Categorie archief: comics

80 jaar later …

gelezen: De vuurpijl (2023) van Jean van Hamme, Etienne Schréder en Christian Cailleaux – Het vervolg op De U-straal (1943) van Edgar P. Jacobs

de U-straal 1943Nadat de nazi-Duitsland op 11 december 1941 de oorlog aan de Verenigde Staten heeft verklaard, worden in Duitsland en alle bezette gebieden de Amerikaanse producten in de ban gedaan. In het Belgische stripweekblad Bravo! mag de populaire strip Flash Gordon van Alex Raymond niet meer verschijnen. De uitgever van Bravo! vraagt aan de Brusselse tekenaar Edgar P. Jacobs met een alternatief te komen. De U-straal verschijnt in 1943. In de hoofdpersonages herkennen we duidelijk Flash Gordon, Dale Arden, Dr.Zarkov en Ming the Merciless.

De U-straal is een soort surrogaatkoffie, maar smaakt gewoon beter. Dat vindt Hergé ook en hij biedt Jakobs kort na de oorlog een eigen strip aan in het nieuwe Belgische stripblad Kuifje. Zo worden Blake en Mortimer geboren, indirect uit Flash Gordon. Een belangrijk verschil is dat de dames en de romantiek als sneeuw voor de zon verdwijnen. De avonturen van de twee vrijgezelle Britten zijn for boys only.

Ik las de U-straal aan het einde van de jaren zeventig nadat ik al uitgebreid had kennisgemaakt met Blake en Mortimer. Het verhaal kon me weinig boeien. Jakobs had voor mij teveel registers opengetrokken: ondoordringbare jungle, tempels met afgodsbeelden, dinosauriers, reuzeninsekten en daartussen avonturiers. Kortom: een typisch Amerikaans avonturenverhaal. Popcornvermaak. Zou ik het vervolg dat in april na 80 jaar verscheen wel gaan lezen?

de vuurpijl 2023Ik hoefde er niet lang over na te denken. Ik koop al sinds 1996 in december de nieuwste Blake en Mortimer. De 2.0 serie, met nadrukkelijk de tekst “naar de personages van Edgar P. Jakobs” op de omslag, is alweer een kwart eeuw een commercieel succes, waarschijnlijk omdat er tienduizenden mannen zijn als ik. Het is jeugdsentiment. En ik ben elke keer benieuwd hoe de scenaristen en tekenaars (want het zijn verschillende teams) in de geest van de meester een nieuw verhaal maken. En zo was ik ook benieuwd naar De vuurpijl, het vervolg op de U-straal. Hoe zou de vroege stijl van Jakobs tot leven gewekt worden?

Jean van Hamme, de 81-jarige nestor van Belgische scenarioschrijvers begon te schrijven waar Jacobs in 1943 was opgehouden. Etienne Schréder, die ook twee Blake en Mortimer albums De Septimusgolf (2013) en De schreew van de Moloch (2020) had gemaakt, deed samen met Christian Cailleaux het tekenwerk. Ze baseerden zich op de vroege stijl van Jakobs die hij hanteerde in De U-straal (1943) en het eerste deel van Het geheim van de zwaardvis (1946). Daarna kwam hij steeds meer onder invloed van Hergé’s klare lijn.

Een van de belangrijke verschillen tussen de U-straal en Blake en Mortimer is de aanwezigheid van vrouwelijke personages. Als ze in Blake en Mortimer voorkomen, zijn het meestal typistes en serveersters en staan ze volledig in de schaduw van de manlijke hoofdpersonen en personages. Omdat de U-straal gemaakt is ter vervanging van Flash Gordon, is de cast die Alex Raymond bedacht had door Jakobs overgenomen. Dale Arden wordt Sylvia en prinses Aura wordt prinses Ica. Een ander verschil met Blake en Mortimer is de typische jaren 30/40 setting. De visuele taal van het art deco is duidelijk aanwezig.

flash gordon 1936
titelgeneriek van Flash Gordon (1936)

In de bioscoopfilmreeks Flash Gordon uit 1936 weten we dat het art deco niet beperkt bleef tot de decors. Ook de kleding en zelfs de make up volgden de stroomlijning van deze stijl. Het gezicht van prinses Aura (gespeeld door Priscilla Lawson) is 100% art deco en ook Buster Crabbe is met zijn symmetrische gezicht en gestroomlijnde neusvleugels vleesgeworden art deco.

Etienne Schréder en Christian Cailleaux hebben De vuurpijl een overtuigende retro look gegeven door het art deco toe te passen. De indeling uit De U-straal in drie banden per pagina is gehandhaafd. Vooral de inkleuring van Bruno Tatti is bijzonder goed geslaagd. Harde kleuren zijn vermeden en het geheel oogt net zo zacht als de ingekleurde Flash Gordon bioscoopfilms uit 1936. En het verhaal? Ach het verhaal. Daar heb ik De Vuurpijl eigenlijk niet voor gekocht.

Zwanenzang

Na 40 jaar herlezen: De jacht (1981) van Christin en Bilal

Begin jaren tachtig, rond mijn zeventiende, las ik graag strips voor volwassenen (het begrip graphic novel was toen nog niet in zwang.) Ik kocht het stripblad Wordt Vervolgd, de Nederlandse versie van A Suivre met tekenaars als Tardi en Manara en het underground stripblad 1984 met vooral Amerikaanse tekenaars. In 1980 was het roze van de bloemenkinderen vervangen door het zwart van de punkers. Het was geen vrolijke tijd, en mijn rijpingsproces van puber tot adolescent ging hand in hand met het lezen van zwartgallige stripverhalen met weinig hoop voor de mensheid. De zure regen leek niet alleen te zijn neergeslagen op de bomen. Ook de tijdgeest had een hoge zuurgraad bereikt.

dejacht1983De van Bosnische afkomst Franse striptekenaar Enki Bilal was een van mijn helden onder de striptekenaars. Eind jaren zeventig had hij samen met scenarist Pierre Christin (bekend van Ravian) naam gemaakt met een viertal verhalen in de reeks Er was eens een voorbijganger. Het waren sprookjesachtige verhalen (zoals het dorpje dat ging vliegen en het schip van steen), maar door het engagement van scenarist Pierre Christin was er altijd een politieke ondertoon. In het vierde deel uit deze serie De falangisten van de zwarte orde (1979) is het sprookjeselement helemaal verdwenen en staat de politiek op de voorgrond. Ook het vijfde en laatste deel De jacht (1981) is een verhaal over communisten, maar nu verplaatst naar Oost-Europa. In de jaren zeventig was de USSR een vermolmde dictatuur geworden, bestuurd door apparatsjiks die er net zo levend uitzagen als het gebalsemde lijk van Lenin. Het rijk viel nog net niet uiteen doordat bejaarde leiders de touwtjes strak en krampachtig in handen hielden.

In 1980 was de Sovjet-Unie volledig vermolmd en werd het kunstmatig in leven gehouden. In november 1982 overleed Leonid Brezjnev die werd opgevolgd door Joeri Andropov. Een tussenpaus want deze hield het maar anderhalf jaar vol en werd in 1984 opgevolgd door Konstantin Tsjernenko. Maar ook zijn leiderschap was geen geslaagde poging tot reanimatie van de USSR. Pas met Mikhail Gorbatsjov in 1985 zou de Sovjet-Unie uit zijn slaap ontwaken. In plaats van mummies kwam er nu een levende persoon aan de macht die direct inzag dat er hervormingen nodig waren. Gorbatsjov stelde zich open voor de rest van de wereld en werd door TIME magazine tweemaal uitgeroepen tot person of the year, in 1987 en in 1989. Glasnost en Perestrojka staan nog steeds in de Dikke Van Dale.

Toen Christin De Jacht schreef, was Brezjnev nog in leven en moesten de drie laatste leiders van de Sovjet-Unie nog aantreden. De Jacht is geschreven vanuit een grafstemming. Het is het verhaal over een clubje grauwe aparatsjiks uit diverse Oost-Europese landen dat een jachtpartij heeft georganiseerd in Polen. In hun midden is de bejaarde Rus Wassili Tsjevtsjenko die in zijn jeugd Lenin persoonlijk gekend heeft en een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Hij geniet daardoor een groot prestige bij zijn kameraden. Bilal weet als geen ander zure koppen te tekenen. Vergeleken bij het portret van Wassili Tsjevtsjenko is de foto van de oude Schopenhauer nog het zonnetje in huis. Het zuur druipt eraf. Tsjevtsjenko is een metafoor van de Sovjet-Unie: een man die op zijn laatste benen loopt, verbitterd en cynisch over de socialistische heilstaat.

Na 40 jaar is het een vreemde ervaring om De Jacht opnieuw te lezen. Natuurlijk, ik ben zelf 40 jaar ouder geworden en bekijk de wereld anders. Maar de wereld is ook enorm veranderd. De Sovjet-Unie is al 32 jaar geschiedenis. Hoe hebben grijze muizen in een tijd van globalisering zolang de macht in handen kunnen houden? De Jacht laat daar iets van zien. Het was mogelijk omdat de Sovjet-Unie en haar satellietstaten in Oost-Europa een rigide en in zichzelf gekeerde dictatuur was. De socialistische revolutie die per decreet verheerlijkt moest worden, vrat uiteindelijk ook haar eigen kinderen op. Christin was in 1980 wakker genoeg om dit rake portret van een verrotte dictatuur te beschrijven. Bilal heeft het zwart en troosteloos geïllustreerd.

De Jacht [nl.wikipedia.org]

De terugkeer van het Gele Teken [3]

gelezen: De schreeuw van de moloch (2020)
en herlezen: De Septimusgolf (2013)

De schreeuw van de molochRond kerst is het voor mij traditie geworden om de nieuwe Blake en Mortimer te lezen. Vorig jaar was dat deel 2 De Vallei der Onsterfelijken (2019). Het eerste deel (2018) was het jaar daarvoor verschenen en om mijn geheugen op te frissen, herlas ik het eerste deel voordat ik aan deel 2 begon. Het nieuwste album De schreeuw van de moloch dat in november verscheen, is ook het tweede deel van een tweeluik. Omdat het eerste deel De Septimusgolf alweer zeven jaar geleden verscheen, deed ik er goed aan dit te herlezen voordat ik aan De schreeuw van de moloch begon.

Het scenario werd geschreven door Jean Dufaux. Uitgangspunt voor het verhaal is de klassieker Het Gele Teken. Met dit verhaal uit 1952 begon de internationale ster van Edgar P. Jacobs te rijzen. In de jaren negentig werd het door Belgische stripkenners meerdere malen gekozen tot het Stripalbum van de Eeuw. Het Gele Teken is dus een sterk merk in de wereld van het beeldverhaal. Voor Dufaux moet het een eer geweest zijn om een vervolg uit zijn duim te zuigen. Uiteraard geheel in de stijl van Jakobs. En de uitgever wist bij voorbaat al dat het gele teken beslist op de omslag moest komen, net als bij het origineel uit 1952.

Het Gele Teken is een sterk merk in de wereld van het beeldverhaal

De SeptimusgolfHoewel De Septimusgolf en De schreeuw van de moloch één verhaal vormen, loopt er helaas toch een duidelijke stijlbreuk door dit tweeluik. Dat komt omdat Jean Dufaux en Antoine Aubin een meningsverschil kregen waardoor de laatst letterlijk en figuurlijk niet meer tekende voor het vervolg. Wel was Étienne Schréder nog steeds bereid zijn medewerking te verlenen, zodat de continuïteit gewaarborgd kon blijven. Christian Cailleaux werd gevonden als opvolger van Aubin. Helaas is zijn interpretatie van Jakobs’ stijl niet bijzonder geslaagd. Ook lijkt het erop dat hij onder grote tijdsdruk heeft gestaan, want de tekeningen zijn zeker niet zo uitgewerkt als die van Aubin en missen al helemaal de gedetailleerdheid van Teun Berserik en Peter van Dongen, de tekenaars van De Vallei der Onsterfelijken. Vaak is de achtergrond helemaal weggelaten.

Doordat de tekst in de Nederlandse editie een heel erg kleine letter heeft, vallen de rechthoekige tekstballonnen vaak te groot uit waardoor er onnodige lege ruimte op de pagina verschijnt. In combinatie met plaatjes zonder achtergrond gaf me dat steeds een leeg gevoel. En het tweede deel is al twaalf pagina’s korter dan het eerste deel. Het scenario van De schreeuw van de moloch is weer even fantastisch als dat van De Septimusgolf (2013). Maar door de echo van de personage Septimus bleef De Septimusgolf toch dichter in de buurt van het origineel uit 1952 dan De schreeuw van de moloch.

De wedergeboorte van de klassieker Blake en Mortimer is natuurlijk ook back to the fifties. Op een belangrijk punt na. Bij Edgar P. Jakobs was er voor vrouwen namelijk geen plaats in zijn avonturen (behalve als huishoudster of serveerster) en dat moest van de uitgever uiteraard veranderen in de 2.0 reeks. Ook al zal het publiek van Blake en Mortimer voornamelijk uit (oudere!) mannen bestaan, toch worden er sinds 1996 ook vrouwelijke hoofdpersonages opgevoerd. Zo introduceert Jean Dufeaux twee femme fatales: Lady Rowana en Lilly Sing. Zelfs Queen Elisabeth II voert hij in De schreeuw van de moloch ten tonele. Maar de nostalgische wereld van Jakobs wordt zoveel mogelijk intact gelaten. The fifties revisited.

De terugkeer van het Gele Teken [1] | De terugkeer van het Gele Teken [2]

overmoedige actie

Vandaag is de Slag bij Aspern-Eßling 211 jaar geleden

Opnieuw las ik de graphic novel De Slag met tekeningen van Ivan Gil naar de roman van Patrick Rambaud en bewerkt door Frédéric Richaud. Deze onbesliste veldslag tijdens de Vijfde Coalitieoorlog liep uit op de allereerste tactische nederlaag van Napoleon. De Fransen moesten zich in de nacht van 21 op 22 mei terugtrekken op het eiland Lobau.

Lobau 1809
Anton Ritter von Perger (1809-1876)
Napoleon moet zich in de nacht van 21 op 22 mei 1809 noodgedwongen terugtrekken op het eiland Lobau in Donau

Maar een maand later zou Napoleon opnieuw uithalen en bij Wagram een definitieve overwinning behalen. Oostenrijk werd net als na de Slag bij Austerlitz vier jaar eerder door Frankrijk op de knieën gedwongen en moest met de Vrede van Schönbrunn opnieuw gebiedsdelen afstaan aan het Franse Keizerrijk. Keizer Franz II van Oostenrijk werd nu Napoleons onderdanige bondgenoot. Na de Vrede van Schönbrunn stond de Franse keizer op het hoogtepunt van zijn macht en had het hele continent onder controle.

De Slag bij Aspern-Eßling was een waagstuk. De Fransen hadden weliswaar bezit genomen van Wenen, maar de hoofdmacht van Oostenrijk was nog niet verslagen en had zich teruggetrokken ten noorden van de Donau. Zolang Aartshertog Karl, de jongere broer van de in 1790 overleden keizer Jozef II, niet verslagen was, kon Napoleon Oostenrijk nog geen vrede afdwingen, ook al had hij de hoofdstad bezet.

Napoleon besloot dus om aan te vallen. Maar de Donau vormde daarbij een grote hindernis. Hij positioneerde zijn hoofdmacht op het eiland Lobau in de Donau om van daaruit over te steken naar de noordoever. De Oostenrijkers hadden alle bruggen over de Donau opgeblazen en de Franse genietroepen moesten in korte tijd twee pontonbruggen bouwen: een tussen Lobau en Wenen en de andere tussen Lobau en de noordoever. Deze bruggen vormden de achilleshiel van de Fransen.

Aartshertog Karl was zich daar uiteraard van bewust. De Fransen wilden gaan vechten met de Donau in de rug. Wanneer de Oostenrijkers de kwetsbare verbindingslijnen over de Donau konden verbreken, waren de Fransen dus ingesloten. Napoleon wist dat hij een risico nam maar was gaan geloven dat hij onoverwinnelijk was en handelde overmoedig. De bruggen werden in korte tijd gebouwd en de Franse troepen marcheerden de noordoever op richting twee dorpjes: Aspern in het Westen en Eßling in het Oosten. Daar kozen de Fransen positie.

Napoleon wilde met een aanval op het centrum de Oostenrijkse hoofdmacht doormidden hakken. Maar al snel werd de rekening voor deze waaghalzerij gepresenteerd. De Oostenrijkers slaagden erin om de kwetsbare pontonbrug van de Fransen onklaar te maken. Ze lieten boten gevuld met stenen stroomafwaarts glijden. Deze veroorzaakten aanzienlijke schade waardoor de bevoorrading werd afgesneden. Daardoor kampten de Fransen al snel met een tekort aan buskruit voor hun artillerie. De Oostenrijkers waren op dit onderdeel dus sterker en rukten op naar Aspern en Eßling. De dorpjes werden in de strijd volledig van de kaart geveegd.

Napoleon en Lannes
Paul-Émile Boutigny (1853-1929) schilderde dit tafereel (detail van een schilderij uit 1894) waarin Napoleon zijn zwaargewonde vriend Jean Lannes bezoekt, nadat een kanonskogel zijn been verbrijzeld had. Lannes zou tien dagen na de veldslag aan zijn verwondingen overlijden.

Napoleon was laaiend dat de pontonbrug het had begeven en gaf uiteraard anderen de schuld. Hij liet de beschadigde brug in allerijl oplappen en zette zijn plan door. Maar de Oostenrijkers gingen door met hun aanval op zijn achilleshiel. Op 21 mei lieten ze een houten vlot stroomafwaarts de Donau afzakken. Daarop hadden ze een complete houten molen met pek overgoten en in brand gestoken. De pontonbrug begaf het definitief. Nu waren de Fransen ingesloten en was hun belangrijkste verbindingslijn verbroken. Zonder buskruit waren ze uitgeleverd aan de genade van de Oostenrijkers. Napoleon moest inzien dat hij een belangrijke tactische nederlaag geleden had en besloot in de nacht van 21 op 22 mei 1809 al zijn troepen te hergroeperen op het eiland Lobau. Hij was dus noodgedwongen om zich terug te trekken. Tijdens deze bloedige veldslag verloor hij drie generaals waaronder zijn vriend Jean Lannes.

De Slag
De Slag met tekeningen van Ivan Gil naar de roman van Patrick Rambaud en bewerkt door Frédéric Richaud

De graphic novel De Slag heeft beslist literaire kwaliteiten. Het scenario van Frédéric Richaud is namelijk een bewerking van de roman van Patrick Rambaud die via zijn hoofdpersonages een beschouwelijke en artistieke blik geeft op deze historische veldslag. Louis-François Lejeune en Henri Beyle hebben ook werkelijk bestaan. De eerste was niet alleen een Franse generaal maar ook schilder. En Henri Beyle werd onder zijn pseudoniem Stendhal jaren later bekend als schrijver.
 
Daarnaast heeft hij ook fictieve personages in zijn verhaal opgenomen, zoals de Fayolle en Vincent Paradis. De eerste is een cynische kurassier die enkel zijn eigenbelang volgt. Vincent Paradis doet mij persoonlijk denken aan Pierre Bezoechov uit Oorlog en Vrede. Hij moet vooral vechten om zijn menselijkheid te behouden en levert verbijsterd commentaar wanneer hij de slachting aan het oog ziet voltrekken: “Beesten. We zijn beesten aan het worden.”
 
Ramboud gebruikt ook meerdere perspectieven om zijn verhaal te vertellen. Allereerst de verschillende strijdtonelen. Daarbij vallen nogal wat namen van generaals maar dat is onvermijdelijk bij een verslag van een historische veldslag. Ook Wenen vormt een toneel. De sfeer in de mondaine hoofdstad staat in schril contrast met de taferelen op het slagveld. Wanneer de veldslag begint staat er veel publiek op de Donaukade in Wenen. Met toneelkijkers worden de gevechten gevolgd alsof men naar een toneelstuk kijkt. De hoofdpersonage Louis-François Lejeune treedt tijdens de gevechten op als verbindingsofficier en verbindt zo letterlijk de hoofdrolspelers aan de Franse zijde met elkaar: Masséna, Lannes, Espagne, Molitor, Sainte Croix, Saint-Cyr, Périgord, Bessières, Berthier en uiteraard Bonaparte lui-même.

speelplaats voor de fantasie

herlezen: de eerste vijf verhalen van Ravian (1969-1973)
Drie in eerste druk en twee in stripweekblad PEP (1972 en 1974)

ravianIn het najaar van 1972 verscheen in het stripblad PEP de episode Het verloren volk uit de Franse sciencefiction-stripreeks Ravian. Als negenjarige zat ik vreemd te kijken naar de tekeningen van Jean-Claude Mézières. Ik las geen stripverhaal maar ik keek in een andere wereld. Dat is nog steeds waar sciencefiction wat mij betreft over gaat: het ontsluiten van andere werelden door de verbeeldingskracht. De onbevangen blik van een negenjarige heb ik na 48 jaar niet meer, maar soms breekt er toch weer iets van die oorspronkelijke verbazing en opwinding in mijn bewustzijn door.

De stripreeks Ravian en Laureline van Pierre Christin (Linus) en Jean-Claude Mézières begon in 1967. Door de ruimtevaart en de wedloop naar de maan was sciencefiction in de jaren zestig naast de western het populairste genre geworden. Er was uiteraard veel pulp, maar er werd ook sciencefiction op hoog niveau gemaakt, zoals 2001 a space odyssee (1968) van Stanley Kubrick (naar een scenario van Isaac Asimov).

Mézières is een meester in het visualiseren van vreemde werelden. Samen met Moebius (Jean Giraud) heeft hij ook invloed uitgeoefend op de sciencefiction film. Striptekenaars zijn geen production designers, maar de stap van strips naar production design is eigenlijk niet zo groot. Film en strip zijn verwante kunstvormen. Een striptekenaar visualiseert niet alleen het scenario maar componeert ook de filmische structuur van het verhaal met (camera)standpunten en het ritme van de sequentie. Dus een striptekenaar is storyboardtekenaar, production designer, set decorator, cameraman én regisseur ineen!

Pierre Christin maakte een soort mix tussen sciencefiction en James Bond en bedacht de tijd/ruimte-agent Ravian. Net als James Bond wordt hij vergezeld door een meisje. Laureline is zelf ook een typisch product van de jaren zestig, een vrijgevochten vrouw alla Emma Peel, die haar mannetje staat. Daarin is ze zo bedreven dat de man naast haar vaak een sukkel lijkt.

Een ander fenomeen uit de jaren zestig dat Christin in Ravian introduceert is de antiheld. Vooral in de tweede helft van de jaren zestig werden we overspoeld door antihelden en het personage Ravian pastte in deze trend. Als tijd/ruimte-agent rebelleert tegen het gezag, maar alleen wanneer dat gezag corrupt is. Antihelden zijn dus eigenlijk helden en nog steeds onze rolmodellen. Maar wat er in de jaren zestig veranderd is, is onze visie op gezag. De antiheld is onlosmakelijk verbonden met de anti-autoritaire houding.

ravianDe clichés van de antiheld en de vrijgevochten vrouw die ons vanaf de jaren zestig achtervolgen, bepalen voor mij beslist niet de kwaliteit van Ravian. Ook de scenario’s van Christin maken weinig indruk op mij. Als ‘soixante-huitard’ pur sang projecteert hij in zijn verhalen op andere planeten de bekende maatschappijkritiek van zijn generatie. De mens is door en door slecht, zolang hij andere planeten exploiteert en buitenaardse volkeren uitbuit voor zijn eigen gewin. Met het uitzwermen van de mens over de zonnestelsels in de verre toekomst, is het kapitalisme geen mondiaal probleem meer maar is het een kosmisch probleem geworden.

Nu we de aarde in kaart hebben gebracht, vlucht de verbeeldingskracht met onze raketten de ruimte in waar het buitenaards leven en buitenaardse beschavingen vindt.

Sciencefiction is een speelplaats voor de fantasie. In het verleden nodigden de verhalen van ontdekkingsreizigers of zieners ons uit om andere werelden met de verbeeldingskracht te exploreren. Nu we de aarde in kaart hebben gebracht, vlucht de verbeeldingskracht met onze raketten de ruimte in waar het buitenaards leven en buitenaardse beschavingen vindt. De kosmos als mer a boire.

Maar intussen blijven we gevangen binnen de grenzen van ons voorstellingsvermogen. Onze kennis richt zich niet naar de dingen, maar de dingen richten zich naar onze kennis. Ons voorstellingsvermogen wordt dus door onze kennis begrensd. De meeste buitenaardse wezens in SF-strips of films zijn daarom vaak tweevoeters en bestaan meestal uit knip-en-plakwerk van beesten of insecten (haren, schubben, facetogen, snuit, staart, hoeven). Sinds de middeleeuwse monnik manuscripten verluchtigde met fabeldieren is er eigenlijk weinig veranderd. We noemen het nu “wetenschappelijke fictie”, een mix tussen wetenschap en fantasie.

Sinds de middeleeuwse monnik manuscripten verluchtigde met fabeldieren is er eigenlijk weinig veranderd. We noemen het nu “wetenschappelijke fictie”, een mix tussen wetenschap en fantasie.

ravian In het woedende water (1969) moet de tijd/ruimte-agent Ravian in het jaar 1986 (een omkering van 1968, zoals 1984 een omkering is van 1948) op zoek gaan naar Xombul. Deze is in de tijd-ruimte ontsnapt en in Galaxity is men bang dat hij het tijd/ruimte-evenwicht zal verstoren. Daarom wordt Ravian eropuit gestuurd om hem terug te halen. Hij belandt in het New York van 1986 dat gedeeltelijk in puin ligt en overstroomd is ten gevolge van een tsunami.

Het keizerrijk der 1000 planeten (1970) speelt zich af op de planeet Syrte. Ooit was dit het centrum van een machtig rijk, maar Syrte is in verval geraakt sinds een religieuze elite, de zieners genaamd, de dienst uitmaakt. Deze zieners zetelen in de citadel van Syrte waar Ravian en Laureline weten door te dringen. Ze sluiten zich aan bij een groepje rebellen rond de koopman Elmir en besluiten het gezag van de zieners definitief omver te werpen. Viva la revolución!

ravianIn Land zonder sterren (1971) komen Ravian en Laureline in het zonnestelsel Ukbar. Daar bedreigt een geheimzinnige planeet vier andere planeten. Ravian en Laureline gaan op verkenningsvlucht en ontdekken dat deze dode planeet aan de binnenkant hol is en leeft. Het is een in zichzelf gekeerde planeet zonder sterren.

In Het verloren volk (1972) keren de oorspronkelijke bewoners van de planeet Alflolol na duizenden jaren weer terug. Inmiddels is deze planeet gekoloniseerd door de aarde en draagt ze de naam Technorog. De planeet is rijk aan delfstoffen en daarom een wingewest van de aarde. Ravian en Laureline nemen het op voor de oorspronkelijke bewoners en komen daardoor in conflict met de gouverneur van Technorog die de natives liever kwijt dan rijk is.

ravian In De vogels van de meester (1974) lijden Ravian en Laureline schipbreuk op een planeet waar ze een enorm ruimteschepenkerkhof aantreffen. Daar ontmoeten ze een gemengd volk, afkomstig van verschillende planeten, dat onderdrukt door ‘de Meester’. Hij oefent macht uit via een grote zwerm vampierachtige vogels die met hun giftige beet hun slachtoffers krankzinnig kunnen maken. Opnieuw een scenario waarin Christin klassenstrijd en revolutie op de voorgrond plaatst. Uiteraard sluiten Ravian en Laureline zich weer aan bij de rebellen.

De schwung van Franquin [ 2 ]

herlezen: Bravo Brothers (1965) van Franquin

Hommeles in RommelgemIn 1969 verscheen het laatste avontuur van Robbedoes en Kwabbernoot dat door André Franquin getekend was. Door de enorme werkdruk had hij de reeks overgedragen aan Fournier, zodat hij zich volop op Guust Flater kon concentreren. Hommeles in Rommelgem is een verhaal van 37 platen en vult de grootste helft van het gelijknamige album dat wordt aangevuld met de 22 platen van Bravo Brothers. Eigenlijk is dit geen verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot maar een langgerekte gag van Guust. Franquin tekende het in 1965 en het verscheen voor het eerst in Spirou/Robbedoes 1435 tot en met 1455.

Pas in 2012 publiceerde Uitgeverij Dupuis Bravo Brothers als een zelfstandig album waarbij de 22 platen werden aangevuld met een bibliografie van Franquin en enkele illustraties.

bravo brothers
Bravo Brothers verscheen voor het eerst in Spirou 1435 in 1965 (links). De omslag werd in 2012 gebruikt voor een zelfstandig album (rechts).

Franquin tekende Bravo Brothers rond zijn veertigste op het toppunt van zijn kunnen in zijn swingende stijl. In de jaren zeventig zou zijn stijl “hariger” worden door de vele dunne lijntjes die met een pen getekend zijn. Maar in het midden van de jaren zestig werkte hij nog met een penseel wat zijn stijl een solide uitstraling geeft. Hij tekende Bravo Brothers twee jaar na QRN op Bretzelburg en in de tussentijd lag zijn productie voor Robbedoes en Kwabbernoot helemaal stil.

Wat mij betreft behoren beide verhalen tot de top van wat Franquin gepresteerd heeft. Hergé vond zichzelf een erbarmelijk tekenaar vergeleken bij Franquin. Begrijpelijk als je Bravo Brothers leest. Maar Hergé is wereldberoemd geworden bij het grote publiek. Dat Franquin in zijn schaduw staat, is meer een kwestie van image (Tin Tin is kunst) en marketing. In artistiek opzicht rijst de ster van Franquin boven die van Hergé uit.

bravo brothers
Guust en de drie Bravo Brothers
Guust Flater doet Kwabbernoot drie chimpansees, de Brothers, cadeau voor diens verjaardag. De apen komen uit een circus en zetten al snel de hele redactie van het weekblad Robbedoes op stelten. Ze gebruiken vuurwapens, gooien met messen en schieten met pijl-en-boog. Meneer Demesmaeker vindt de apen wel grappig en is voor een keer zeer bereid om contracten met Kwabbernoot te tekenen. Hij krijgt echter de slappe lach en meent dat de redactie hem wil doen doodlachen.
 
Bron: nl.wikipedia.org

de Schwung van Franquin [ 1 ]

herlezen: QRN op Bretzelburg (1961-1963) van Franquin en Greg

QRN op BretzelburgIn december 1977 las ik voor het eerst QRN op Bretzelburg van Robbedoes en Kwabbernoot (Spirou et Fantasio). Ik was daar toen zo van onder de indruk dat ik mij in 1978 abonneerde op het stripblad Robbedoes in de verwachting meer van Franquin te kunnen lezen. Maar ik wist niet dat hij alweer tien jaar eerder Robbedoes en Kwabbernoot (exclusief de Marsupilami op wie hij het auteursrecht behield) had overdragen aan Fournier. Bovendien was het legendarische stripblad Robbedoes in 1978 nog slechts een schaduw van wat het ooit geweest was, zodat ik na twee jaar mijn abonnement alweer heb opgezegd.

Toen ik QRN op Bretzelburg voor het eerst las, was het alweer zo’n 15 jaar oud. André Franquin (1924-1997) tekende het tussen 1961 en 1963 met een lange onderbreking in 1962 wegens een depressie. Maar daar is niets van van te merken, integendeel, dit album is een van de hoogtepunten van de École de Marcinelle geworden. Het zit vol geslaagde grappen, heeft een prima plot en een nostalgische sfeer (Kleinstaaterei). En het is natuurlijk fantastisch, swingend getekend.

spirou 1961
De eerste aflevering van QRM sur Bretzelburg verscheen in Spirou #1205 (links) in 1961. Daarnaast Spirou #1206 en #1210.

Scenarist Greg heeft zich waarschijnlijk gebaseerd op The Mouse That Roared (1955) van Leonard Wibberley, vooral bekend geworden door de verfilming uit 1959 met Peter Sellers. Dit verhaal speelt zich af in het fictieve hertogdom van Grand Fenwick, ergens in de Alpen. Overigens had Herge in 1938 in de De scepter van Ottokar hetzelfde gegeven ook al eens gebruikt. Hij bedacht de twee rivaliserende dwergstaatjes Syldavië en Bordurië die hij ergens op de Balkan plaatste. Ook dit verhaal was mogelijk door een film geïnspireerd. The Lady Vanishes (1938) van Alfred Hitchcock speelt zich namelijk af in Bandrika, een fictief dwergstaatje in Centraal-Europa.

QRN sur Bretzelburg [ web.archive.org ]