1860 ( 24 x 40 inch )
A thatched hut and meager yard appear in the shadow of a cloud, signifying the poverty that struck American travelers as powerfully as the magnificent ruins.
Tusculum"
details
Worthington Whittredge was among many American artists who traveled to Europe in the nineteenth century. The ancient culture of Italy offered a poignant tale of faded glory that contrasted sharply with America’s rise to economic and political power. Whittredge showed the ruins of the amphitheatre at Tusculum in the harsh light of day. Indolent shepherds nod off and goats graze where Rome’s actors and playwrights once took their bows. A thatched hut and meager yard appear in the shadow of a cloud, signifying the poverty that struck American travelers as powerfully as the magnificent ruins. The United States stood on the threshold of the Gilded Age, when public art and architecture would follow the model of ancient Rome and Greece.
 
Bron: americanart.si.edu
Tusculum"
amphitheater van Tusculum

Thomas Worthington Whittredge [ en.wikipedia.org ]

Italiëgangers [ 16 ]

gekocht in Brussel: Alle wegen leiden naar Rome
Kunstenaarsreizen in Europa
(16e-19e eeuw) van Dominique Vautier
Alle wegen leiden naar RomeVoor vele reizigers uit het noorden was de ‘Grand Tour’ een eerste lijfelijke kennismaking met overblijfselen van de klassieke wereld en de idealen die zo vaak – zij het abstract – werden bezongen. Het voornaamste doel van de reis waren de Italiaanse kunststeden, maar ook andere bestemmingen in Zuid- en Midden-Europa waren populair. Het was in de eerste plaats een studiereis, maar ook het ‘wandern’ – het doelloos en flanerend rondzwerven – was een doel. En er ontstond een heuse souvenir-business, waar bijvoorbeeld vedutisti als Panini en Canaletto hun faam mee konden maken. De omgeving werkte inspirerend.
 
Velen kropen in de pen om de reisindrukken in de details te beschrijven. Het reizen zelf werd een doel op zich. Europa werd overspannen met transnationale routes en reiswegen en de vreemdeling werd een toerist. Alle wegen leiden naar Rome verzamelt vele getuigenissen van kunstenaars, schrijvers, politici en filosofen als Erasmus, Brueghel, Chateaubriand, Stendhal, Balzac, Dumas of Freud. Vele aspecten van de reis worden behandeld: de voorbereiding, de haltes, de herbergen, de soms moeilijke omstandigheden en verrassende manieren van verplaatsen. Wat de schrijvers vertellen wordt in verband gebracht met schilderijen van kunstenaars als Jean-Honore Fragonard, Joseph Vernet, Jan Both, Michael Sweerts, Salomon Van Ruysdael, Nicolas Tournier en Jacques Volaire, maar ook met allerhande voorwerpen die reizigers nodig hadden of tegenkwamen.
 
Bron: zvab.com

meer Italiëgangers

Italiëgangers [ 17 ]

Johann Georg von Dillis (1759-1841)

In de Alte Pinakothek in München zag ik een portret van de landschapsschilder Johann Georg von Dillis uit 1833. De 74-jarige Von Dillis oogt als een ernstige, ingetogen Biedermeier . Op zijn 23e werd hij priester gewijd en in zijn hart is hij dat misschien altijd gebleven. In de omgeving van Rome ontwikkelde hij zich tot landschapsschilder en stond hij onder invloed van de classicistische stijlprincipes van Claude Loraine.

In het onderstaande landschap dat in de Neue Pinakothek hangt, is dat duidelijk te zien. Het is een uitgebalanceerd pastoraal landschap met traditionele staffage: op de voorgrond een musicerend gezelschap en daar achter een herder. Zo keken ook zijn tijdgenoten Jacob Philipp Hackert (1737-1807) en Joseph Anton Koch (1768-1839) naar het Italiaanse landschap.

Dillis
Grottaferrata bij Rome 1796-1797
veduta van Johann Georg von Dillis

Von Dillis maakte in 1821, net als de Franse landschapsschilder Pierre Henri de Valenciennes (1750-1819) veertig jaar eerder, een uitgebreide studie van wolken. In het Lenbachhaus zag ik een serie tekeningen in wit krijt op grijsblauw papier. In het eerste kwart van de negentiende eeuw had de wolkenstudie van Luke Howard uit 1802 grote invloed op landschapsschilders.

Dillis
portret van Johann Georg von Dillis (detail) uit 1833 in de Alte Pinakothek in München

Von Dillis werd bij het grote publiek van zijn tijd vooral bekend door zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de Alte Pinakothek. Toen Ludwig I (1786-1868) van Beieren nog kroonprins was, had de 27 jaar oudere Von Dillis hem vergezeld op zijn reis door Italië . Von Dillis is tot aan zijn dood met hem bevriend gebleven en werd de eerste directeur van de Alte Pinakothek.

“As a museum building, the Alte Pinakothek was the product of a fruitful collaboration between two specialists on whom the King was able to call – the architect Leo von Klenze and the then director of the gallery, Johann George von Dillis. Much of their pioneering thought still makes itself felt today, from the now clearly obvious division into large halls and smaller cabinet-style rooms, plentiful daylight in the interior, and overhead lighting, which frees up wall space for paintings and ensures illumination without dazzle. The way in which paintings are presented in most art galleries in the world can also be traced back to the ideas of Dillis and Klenze.”
 
Bron: The Alte Pinakothek, Munich (2002) door Reinhold Baumstark, pagina 9
Dillis
informatiepagina over Johann Georg von Dillis op de website ludwigthefirst.weebly.com

meer Italiëgangers [ W&V ] | J.G. von Dillis [ de.wikipedia.org ]

Italiëgangers [ 18 ]

Monte Pellegrino bij Palermo gezien door vier schilders

In de Neue Pinakothek in München maakte ik een foto van een schilderij van Carl Rottmann. Het is een gezicht op de Monte Pellegrino bij Palermo.

Monte Pellegrino
Carl Rottmann 1797-1850

Rottmann reisde voor koning Ludwig I dwars door Italië voor een reeks van 28 landschappen. Sicilië, de woonplaats van de Hohenstaufer Frederik II (1194-1250) van het Heilige Roomse Rijk, kreeg ook een plaatsje in de cyclus “Aussichten in das Vaterland der Künste”. Monte Pellegrino bij Palermo werd vaak geportretteerd vanwege zijn karakteristieke silhouet.

Monte Pellegrino
Franz Ludwig Catel 1778-1856
detail uit “een wandeling in Palermo”
Monte Pellegrino
August Wilhelm Julius Ahlborn 1796-1857
Monte Pellegrino
Francisco Lojacono 1838–1915
dit schilderij uit de late negentiende eeuw, dat eruitziet als een geretoucheerde foto, is objectiever dan de schilderijen van Rottmann en Ahlborn

meer Italiëgangers [ W&V ]

Italiëgangers [ 19 ]

Italia und Germania van Friedrich Overbeck

Friedrich Overbeck maakte deel uit van de Nazarener, een groep Duitse kunstenaars in Rome. Een van zijn bekendste schilderijen is Italia und Germania (1811). Op 12 juni zagen we, op weg via München naar Italië, dit schilderij in de Neue Pinakothek.

Friedrich Overbeck
Michaela voor Italia und Germania

meer Italiëgangers [ W&V ]

Italiëgangers [ 20 ]

Johann Wilhelm Schirmer (1807-1863)

De Duitse landschapsschilder en graficus Johann Wilhelm Schirmer maakte in 1840 een reis naar Italië. Als ontelbare schilders voor hem schilderde hij ook meerdere malen een gezicht op Tivoli.

Johann Wilhelm Schirmer
Gezicht op Tivoli (1840)
Johann Wilhelm Schirmer
een ander Gezicht op Tivoli

Johann Wilhelm Schirmer [ de.wikipedia.org ]

Italiëgangers [ 21 ]

Josef Rebell (1787-1828)

De Oostenrijkse schilder Josef Rebell verbleef lange tijd in Italië. In 1812 woonde hij in Milaan, van 1813-1815 in Napels en van 1816-1824 in Rome. Het onderstaande gezicht op de Golf van Napels schilderde hij in 1822.

Joseph Rebell
Golf van Napels met Vesuvius (1822)
Josef Rebell stand stark unter dem Einfluss der englischen und französischen Malerei (Claude Lorrain) und von Joseph Anton Koch, er wurde dadurch zu einem der ersten Realisten in der Landschaftsmalerei des deutschsprachigen Raumes. Er ist einer der bedeutendsten österreichischen Landschaftsmaler des 19. Jahrhunderts. Zusammen mit Franz Steinfeld gilt er als Begründer einer realistischen Landschaftsdarstellung in Österreich.
 
Bron: de.wikipedia.org
Joseph Rebell
Die Mole von Portici (1818)
in de Neue Pinakothek in München

meer Italiëgangers [ W&V ]

Italiëgangers [ 22 ]

Thomas Ender (1793-1875)

In 1817 ontving de 24-jarige Oostenrijkse schilder Thomas Ender de grote prijs voor landschapsschilderkunst. Vanaf dat moment was hij de beschermeling van de machtige Fürst von Metternich. In datzelfde jaar nam hij deel aan de Österreichische Brasilien-Expedition en keerde terug met meer dan 700 tekeningen en aquarellen. In 1818 ging hij samen met Metternich naar Rome en bleef daar tot 1823. In deze periode maakte hij verschillende reizen naar het Zuiden. Tijdens een van deze reizen moet het onderstaande gezicht op de Baai van Sorrento zijn ontstaan.

Thomas Ender
Golf van Sorrento (ca. 1820)
Thomas Ender
detail uit Golf van Sorrento
Ab 1823 war Ender im Auftrag Metternichs im Salzkammergut tätig, und wurde 1824 Mitglied der Wiener Akademie. 1826 machte er eine Studienreise nach Paris. 1828 wurde er zum Kammermaler von Erzherzog Johann ernannt und nahm an dessen Orient- und Südrusslandreise 1837 teil, die ihn nach Konstantinopel und Griechenland führte. Danach wurde Ender 1837 bis 1851 Professor an der Wiener Akademie und schuf mehrere Landschaftsserien, die oft von englischen Künstlern in Stahl gestochen wurden.
 
Bron: de.wikipedia.org

meer Italiëgangers [ W&V ]

Italiëgangers [ 23 ]

Ferdinand Georg Waldmüller (1793-1865) op Sicilië

De Oostenrijkse schilder Ferdinand Georg Waldmüller reisde vanaf 1825 bijna elke zomer naar Italië. In 1841 kwam hij voor het eerst op Sicilië en de jaren daarna zou hij er telkens terugkeren.

Ferdinand Georg Waldmüller
ruïne van het Griekse theater bij Taormina (1844)
In der Ansicht von Taormina breitet er vor uns die Kulisse des zerstörten antiken Theaters aus. Eine Kulisse in doppeltem Sinn: Öffnet sich doch hinter der zerstörten ursprünglichen Bühnenwand das schönste aller möglichen Bühnenbilder, der Golf von Taormina mit dem sanft ansteigenden Ätna im Hintergrund, über dessen Krater sich eine kleine Rauchfahne im Licht des Himmels verliert. Die Darstellung des damals sehr bekannten Blickes über Meer, Landschaft und Proszeniumwand von den obersten Stufen der Zuschauerränge aus unterscheidet sich deutlich von älteren, frühromantischen Ansichten, die die Wirklichkeit wesentlich freier abbildeten.
 
Bron: liechtensteincollections.at
Ferdinand Georg Waldmüller
ruïne van het Griekse theater bij Taormina met Straat van Messina op de achtergrond (1844)
Mit lockerer, aber bestimmter Pinselführung, mit vielen kurzen und sehr kräftig gesetzten Strichen und Tupfen, gab Waldmüller die feinsten Details und Strukturen der alten Mauern, der Felsen, des Bodens und des ausgedörrten Grases in der unterschiedlichen Intensität und Tönung dieser Farben wieder. Die Strichlagen sind dabei so, wie sie Waldmüller in seinen Schriften gefordert hat. 1846 schrieb er im „Bedürfnis eines zweckmäßigen Unterrichts in der Malerei und Plastischen Kunst“ über die Pinselführung: „Dieselbe soll nämlich immer in der Form statt finden, d.h. nach dem Grundsatze, daß man eine senkrechte Form nicht durch eine horizontale Pinselführung hervorbringen könne, und so umgekehrt…“. Hauptschatten und Hauptlicht lehren, wie Blau, Rot, Gelb oder Grün in unterschiedlichen Lichtverhältnissen von der Natur gegeben werden. Als Bestätigung dieser Annahme, kehrte Waldmüller immer zur gleichen Zeit und zum selben Blickpunkt für seine Motive zurück, wie auch die beiden Ansichten des Theaters von Taormina verdeutlichen.
 
Bron: liechtensteincollections.at
Ferdinand Georg Waldmüller
ruïnes van de tempel van Juno Lucinia bij Agrigento (1845)

Ferdinand Georg Waldmüller [ liechtensteincollections.at ]
meer Italiëgangers [ W&V ]