Categorie archief: boeken

virtueel reizen met Geert [ 2 ]

gelezen: Reizen zonder John (2012) van Geert Mak
Ontario – Detroit – Chicago

In 2010 volgde Geert Mak opnieuw de reis die John Steinbeck precies een halve eeuw eerder met zijn hond Charley dwars door de Verenigde Staten maakte. Travels with Charley verscheen in 1962, Reizen zonder John in 2012. Sindsdien zullen honderden (wellicht duizenden) lezers na het lezen van een van deze boeken (of beide boeken) deze reis zelf ook gemaakt hebben. Ik heb besloten thuis te blijven en de reis from coast to coast virtueel na te reizen. In mijn bagage zitten de kaarten uit de serie The Making of America (1982-1988) en Google streetview.
Deel 2: Ontario – Detroit – Chicago

De route vanuit het Noorden van Maine, New Hampshire, Vermont en de staat New York (ca 1350 km) wordt in reizen zonder John heel kort beschreven. Halverwege dit lange traject langs de Amerikaanse Noord-Oost grens wordt Lancaster (New Hampshire) aan de Connecticut River een stop gemaakt. Steinbeck logeerde er in een soort spookmotel. Geert Mak kan het niet meer terugvinden.

route
Vanuit het Noorden van Maine reist Steinbeck naar Niagara Falls

dogging steinbeckWel ontdekt hij in Lancaster dat hij niet de enige is die John Steinbeck precies 50 jaar later achterna reist. Hij ontmoet er Bill Steigerwald, een journalist uit Pittsburgh, die net als Mak een boek wil schrijven over Steinbeck’s reis uit 1960. Dogging Steinbeck verscheen net als Reizen zonder John in 2012, maar Steigerwald gaat het meer om de reconstructie van Steinbeck’s reis die hij zo exact mogelijk probeert te doen. Maar net als Mak stelt hij zich daarbij de vraag: wat is er sinds die reis in 1960 allemaal veranderd in het land?

travelswithaceOok Steigerwald en Mak blijken weer niet de enigen met het idee om Steinbecks reis door de Verenigde Staten een halve eeuw later na te reizen. John Woestendiek, een oud-journalist van The Baltimore Sun reist Steinbeck achterna samen met zijn hond Ace achterna. Dus heet zijn verslag logischerwijze Travels with Ace. (op zijn blog travelswithace.com)

Op bladzijde 149 bereiken we langs de US 90 Highway vanuit Albany de stad Buffalo aan Lake Erie. Vervolgens bezoekt Steinbeck Niagara Falls op de grens van de staat New York en Canada. Van mij had dit toeristische uitstapje niet gehoeven. Liever had ik een tussenstop gezien in Albany. Daar had Mak kunnen vertellen over de Nederlandse wortels van deze strategische stad aan de Hudson. Namen van plaatsen rond Albany zoals Rensselaer, Rotterdam en Amsterdam herinneren ons daar nog altijd aan.

En Steinbeck/Mak hadden Cooperstown kunnen bezoeken, de plaats van James Fenimore Cooper begraven ligt, de schrijver van De laatste Der Mohikanen. Hij had ons kunnen vertellen over het Erie Canal dat in 1825 geopend werd en zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de ontsluiting van het Great Lake district en de kolonisatie van het Westen. De film How the West was won (1962) begint niet voor niets met de opening van dit 584 km lange kanaal dat de Hudson (Albany) verbindt met Lake Erie (Buffalo).

Maar Geert reist zonder John, dus jakkert hij Rocinante achterna naar Niagara Falls. Steinbeck had langs de noordzijde van Lake Erie door Canada naar Detroit willen rijden, maar zijn hond Charley was niet gevaccineerd en bij terugkeer in de VS had dit veel problemen kunnen geven. Dus reed Steinbeck tegen zijn zin langs de zuidzijde van Lake Erie. Gelukkig hoeft Geert Mak zich niet te laten weerhouden de oorspronkelijk geplande route van Steinbeck door Ontario te nemen. Een mooie gelegenheid ook om het cultuurverschil tussen de Verenigde Staten en Canada te ervaren. Nadat hij de Niagara River is overgestoken en in Canada is, voelt hij dat verschil onmiddellijk. Hoewel Canada allang geen Britse kroonkolonie is, ademt de noordzijde van Lake Erie een Britse sfeer. Niet alleen zijn er Engelse pubs waar de union jack hangt, maar ook de plaatsnamen verwijzen naar het moederland, met London en Windsor als duidelijkste voorbeelden.

Fort Erie
Fort Erie tegenover Buffalo was een belangrijke Britse vesting in de Oorlog van 1812.

Bij zijn bezoek aan Fort Erie duikt Mak weer de Amerikaanse geschiedenis in, want deze Britse versterking in de oostelijke hoek van Lake Erie tegenover Buffalo speelde een grote rol in de “vergeten” Oorlog van 1812, voor veel Amerikanen ook wel gezien als “de Tweede Onafhankelijkheidsoorlog”. Met de Vrede van Gent op 24 december 1814 kwam er een einde aan de oorlog met de Engelsen en de Verenigde Staten stonden vanaf dat moment definitief op eigen benen. Vanaf dat moment werden de VS meer de VS en Canada meer Canada.

En dat verschil is gebleven. Als je langs de noordzijde van Lake Erie reist, zie je een ander Amerika dan aan de zuidzijde. Tijdens zijn uitstapje in Canada leert Geert Mak ons dus weer wat meer over de Verenigde Staten. Het deel van Ontario dat tussen de Lake Erie en Lake Huron ligt, is het Zuidelijkste deel van Canada. De stad Windsor (tegenover Detroit) ligt op 42 graden NB (dus bijna op dezelfde hoogte als Rome) en is de enige Canadese stad waar je naar het noorden moet reizen om de VS in te komen.

Dat doet Geert Mak dan ook. Hij neemt de Detroit Windsor Tunnel onder de Detroit River en komt aan in een desolaat Detroit. Als je in Windsor aan de Canadese kant van de Detroit River staat, lijkt Detroit nog altijd een welvarende Amerikaanse stad. Het Renaissance Centre, een imposante cluster wolkenkrabbers en tevens het hoofdkwartier van General Motors tekent zich trots af aan de skyline van downtown Detroit.

skyline Detroit
Skyline van downtown Detroit gezien vanuit Windsor (Canada)

Maar als je aan de overkant uit de tunnel komt, bevind je je ineens in een relatief verlaten stadscentrum. “De stad lijkt te slapen” schrijft Mak. Maar het is 7 oktober 2019, donderdag 11.30. Geen zondagmorgen 7.00 uur. De bladzijden die volgen (blz. 179-202) hebben mij bijzonder geraakt. Mak beschrijft een soort post-apocalyptische stad met leegstaande hoge gebouwen waar struiken in groeien, met moestuintjes in het central business district en een dramatische leegstand, armoede en criminaliteit. De teloorgang van Detroit is synoniem met de teloorgang van de Amerikaanse auto-industrie. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen?

Het blijkt alles te maken te hebben met de Amerikaanse droom, met het chroom en de staartvinnen van de Chevy’s, Pontiacs en Cadillacs die deze droom in de jaren vijftig representeerden. Bij de Amerikaanse auto ging het vooral om de buitenkant, om het imago. Wat er onder de motorkap zat, hield de Amerikaanse consument niet zo bezig. En de industrie leverde daarom vooral auto’s af waar je indruk mee kon maken. De Amerikaanse droom was bedwelmend, zowel voor de consument als producent, en zo zag men in Detroit te laat dat de Japanse, Koreaanse en Europese auto-industrie heb links en rechts had ingehaald met auto’s die niet alleen beter presteerden maar ook nog eens veel minder brandstof gebruikten. Toen General motors wakker werd voor de concurrentie uit het Verre Oosten en Europa, was het al te laat. Met dramatische gevolgen voor de stad Detroit. In 1950 waren er nog bijna tweemiljoen inwoners en nu zijn het er nog maar 640.000. Meer dan tweederde van de inwoners is vertrokken. De huizen zijn er bijna niets meer waard.

Vanuit Detroit gaat de reis verder door de glooiende korenvelden van Michigan. Overal komt Geert Mak Nederlandse bedrijfsnamen tegen: Hoekstra, Ritsema, Van Deck. In Kalamazoo, een stad van 73.000 inwoners, wordt een stop gemaakt. Mak logeert in een huis uit 1886. Hij spreekt met de eigenaar die hem vertelt over de geschiedenis van Kalamazoo. Het stadje heeft Nederlandse wortels. Looking Back – A Pictural History of Kalamazoo staat vol nostalgische foto’s waarbij ook weer de Nederlandse namen opvallen: de ijzerhandel van de familie Kersen, de hoefsmederij van Arend Bos, de saloon van Arnold van Loghem en de broodfabriek van Jan Brink. Allemaal Nederlandse immigranten aan het begin van de twintigste eeuw.

Kalamazoo
Looking Back – A Pictural History of Kalamazoo

Geert Mak bezoekt op zondag een kerkdienst van de Netherlands Reformed Church. Het is helemaal vertrouwd, alleen wordt er al honderd jaar Engels gesproken, maar je waant je er in een zware gemeente de Alblasserwaard of in de jaren vijftig. De vrouw van de koster stopt de schrijver een Wilhelmina-pepermunt toe. “Waar ben ik eigenlijk?” besluit hij zijn bezoek aan Kalamazoo.

Tijdens zijn reis vermeed Steinbeck zoveel mogelijk de grote steden, maar in Chicago had hij in een hotel afgesproken met zijn vrouw Elaine. Op bladzijde 214 begint Mak zijn verslag aan de derde stad (na New York en Los Angeles) van de Verenigde Staten. De naam Chicago, zo leert hij ons, is afgeleid van een indiaans woord voor “wilde knoflook” en is pas in 1830 gesticht. In 1890 woonden er al een miljoen mensen. Het laat zien hoe belangrijk in de negentiende eeuw het Eriekanaal moet zijn geweest, de strategische verbinding tussen de Hudson River en Lake Erie. Toen het kanaal in 1825 geopend werd, moest de nederzetting aan Lake Michigan nog gesticht worden.

Chicago 1871
Op 8 en 9 oktober 1871 verwoestte een grote brand het centrum van Chicago. Uit de as verrees in 1884 de eerste wolkenkrabber ter wereld. Chicago werd zo de bakermat van de superhoge gebouwen.

De geschiedenis van de stad Chicago is ook de geschiedenis van de wolkenkrabber, een fenomeen dat tegenwoordig de skyline van elke wereldstad bepaalt. De wolkenkrabber werd mogelijk gemaakt door een ramp en een uitvinding. De ramp was de grote stadsbrand die Chicago op 8 en 9 oktober 1871 trof. De uitvinding was de elektrische tractielift door Friedrich Kroepe in 1877. In 1884 verrees in Chicago het Home Insurance Building, de allereerste wolkenkrabber ter wereld, ontworpen door William Jenney. Het gebouw telde tien verdiepingen en was “slechts” 42 meter hoog. Menige toren of kathedraal stak daar dus met gemak bovenuit. Maar het Home Insurrance Building was niet baanbrekend vanwege zijn hoogte, maar vanwege zijn bouwprincipe. De kern van iedere wolkenkrabber is het stalen skelet als dragende constructie. Doordat de muren het gebouw niet meer hoeven te dragen, kon nu voor de hoogte worden gekozen. De sky werd the limit. En daarmee werd de wolkenkrabber, net als de staartvinnen van de Cadillac, een symbool, van The American Dream en bepalend voor ons beeld van Amerika

virtueel reizen
Mijn virtuele reismiddelen

Volgende keer: Minnesota – Wisconsin – North Dakota

virtueel reizen met Geert [ 1 ]

gelezen: Reizen zonder John (2012) van Geert Mak
New England – van Sag Harbour (Long Island, NY) naar Maine

In 2010 volgde Geert Mak opnieuw de reis die John Steinbeck precies een halve eeuw eerder met zijn hond Charley dwars door de Verenigde Staten maakte. Travels with Charley verscheen in 1962, Reizen zonder John in 2012. Sindsdien zullen honderden (wellicht duizenden) lezers na het lezen van een van deze boeken (of beide boeken) deze reis zelf ook gemaakt hebben. Ik heb besloten thuis te blijven en de reis from coast to coast virtueel na te reizen. In mijn bagage zitten de kaarten uit de serie The Making of America (1982-1988) en Google streetview.
Deel 1: New England – van Sag Harbour (Long Island, NY) naar Maine

Net als In Europa noemt Geert Mak Reizen zonder John een “inspectietocht”. Het is een reis langs vele plaatsen, maar vooral ook een reis door de geschiedenis. Maar steeds is er weer die vraag naar de stand van zaken. Hoe ligt het land erbij? Wat was er (ook alweer) gebeurd en hoe gaat het nu? Een verschil met In Europa is dat Reizen zonder John een reconstructie is van een reis, namelijk die van John Steinbeck in het najaar van 1960. Mak reist precies een halve eeuw later deze reis na. Hij blijkt niet de enige. In New England ontdekt hij nog een journalist die Steinbeck’s reis op de dag nauwkeurig nareist en daardoor komen ze elkaar ook verschillende keren tegen tijdens de duizenden mijlen lange reis die begint in Sag Harbour (NY) op Long Island.

virtueel reizen
virtueel reizen door New England

John Steinbeck gaf zijn boek de ondertitel In search of America mee en Mak neemt deze ondertitel over voor Reizen zonder John – op zoek naar Amerika. Het is een zoektocht naar het Amerika van nu (1960 en 2010), maar ook een zoektocht naar de Amerikaanse identiteit, die dus onvermijdelijk een tocht door de Amerikaanse geschiedenis wordt. Deze begint voor de Engelsen in 1607 met het stichten van de eerste kolonies in Virginia, de vestiging van de Pilgrims op Plymouth Rock in Massachusetts in 1620 en de vestiging van Nieuw-Amsterdam op Manhattan door de Nederlanders in 1624. De rol van de Fransen, Spanjaarden, Zweden, Denen, Duitsers en Russen in Noord-Amerika wordt hier en daar even aangestipt.

Reizen zonder John is een heerlijk boek. Het is goed geschreven, onderhoudend en leest als een trein. Of als Rocinante. John Steinbeck had het voertuig waarmee hij zijn reis door de VS maakte de naam gegeven van het paard van Don Quichote. Het eerste deel van de reis door New England jakkert hij maar door, soms 500 mijl op een dag. In dat tempo vliegt het land aan je voorbij. Zo vlot leest Reizen zonder John vaak ook, maar de reisimpressies worden in een aangenaam ritme afgewisseld met beschouwingen over de Amerikaanse geschiedenis en politiek.

Geert Mak merkt op dat “het verhaal van de Verenigde Staten” uiteenvalt in vele verhalen, te beginnen met dat van de Engelsen, Fransen, Spanjaarden en andere Europese volkeren die zich hier sinds de 17e eeuw vestigden. Maar dat niet alleen, het is ook verhaal van de inheemse Amerikaanse bevolking, de ontelbare indianenstammen die het reusachtige grondgebied van Noord-Amerika bevolkten. En het is het verhaal van de zwarte Amerikanen, de Afrikaanse slaven en hun nakomelingen. Je kunt Amerika vanuit al deze invalshoeken bekijken en telkens vallen je weer heel andere dingen op.

Het eerste deel van de reis gaat door New England, waar naast Virginia in het Zuiden, de eerste koloniën gevestigd werden: Massachusetts voorop. De overtocht per veerboot gaat vanuit Sag Harbour op Long Island naar Connecticut. Vandaaruit reist Geert Mak naar Deerfield in Massachusetts dat al in 1669 gesticht werd. Deerfield is een soort openluchtmuseum waar je ruim 300 jaar teruggaat in de tijd. Veel huizen dateren nog uit de achttiende eeuw. Net als Williamsburg in Virginia is Deerfield een aangewezen plek om te vertellen over koloniaal Amerika (1607-1776), een periode die 170 jaar geduurde heeft.

historic deerfield
Deerfield in Massachusetts werd in 1669 gesticht en was getuige van King Philip’s War in 1675, waarbij kolonisten en indianenstammen elkaar naar het leven stonden. In 1704 ondernamen 300 Pocomtuc-indianen een strafexpeditie waarbij een deel van Deerfield werd uitgemoord. Nog altijd is er in Deerfield een getuige van deze tragedie: een deurpost met sporen van bijlslagen.

Een historische rondreis door de Verenigde Staten zou daarom in Deerfield of Williamsburg moeten beginnen. Omdat Steinbeck via een noordelijke route naar de Westcoast reisde, begon hij zijn reis niet in Virginia maar in New England. Geert Mak reist hem na over drie sporen: het historische (wat is er allemaal gebeurd?), de actualiteit (hoe staat het land er nu voor?) en het biografische (hoe verging het John Steinbeck tijdens zijn reis?) Mak heeft zich voor dat laatste spoor intensief ingelezen en heeft heel wat Steinbeck-archieven afgereisd. En die liggen niet alleen in zijn geboorteplaats Salinas (CA) of op zijn laatste werkplek Sag Harbour, maar overal verspreid. Mak kent de verschillende manuscripten van Travels with Charley en heeft de brieven van Steinbeck naar zijn vrouw (die zich in het Steinbeck Museum in Salinas bevinden) allemaal gelezen. Zo kan hij de verdichtsels van Steinbeck in de definitieve versie van Travels with Charley vaak nauwkeurig aanwijzen.

historic deerfield
Deerfield in Massachusetts

Voor veel Amerikanen is Amerika nog altijd God’s own country, een overtuiging die ze geërfd hebben van de eerste kolonisten uit de 17e eeuw. Dit waren meestal Engelse protestanten die in de Nieuwe Wereld van Noord-Amerika het Beloofde Land aan de overzijde van de oceaan zagen dat God hen persoonlijk gegeven had. Een van de eerste kronieken over de Engelse kolonies in Noord-Amerika heeft als titel Wonder-working Providence of Zion’s Saviour (1650) van Edward Johnson. Daaruit spreekt de overtuiging dat Amerika een wonderbaarlijk geschenk uit de hemel is. Het exceptionalism heeft zich sindsdien genesteld in het hart van de Amerikaanse identiteit.

New England
Wonder-working Providence of Zion’s Saviour (1650) en kaart van New England (1628-1651)

Geert Mak somt de (protestantse) religieuze groeperingen op die zich in New England gevestigd hebben: puriteinen, methodisten, presbyterianen, brownisten en shakers.

Omdat ik Travels with Charley niet gelezen heb en de biografie van Steinbeck mij niet echt interesseert, is het biografische spoor over Steinbeck voor mij het minst interessant. Het boeiendste vind ik toch het eerste spoor, de Amerikaanse geschiedenis en de zoektocht naar de Amerikaanse identiteit. Het tweede spoor, de actualiteit die vaak over de Amerikaanse politiek en economie gaat, is zeker ook interessant, maar hier kijken we voornamelijk door Mak’s brillenglazen en dat betekent een uitgesproken politieke voorkeur (pro-Democrats). Dat is ook de reden dat de uitgever van Steinbeck in 1961 veel politieke beschouwingen uit het manuscript weggelaten zodat Travels with Charley een reisboek kon zijn voor een breed publiek en niet alleen interessant voor Steinbeck’s eigen (rode) parochie.

Reizen zonder John is ook een boek dat uitnodigt om weer andere boeken te gaan lezen. Vaak wordt verwezen naar standaardwerken, sociologische studies en boeken over de Amerikaanse geschiedenis, politiek, economie en cultuur. En ook een aantal Amerikaanse romans die een bijzonder licht werpen op een typisch Amerikaans fenomeen (zoals Main Street), passeren de revue. In een literatuurlijst achterin het boek kunnen we al deze (Amerikaanse) titels vinden. Ook hier wordt er van de politieke voorkeur geen geheim gemaakt. Lezers die de progressieve opvattingen van Mak niet delen, kan deze uitgesproken politieke voorkeur soms tegen gaan staan. Maar als verteller blijft Geert Mak de ideale geschiedenisleraar. Hij is absoluut een fenomeen.

sociologische studies
The Loneley Crowd – A study of the Changing American Character (1950)
van David Riesman en
Pursuit of Loneliness – American Culture at the Breaking Pount (1976)
van Philip Slater zijn twee bekende sociologische studies waar Geert Mak naar verwijst tijdens zijn traject door New England. De studie van Riesman wordt aangehaald bij het eerste Amerikaanse televisiedebat uit de geschiedenis tussen Nixon en Kennedy op 26 september 1960. Dit debat maakte op een avond niet alleen duidelijk dat de televisie de radio voorgoed had verdrongen maar ook dat beeldvorming allesbepalend was geworden voor het electoraat ten koste van de inhoud van het debat. Sindsdien is democratie een mediacratie geworden. Philip Slater analyseerde in zijn sociologische studie o.a. de geest van het Amerikaanse exceptionalisme.

Reizen met Charley
1 Travels with Charley
2 Reizen met Charley
3 Reizen zonder John

Volgende keer: van Niagara Falls via Canada en Detroit naar Chicago

80 jaar later …

gelezen: De vuurpijl (2023) van Jean van Hamme, Etienne Schréder en Christian Cailleaux – Het vervolg op De U-straal (1943) van Edgar P. Jacobs

de U-straal 1943Nadat de nazi-Duitsland op 11 december 1941 de oorlog aan de Verenigde Staten heeft verklaard, worden in Duitsland en alle bezette gebieden de Amerikaanse producten in de ban gedaan. In het Belgische stripweekblad Bravo! mag de populaire strip Flash Gordon van Alex Raymond niet meer verschijnen. De uitgever van Bravo! vraagt aan de Brusselse tekenaar Edgar P. Jacobs met een alternatief te komen. De U-straal verschijnt in 1943. In de hoofdpersonages herkennen we duidelijk Flash Gordon, Dale Arden, Dr.Zarkov en Ming the Merciless.

De U-straal is een soort surrogaatkoffie, maar smaakt gewoon beter. Dat vindt Hergé ook en hij biedt Jakobs kort na de oorlog een eigen strip aan in het nieuwe Belgische stripblad Kuifje. Zo worden Blake en Mortimer geboren, indirect uit Flash Gordon. Een belangrijk verschil is dat de dames en de romantiek als sneeuw voor de zon verdwijnen. De avonturen van de twee vrijgezelle Britten zijn for boys only.

Ik las de U-straal aan het einde van de jaren zeventig nadat ik al uitgebreid had kennisgemaakt met Blake en Mortimer. Het verhaal kon me weinig boeien. Jakobs had voor mij teveel registers opengetrokken: ondoordringbare jungle, tempels met afgodsbeelden, dinosauriers, reuzeninsekten en daartussen avonturiers. Kortom: een typisch Amerikaans avonturenverhaal. Popcornvermaak. Zou ik het vervolg dat in april na 80 jaar verscheen wel gaan lezen?

de vuurpijl 2023Ik hoefde er niet lang over na te denken. Ik koop al sinds 1996 in december de nieuwste Blake en Mortimer. De 2.0 serie, met nadrukkelijk de tekst “naar de personages van Edgar P. Jakobs” op de omslag, is alweer een kwart eeuw een commercieel succes, waarschijnlijk omdat er tienduizenden mannen zijn als ik. Het is jeugdsentiment. En ik ben elke keer benieuwd hoe de scenaristen en tekenaars (want het zijn verschillende teams) in de geest van de meester een nieuw verhaal maken. En zo was ik ook benieuwd naar De vuurpijl, het vervolg op de U-straal. Hoe zou de vroege stijl van Jakobs tot leven gewekt worden?

Jean van Hamme, de 81-jarige nestor van Belgische scenarioschrijvers begon te schrijven waar Jacobs in 1943 was opgehouden. Etienne Schréder, die ook twee Blake en Mortimer albums De Septimusgolf (2013) en De schreew van de Moloch (2020) had gemaakt, deed samen met Christian Cailleaux het tekenwerk. Ze baseerden zich op de vroege stijl van Jakobs die hij hanteerde in De U-straal (1943) en het eerste deel van Het geheim van de zwaardvis (1946). Daarna kwam hij steeds meer onder invloed van Hergé’s klare lijn.

Een van de belangrijke verschillen tussen de U-straal en Blake en Mortimer is de aanwezigheid van vrouwelijke personages. Als ze in Blake en Mortimer voorkomen, zijn het meestal typistes en serveersters en staan ze volledig in de schaduw van de manlijke hoofdpersonen en personages. Omdat de U-straal gemaakt is ter vervanging van Flash Gordon, is de cast die Alex Raymond bedacht had door Jakobs overgenomen. Dale Arden wordt Sylvia en prinses Aura wordt prinses Ica. Een ander verschil met Blake en Mortimer is de typische jaren 30/40 setting. De visuele taal van het art deco is duidelijk aanwezig.

flash gordon 1936
titelgeneriek van Flash Gordon (1936)

In de bioscoopfilmreeks Flash Gordon uit 1936 weten we dat het art deco niet beperkt bleef tot de decors. Ook de kleding en zelfs de make up volgden de stroomlijning van deze stijl. Het gezicht van prinses Aura (gespeeld door Priscilla Lawson) is 100% art deco en ook Buster Crabbe is met zijn symmetrische gezicht en gestroomlijnde neusvleugels vleesgeworden art deco.

Etienne Schréder en Christian Cailleaux hebben De vuurpijl een overtuigende retro look gegeven door het art deco toe te passen. De indeling uit De U-straal in drie banden per pagina is gehandhaafd. Vooral de inkleuring van Bruno Tatti is bijzonder goed geslaagd. Harde kleuren zijn vermeden en het geheel oogt net zo zacht als de ingekleurde Flash Gordon bioscoopfilms uit 1936. En het verhaal? Ach het verhaal. Daar heb ik De Vuurpijl eigenlijk niet voor gekocht.

Zwanenzang

Na 40 jaar herlezen: De jacht (1981) van Christin en Bilal

Begin jaren tachtig, rond mijn zeventiende, las ik graag strips voor volwassenen (het begrip graphic novel was toen nog niet in zwang.) Ik kocht het stripblad Wordt Vervolgd, de Nederlandse versie van A Suivre met tekenaars als Tardi en Manara en het underground stripblad 1984 met vooral Amerikaanse tekenaars. In 1980 was het roze van de bloemenkinderen vervangen door het zwart van de punkers. Het was geen vrolijke tijd, en mijn rijpingsproces van puber tot adolescent ging hand in hand met het lezen van zwartgallige stripverhalen met weinig hoop voor de mensheid. De zure regen leek niet alleen te zijn neergeslagen op de bomen. Ook de tijdgeest had een hoge zuurgraad bereikt.

dejacht1983De van Bosnische afkomst Franse striptekenaar Enki Bilal was een van mijn helden onder de striptekenaars. Eind jaren zeventig had hij samen met scenarist Pierre Christin (bekend van Ravian) naam gemaakt met een viertal verhalen in de reeks Er was eens een voorbijganger. Het waren sprookjesachtige verhalen (zoals het dorpje dat ging vliegen en het schip van steen), maar door het engagement van scenarist Pierre Christin was er altijd een politieke ondertoon. In het vierde deel uit deze serie De falangisten van de zwarte orde (1979) is het sprookjeselement helemaal verdwenen en staat de politiek op de voorgrond. Ook het vijfde en laatste deel De jacht (1981) is een verhaal over communisten, maar nu verplaatst naar Oost-Europa. In de jaren zeventig was de USSR een vermolmde dictatuur geworden, bestuurd door apparatsjiks die er net zo levend uitzagen als het gebalsemde lijk van Lenin. Het rijk viel nog net niet uiteen doordat bejaarde leiders de touwtjes strak en krampachtig in handen hielden.

In 1980 was de Sovjet-Unie volledig vermolmd en werd het kunstmatig in leven gehouden. In november 1982 overleed Leonid Brezjnev die werd opgevolgd door Joeri Andropov. Een tussenpaus want deze hield het maar anderhalf jaar vol en werd in 1984 opgevolgd door Konstantin Tsjernenko. Maar ook zijn leiderschap was geen geslaagde poging tot reanimatie van de USSR. Pas met Mikhail Gorbatsjov in 1985 zou de Sovjet-Unie uit zijn slaap ontwaken. In plaats van mummies kwam er nu een levende persoon aan de macht die direct inzag dat er hervormingen nodig waren. Gorbatsjov stelde zich open voor de rest van de wereld en werd door TIME magazine tweemaal uitgeroepen tot person of the year, in 1987 en in 1989. Glasnost en Perestrojka staan nog steeds in de Dikke Van Dale.

Toen Christin De Jacht schreef, was Brezjnev nog in leven en moesten de drie laatste leiders van de Sovjet-Unie nog aantreden. De Jacht is geschreven vanuit een grafstemming. Het is het verhaal over een clubje grauwe aparatsjiks uit diverse Oost-Europese landen dat een jachtpartij heeft georganiseerd in Polen. In hun midden is de bejaarde Rus Wassili Tsjevtsjenko die in zijn jeugd Lenin persoonlijk gekend heeft en een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Hij geniet daardoor een groot prestige bij zijn kameraden. Bilal weet als geen ander zure koppen te tekenen. Vergeleken bij het portret van Wassili Tsjevtsjenko is de foto van de oude Schopenhauer nog het zonnetje in huis. Het zuur druipt eraf. Tsjevtsjenko is een metafoor van de Sovjet-Unie: een man die op zijn laatste benen loopt, verbitterd en cynisch over de socialistische heilstaat.

Na 40 jaar is het een vreemde ervaring om De Jacht opnieuw te lezen. Natuurlijk, ik ben zelf 40 jaar ouder geworden en bekijk de wereld anders. Maar de wereld is ook enorm veranderd. De Sovjet-Unie is al 32 jaar geschiedenis. Hoe hebben grijze muizen in een tijd van globalisering zolang de macht in handen kunnen houden? De Jacht laat daar iets van zien. Het was mogelijk omdat de Sovjet-Unie en haar satellietstaten in Oost-Europa een rigide en in zichzelf gekeerde dictatuur was. De socialistische revolutie die per decreet verheerlijkt moest worden, vrat uiteindelijk ook haar eigen kinderen op. Christin was in 1980 wakker genoeg om dit rake portret van een verrotte dictatuur te beschrijven. Bilal heeft het zwart en troosteloos geïllustreerd.

De Jacht [nl.wikipedia.org]

een misselijke vent

Gelezen: a soul not dead but dying (2011) van Kelly Hamren
In The superfluous man in 19th century Russian literature

Grigori Alexandrvitsj Petsjorin, de hoofdpersoon in De held van onze tijd is een misselijke vent. Hij is weliswaar bijzonder intelligent, ziet er goed uit en kan heel innemend zijn maar bezit desalniettemin een aantal bijzonder nare karaktereigenschappen: hij is egoïstisch, trots, minacht anderen, is niet in staat tot vriendschap, wil altijd bovenop liggen, is jaloers en wraakzuchtig en geniet ervan als hij anderen kan laten lijden.

In het voorwoord bij Petsjorins dagboekaantekeningen richt de fictieve schrijver zich tot de lezer. “Wat een boze ironie zult u zeggen,” schrijft hij over zijn keuze om Petsjorin de held van onze tijd te noemen. Hij antwoordt daarop “ik weet het niet”. De schrijver heeft namelijk ook bewondering voor Petsjorin: “lezing van deze aantekeningen overtuigde me van de oprechtheid van de auteur, doordat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”, schrijft hij in hetzelfde voorwoord.

Lermontov 1964De tegenstrijdigheid in het karakter van Petsjorin, zijn genadeloze zelfreflectie aan de ene kant en aan de andere kant zijn gemene streken, maken van hem een anti-held. In de literatuur rond 1840, toen De held van onze tijd verscheen, was dit een betrekkelijk nieuw fenomeen. Lord Byron had tussen 1812 en 1818 met Childe Harold’s Pilgrimage de aanzet gegeven. Na zijn dood in 1823 werd Byron eindeloos nagevolgd. In de Russische literatuur zou Jenevgin Onegin de eerste Byroniaanse held worden. Petsjorin werd de tweede en Lermontov noemde hem expliciet de held van onze tijd.

Lermontov koppelde zijn hoofdpersoon overigens bewust aan Jevgeni Onegin. Poesjkin leidde de naam Onegin af van de Onega, een rivier in het Noorden van Rusland en Lermontov deed hetzelfde: Petsjorin is afgeleid van de Petsjora, eveneens een rivier in het Noorden van Rusland. Onegin en Petsjorin waren beiden gemodelleerd naar de byroniaanse held, maar zouden zelf ook weer een bepaald type gaan vertegenwoordigen in de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dit type zou bekend worden onder de naam лишний человек (superfluous man) en tot een hele reeks romanpersonages leiden: Oblomov bij Gontsjarov, Bazarov in vaders en zonen van Toergenjev en Stavrogin in Boze geesten van Dostojevski zijn het meest bekend geworden.

lermontov 1939
Russische postzegels uit 1939
t.g.v. de 125e geboortedag van Lermontov

The superfluous man is een veel gekozen onderwerp bij doctoraalscripties van studenten Russische literatuur en slavistiek. Een psychoanalyse van Petsjorin blijft meestal niet achterwege. Na De held van onze tijd las ik het hoofdstuk A Soul not Dead but Dying over Petsjorin in The etrenal stranger – In The superfluous man in 19th century Russian literature (2011) van Kelly Hamren.

Hoe komt het dat Petsjorin ons 180 jaar later nog zo weet aan te spreken? Lermontov heeft blijkbaar een aantal eigenschappen waargenomen in de mensen die hij in zijn eigen tijd om zich heen zag, die hij in Petsjorin geconcentreerd heeft. In het voorwoord schrijft Lermontov: “Hij (de fictieve schrijver) heeft gewoon voor zijn plezier geprobeerd de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn en u verdriet.” Peter Zeeman besluit zijn bespreking in De Groene Amsterdammer in 1994 met de constatering dat velen in de twintigste eeuw aan het signalement van Petsjorin beantwoorden en dat ook hij er zelf een paar kent. De anti-held Petsjorin maakt zijn titel held van onze tijd na 180 jaar nog steeds waar. Wat mij betreft, is dat wél boze ironie.

lermontov 1941
Russische postzegels uit 1941
t.g.v. de 100e sterfdag van Lermontov

Zegt het karakter van Petsjorin nu iets over de mens in het algemeen of specifiek over het karakter van de moderne mens, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw begon uit te tekenen? Lermontov presenteert Petsjorin als een figuur die gekweld wordt door een bewustzijn waarmee hij genadeloos over zichzelf en anderen oordeelt. Bovendien lijdt hij onder de ambiguïteit van het menselijke bestaan, een typische aandoening van de moderne mens, die in de Romantiek pijnlijk zichtbaar begin te worden.

Dit nieuwe maar pijnlijke zelfbewustzijn was het gevolg van een verschuiving van het christelijke naar het natuurwetenschappelijke mens- en wereldbeeld. Deze paradigma shift was weer een gevolg van het humanisme en de Verlichting. Lermontov laat Petsjorin in zijn dagboek verwijzen naar een versregel uit Evgeni Onegin: “het kille vorsen van de rede en het droeve weten van het hart”.

lermontov 1957
Russische postzegel uit 1957
Portret van Lermontov met rechts de Darjalkloof

De (fictieve?) schrijver noemt Petsjorin niet zonder bewondering De held van onze tijd. Ook al is Petsjorin in het dagelijkse leven een misselijke vent (en op het metafysische vlak zelfs een “rottende ziel”) blijkbaar is hij wel in staat bewondering op te roepen. Bewondering voor wat precies? Wat zouden we in Petsjorin kunnen bewonderen? De fictieve schrijver prijst zijn genadeloze zelfkritiek en lijkt dat gelijk te stellen aan eerlijkheid.

Petsjorin zou dan een zeer tegenstrijdige figuur worden. Enerzijds bezit hij in extreme mate een hele reeks negatieve eigenschappen zoals zelfzucht, wraakzucht, machtswellust en sadisme. Anderzijds is hij in staat tot genadeloze zelfkritiek en is hij de laatste om te ontkennen dat hij al die nare karaktereigenschappen in huis heeft. Dat geeft hem een schijn van eerlijkheid. En is dat laatste niet het heldhaftige van Petsjorin? Het feit dat hij niet wegloopt voor de waarheid over zichzelf?

Hoe rusteloos zijn ziel ook is, in de Kaukasus lijkt Petsjorin zich thuis te voelen, niet als mens maar eerder als een roofdier in zijn territorium. In een van zijn dagboekaantekeningen schrijft hij: “Ik doe niets liever dan mijn macht opleggen aan mijn omgeving. Machtsdrift wordt nooit dieper, grootser bevredigd dan wanneer je gevoelens van liefde, toewijding en angst inboezemt. Trots wordt niet zoeter gestreeld dan wanneer andermans vreugde en pijn afhankelijk zijn van jouw willekeur.”

lermontov 1964
Russische postzegels uit 1964
t.g.v. de 150e geboortedag van Lermontov

Petsjorin zit graag op de stoel van de dictator, van de romeinse keizer die met zijn duim macht heeft over leven en dood van anderen. Een dergelijke schaamteloze bekentenis van machtswellust is in de Russisch-orthodoxe traditie het signatuur van de duivel. In het christelijke mens- en wereldbeeld heeft Lucifer in zijn hoogmoed zich boven God willen verheffen en daardoor was hij ten val gekomen. Door de zondeval had hij ook de mens in zijn val meegesleurd. De mens is tot vallen gedoemd maar kan toch gered worden. Het is een redding die hij zelf niet in de hand heeft en die alleen mogelijk is door oprecht berouw.

Wanneer de mens tot ware kennis over zichzelf komt, ontmoet hij ook Zijn Schepper. Dat is de geestelijke logica van het christelijke geloof en de Russisch-orthodoxe Traditie. In oprecht berouw over zijn zonde tegenover God, heeft het kwaad geen vat op de mens. Maar door hoogmoedige gedachten trekt hij het kwaad juist aan. Om zo te spreken “nodigt de trots het kwaad in het hart uit”. Daarom is de nederigheid de enige juiste houding die redding mogelijk maakt.

lermontov 2014
Russische postzegel uit 2014
t.g.v. de 200e geboortedag van Lermontov met rechts zijn schilderij van de kruisberg (Kazbek)

Als Rus was Lermontov absoluut bekend met de christelijke visie op het kwaad. Maar in zijn voorwoord laat hij daar toch niets van merken. Hij schrijft: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte is geconstateerd, Joost mag weten wat er tegen kan worden gedaan.” De diepgelovige Dostojewski zou dit nooit geschreven kunnen hebben, ook al was hij in de diagnose over de geestelijke ziekte van zijn tijd, niet minder duidelijk dan Lermontov.

Zo ben ik nu eenmaal

gelezen: De held van onze tijd (1840) van Michail Lermontov

De held van onze tijdDe held van onze tijd behoort tot de klassiekers van de Russische literatuur. In 1993 verscheen een nieuwe Nederlandse vertaling van Hans Boland omdat de vorige van Aleida Schot gedateerd was geraakt. Ik las de jongste vertaling die in vlot hedendaags Nederlands is geschreven. Lermontov schrijft eenvoudig en doeltreffend. Zoals Stendhal al wist, behoeven psychologische observaties geen mooischrijverij. Zolang de overleggingen van de geest en de bewegingen van het hart maar nauwgezet geregistreerd worden, zal ook de lezer zich op heterdaad betrapt voelen. Want in de romankunst zal een geslaagd karakter altijd herkenning oproepen.

Petsjorin, de hoofdfiguur waarnaar de titel verwijst, zou in Rusland samen met Jevgeni Onegin het model worden voor de overtollige mens. Algemeen is men het erover eens dat dit personage in de literatuur zijn intrede doet bij Lord Byron, die net als Lermontov met Petsjorin, maar dan vijfentwintig jaar eerder zichzelf portretteerde in Childe Harold’s Pilgrimage.

Mikhail LermontovMikhail Lermontov (1814-1841) werd de gedoodverfde opvolger van Aleksandr Poesjkin (1799-1837) nadat deze in 1837 was overleden aan de gevolgen van een duel. Lermontov zou echter maar kort Poesjkins kroonprins zijn, want hij zou Poesjkin maar vier jaar overleven. Ook Lermontov vond zijn einde in een duel, nota bene in Pjatigorsk, het Russische kuuroord aan de rand van de Kaukasus waar een groot deel van De held van deze tijd zich afspeelt. Hoewel hij slechts 26 jaar is geworden heeft hij een volwassen oeuvre nagelaten en vormt hij samen met Gogol de schakel tussen Poesjkin en de twee grootste Russische schrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw: Tolstoi en Dostojewski.

In het eerste verhaal Bela uit De held van onze tijd wordt de verveling, een belangrijk kenmerk van de overtollige mens een Engelse ziekte genoemd en Lermontov verwijst expliciet naar Lord Byron. Tweehonderd jaar geleden had deze de status van een popster.

Hoofdschuddend en grijnzend zei hij: “klopt het, dat de Fransen deze mode om je te vervelen hebben uitgevonden?”
“Nee, de Engelsen”.
“O, zit dat zo” antwoordde hij “dat zijn altijd verstokte zuipschuiten geweest.”
Onwillekeurig moest ik denken aan een Moskouse dame die beweerde dat Byron een dronkelap was en niets anders.

De held van onze tijd wordt gezien als de eerste psychologische Russische roman. Maar het is meer dan dat. Het is ook een avonturenroman en een reisverslag. Zo opent het eerste verhaal Bela met een lyrische beschrijving van de natuur in de Koisjaoervallei. Het lijkt alsof we voor een schilderij uit de Hudson River School staan en overdonderd worden door de grootsheid van de natuur. In de romantische landschapsschilderkunst werd dit het “heroïsche landschap” genoemd. De schilder trok daarbij alle registers open: woeste rotspartijen, dampende kloven, kletterende watervallen, majestueuze bergtoppen en meestal daarin verloren sporen van menselijke activiteit of een enkele figuur om de nietigheid van de mens te benadrukken. Nu is het bekend dat Lermotov zelf ook landschappen geschilderd heeft. Zijn lyrische natuurbeschrijvingen passen helemaal in de eerste helft van de negentiende eeuw toen de natuur hét project van de kunst geworden was.

Kaukasus
“Rechts was een rotswand, links zo’n diepe afgrond, dat een Ossetisch dorpje op de bodem ervan een zwaluwnest leek.”

De natuur van de Kaukasus is een natuur in superlatieven en de heroïsche landschappen die Petsjorin in woorden schildert, sluiten naadloos aan op het centrale karakter van de roman, de anti-held Petsjorin. In 1840 was de anti-held nog een nieuw verschijnsel. Met de publicatie van Childe Harold’s Pilgrimage tussen 1812 en 1818, had Lord Byron een nieuw type mens geïntroduceerd. Deze zou in de decennia erna een enorme invloed uitoefenen, niet alleen op de literatuur, maar ook op de schilderkunst en muziek. Na zijn tragische dood in Mesolongi in 1824 tijdens de Griekse onafhankelijkheidsstrijd werd het leven van Byron zelf de blauwdruk van de zogenaamde Byroniaanse held en daarmee was in feite de anti-held in de romantische literatuur geboren. Jevgeni Onegin werd de eerste Russische Byroniaanse held, Petsjorin de tweede.

Kislovodsk
“… en daarachter verrijst een amfitheater van bergen in steeds dieper blauwe neven, met aan de horizon een zilverketting van sneeuwtoppen, de Kazbek voorop, de tweekoppige Elbroes als sluitstuk.”

De held van onze tijd is een opvallend modern boek. Qua stijl past het meer in het realisme dan in de romantiek, terwijl het qua inhoud juist een zeer romantische thema’s aansnijdt: exotisme, smokkelhandel, eerwraak, liefdesperikelen en een duel. De roman bestaat uit vijf verhalen die onafhankelijk van elkaar te lezen zijn, maar met elkaar verbonden worden door de hoofdfiguur Petsjorin. Het heeft een originele vertelstructuur. Het eerste verhaal is een raamvertelling die begint met het relaas van de verteller (Lermontov) die vanuit Tbilisi de Kaukasus doorkruist.

Hij reist samen met ene Maxim Maximytsj, een veteraan met “een officiersjas zonder epauletten en een ruige Tsjerkessische muts”. Onderweg vertelt deze de geschiedenis over zijn oude vriend Petsjorin en Bela. Hij moet zijn verhaal verschillende malen onderbreken tijdens deze zware bergtocht die in het najaar wordt ondernomen terwijl er al sneeuw valt. Zo wisselen de reisbeschrijvingen van de verteller en het verhaal dat Maxim Maximytsj hem vertelt elkaar af.

Kislovodsk
“Ongeveer drie werst buiten Kislovodsk, in het ravijn met de Podkoemok, ligt een rots die de Ring wordt genoemd. Hij vormt een natuurlijke poort bovenop een hoge heuvel. De ondergaande zon werpt zijn laatste, vlammende blik op de wereld door dit stenen venster.” (12 juni)

In het tweede verhaal slaat de verteller een andere toon aan: “Ik zal u verschonen van berglandschapsschilderingen en juichkreten, nietszeggende plaatjes – zeker voor wie nooit in deze streken is geweest – en demografische gegevens die geen hond leest.” Enige tijd na de gevaarlijke bergtocht ontmoet hij Maxim Maximytisj opnieuw. Deze krijgt te horen dat Petsjorin in de buurt is. Maxim verheugt zich erop zijn oude vriend te ontmoeten. Maar de ontmoeting wordt voor hem een grote domper. Petsjorin is op weg naar Perzië, heeft haast en nauwelijks aandacht voor zijn oude strijdmakker.

Maxim Maximytsj vraagt hem tenslotte wat hij met Petsjorins papieren moet doen hij jaren voor hem in bewaring heeft genomen. Petsjorin toont er geen enkele interesse meer voor. “Doe er maar mee wat u wilt.” Maxim blijft teleurgesteld achter. De verteller vraagt wat voor papieren hij van Petsjorin zijn. Er blijken dagboeken bij te zitten. Maxim wil ze weg doen en de verteller vraagt of hij ze dan mag hebben. De dagboeken van Petsjorin vormen het tweede (en langste) deel van het boek en worden de lezer aangeboden in drie verhalen: Tamanj, Prinses Mary en De fatalist.

Het langste verhaal uit De held van onze tijd is Prinses Mary. Het bestaat uit dagboekaantekeningen en is door Petsjorin zelf geschreven. Anders dan het verhaal Bela waarin de verteller de geschiedenis optekent die Maxim Maximytsj hem vertelt, is Petsjorin nu zelf aan het woord. We leren hem nu dus van binnenuit kennen.

Kislovodsk
Het Kurhaus van Kislovodsk

Lermontov houdt gepaste afstand van zijn alter ego. Zo schrijft hij in het voorwoord bij Petsjorins dagboek dat hem ter ore is gekomen dat Petsjorin inmiddels dood is. Hij vindt dat een “bijzonder verheugend” bericht. Aan de andere kant heeft hij veel bewondering voor Petsjorin. In hetzelfde voorwoord prijst hij diens oprechtheid “omdat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”. Daarom heeft hij zijn boek De held van onze tijd genoemd en weet zelf niet of dat “boze ironie” is.

In het voorwoord van de roman bekent Lermontov dat hij “gewoon voor zijn plezier geprobeerd heeft de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn verdriet en tot uw verdriet.” En hij besluit met: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte geconstateerd is, Joost mag weten wat er tegen gedaan wordt.” Hier toont hij dezelfde tegenstrijdigheid als Petsjorin: enerzijds is er genadeloze zelfkritiek, anderzijds wordt alles bedekt door de overtuiging dat hij niet anders kan. En juist deze zelfrechtvaardiging ontsnapt aan zijn genadeloze (?) zelfkritiek.

Pjatigorsk
Monument bij Pjatigorsk op de plek waar Lermontov tijdens een duel in 1841 gedood is.

Nadat hij een smerig spel heeft gespeeld met Mary, de dochter van vorstin Ligovskaya, neemt hij afscheid van haar met de woorden: “Ziet u wat een miezerig mens ik ben?” Even later, op dezelfde bladzijde van zijn dagboek, noteert hij “Ik ben als een zeeschuimer, geboren en getogen voor het dek van een piratenbrik.” Petsjorin lijkt zichzelf geen millimeter te geven in dit strenge oordeel over zichzelf. Zijn “onbedwingbare angst voor het huwelijk” en zijn vrijheidsdrang ziet hij als zijn lot waar hij niets aan kan veranderen.

Het wordt gepresenteerd als een eerlijke bekentenis. Net als Lermontovs opmerking in het voorwoord dat hij niet weet wat er aan de ziekte die hij geconstateerd heeft te doen is. Het determinisme waarbij het karakter van de mens door zijn lot bepaald is en waarbij hij zelf niet de vrijheid heeft om dit te veranderen, zou in de tweede helft van de negentiende eeuw eindeloos uitgesponnen worden in de naturalistische en psychologische roman.

namen noemen

Gelezen: woeste wellustelingen – de Franse ideologie onder Napoleon III
van Jeannick Vangansbeke

Napoleon IIIWie eerder een boek van Jeannick Vangansbeke gelezen heeft, weet dat je bij deze auteur geen academische vraagstelling (zoals in een historische studie gebruikelijk is) hoeft te verwachten. En een evenmin een helder gestructureerd verhaal. Vangansbeke presenteert historische feiten als antiquiteiten op een vrijmarkt. Bij elk voorwerp vertelt hij enthousiast (vaak met uitroeptekens!) en lijkt zich weinig te bekommeren om de rode draad van zijn verhaal. Hij slaat voortdurend zijwegen in. Van Napoleon III via Karel de Dikke, naar Le Pen. Zijn boek van slechts 140 bladzijden is in vier delen opgesplitst: I. de macht (Napoleon III), II. de literator en de musicus (Berlioz en Mérimée), III. de katholieken (Lacordaire en Montalembert) en IV. conservatief versus progressief (Morny, Hugo en de gebroeders Goncourt).

De ondertitel van woeste wellustelingen luidt: de Franse ideologie onder Napoleon III. Je zou dus mogen verwachten dat de auteur inzicht geeft in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk aan de hand van een aantal personen die hij “woeste wellustelingen” noemt. In de inhoudsopgave komen we de volgende namen tegen: Napoleon III (1808-1873), Hector Berlioz (1803-1869), Prosper Mérimée (1803-1870), Jean Théodore Lacordaire (1801-1870), Charles de Montalembert (1810-1870), Charles de Morny (1811-1865), Victor Hugo (1802-1885), Jules de Goncourt (1830-1870) en Edmond Louis Antoine Huot de Goncourt (1823-1896)

De opzet is dus ambitieus: de ideologie van het Franse Tweede Keizerrijk verhelderen aan de hand van negen portretten van historische personen. En dat binnen 140 bladzijden. Het is een wagen volgeladen. Maar voor Jeannick Vangansbeke blijkbaar niet vol genoeg want vanaf de eerste bladzijde heeft de lezer te maken met de favoriete bezigheid van de auteur: name dropping. Bovenop deze negen personen stapelt hij nog tientallen andere namen, zonder zich te bekommeren om de draagkracht van de lezer. De namen krijgen vaak geen introductie (who is who?). De auteur veronderstelt blijkbaar dat de lezer zijn referentiekader volledig deelt?

In de inleiding waarin Vangansbeke zijn negen woeste wellustelingen presenteert, noemt hij in zes bladzijden alleen al achttien namen: Vergilius, Gortchakov, Eugénie de Montijo, Hortense de Beauharnais, Offenbach, Bernard Gui, Willem van Nangis, Karel de Dikke, Clovis, Von Neipperg, Marie-Luise van Parma, Leopold III, Louis Napoleon, Henri IV, Jeanne d’Arc, Chateaubriand, Lamartine, Mitterand. En zo gaat het in het hele boekje door. Met een gemiddelde van drie unieke namen per bladzijde, kom je dus op ruim 400 namen.

Vreemd genoeg ontbreekt een personenregister. Wel is er een onbegrijpelijke selectie van 18 namen achterin het boekje opgenomen. Van Julius Caesar tot Rik van Cauweleart. Het is volstrekt niet duidelijk waarom deze juist deze 18 namen worden uitgelicht uit de naar schatting 400 namen die in het boekje rond dwarrelen. Wel prettig is dat er achterin een chronologie (lijst van hoogtepunten) uit het Tweede Franse Keizerrijk is opgenomen, te beginnen met 1802, het geboortejaar van Victor Hugo en Prosper Mérimée. Voor de bronnenvreter die Vangansbeke is, is een bibliografie van acht pagina’s (circa 200 titels voor 140 pagina’s tekst) weer niet verwonderlijk.

Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1855
Keizerin Eugenie en haar hofdames

Heeft de lezer na 140 bladzijden inzicht gekregen in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk? Voor mij wordt dit onderwerp volkomen ondergesneeuwd door de aanhoudende name dropping. Ik begrijp het plezier van de auteur om telkens naar zijn bronnen te verwijzen, maar hij slaat zoveel zijwegen in, noemt zoveel namen, dat de lezer niet alleen binnen een paar bladzijden buiten adem is maar ook de weg kwijt. De Franse ideologie onder Napoleon III is een boeiend onderwerp en verdient een heldere presentatie. De boulevards van Georges-Eugène baron Haussmann of de glamourportretten van Franz Xaver Winterhalter in neo-rococo stijl vertellen mij meer over de ideologie van Napoleon III dan de overijverige data mining van Vangansbeke