Categorie archief: Frankrijk

Het laatste oordeel

overpeinzingen bij een bezoek aan Conques

Vandaag hebben we ons eindpunt van de etappe Le Puy en Velay naar Conques bereikt. We zijn aangekomen in een groene kloof ver van de bewoonde wereld en schijnbaar in een andere tijd. Na de auto geparkeerd en de rug toegedraaid te hebben, waan je je in het verleden.

De Romaanse kerk van Conques staat hier al bijna duizend jaar. Ooit een belangrijke bedevaartsplek voor de pelgrims, nu een van de hoogtepunten van de wandel- en pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Voor het beroemde timpaan boven het westportaal laten wandelaars zich trots fotograferen of maken er een vreugdedansje terwijl ze door een van hun metgezellen gefilmd worden.

Zou de pelgrim in de middeleeuwen die na een gevaarlijke voetreis veilig op deze plek arriveerde ook een vreugdedansje hebben gemaakt? Waarschijnlijk zou deze deemoedig met rillingen over de rug onder het timpaan door de kerk zijn binnengetreden. Op dat timpaan staat het Laatste Oordeel afgebeeld. Daarna zou hij in de kerk op zijn knieën zijn gegaan, de heilige Fides en God dankend voor het bereiken van deze veilige haven.

conques
Het Laatste Oordeel boven het westportaal van de Romaanse kerk in Conques, eind elfde eeuw

In de reisgids lees ik dat Hugenoten hier ooit de boel kort en klein geslagen hebben. Ze lieten zich niet meer knechten door de katholieke kerk. In feite waren zij de voorlopers van de moderne mens die zelf beslist of hij religieus wil zijn of niet. En als hij al voor God kiest, dan in ieder geval voor een directe en persoonlijke relatie, zonder een machtsinstituut daartussen. De Hugenoten kozen als protestanten voor dat laatste: direct contact met God via Zijn Zoon. Daar hadden ze geen priesters en beelden meer voor nodig.

Na de kaalslag onder de Hugenoten bleef Conques wezenloos achter. Toch bleef het timpaan met het Laatste Oordeel gespaard voor de beeldenstormers. Hadden ze toch nog enige respect voor het Jongste Gericht of waren de ladders niet hoog genoeg? In ieder geval zagen de Hugenoten de katholieke Kerk als een institutie die het Laatste Oordeel gebruikte om het volk bang te maken en zo macht uit te oefenen. Als je niet luisterde, moest je maar voelen. En hoe het voelde werd door de naamloze beeldhouwers van dit timpaan tot in details uitgebeeld. De hel bleek grote gelijkenis te hebben met de kerkers waarin je gesmeten werd als je voor een misdaad terecht (of onterecht) veroordeeld werd. Uiteraard ontbraken de martelinstrumenten niet.

Na de Verlichting zijn we in ons collectieve bewustzijn de Middeleeuwse voorstelling van het Laatste Oordeel en het hiernamaals (hemel of hel) gaan beschouwen als hét manipulatiemiddel van de heersende klasse (de eerste en tweede stand, respectievelijk geestelijkheid en aristocratie) om het volk schrik aan te jagen en onder de duim te houden. De geestelijke werkelijkheid van het Laatste Oordeel spoelde weg als een zandkasteel in de branding. Voor de geseculariseerde mens is een van de weinige goede dingen die het christendom voor ons bewaard heeft, een oneliner als “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”. Vrijwel niemand zal tegenspreken dat dit een juiste levenshouding is.

Nadat met de inzichten uit de Verlichting het folteren en de doodstraf verboden werd, werd tenslotte ook de hel afgeschaft. De geseculariseerde mens is er van overtuigd dat de hel een verzinsel van de kerk was om het volk schrik aan te jagen. De angst voor de hel leeft hoogstens nog voort in de angst voor sociale uitsluiting. Die angst lijkt des te reëler is omdat ze betrekking heeft op het leven vóór de dood.

Meestal vergeten we dat de potentiële angst onder het volk in onze postmoderne tijd nog altijd met hetzelfde doel gemanipuleerd wordt als in de Middeleeuwen. Het volk schrik aanjagen, blijkt nog altijd een zeer belangrijk manipulatiemiddel. Alleen ligt de focus nu niet meer op het leven na de dood, maar op het leven vóór de dood. Het Grote Verhaal van het christendom is verdwenen, wat overgebleven is, is de angst om er niet bij te horen, om uitgesloten te worden tijdens dít leven.

Terug naar het timpaan van het Laatste Oordeel in Conques. In het midden Chrisus als onze Rechter. Ook al is Hij volgens de christelijke traditie mens geworden, Hij is niet onze gelijke. Daarom zit Hij op een troon. Net als de heersers uit het verleden. De moderne geseculariseerde mens heeft, als erfgenaam van de protestanten, moeite met autoriteit, dus ook met de troon. Die afkeer van autoriteit leidde in de achttiende eeuw tot het strenge gelijkheidsdenken van de Jakobijnen. En dat heeft ons collectieve bewustzijn sinds de Franse Revolutie zo sterk gevormd, dat we tegen het beeld van de Rechter in Conques bijna automatisch in verzet komen.

conques
Christus als Rechter in het midden. Aan zijn rechterhand de gelukzaligen, aan zijn linkerhand de verdoemden.

Geen mens staat boven de ander, álle mensen zijn immers gelijk. Het gelijkheidsdenken heeft ons afkerig gemaakt voor hiërarchie. Alles wat boven het maaiveld uitsteekt, wordt met de zeis van het gelijkheidsdenken een kopje kleiner gemaakt. Het is een strenge en genadeloze manier van denken. Maar in de natuur, die we sinds de Romantiek graag hoogachten, bestaat er helemaal geen gelijkheid. Alles in de natuur is onderworpen aan hiërarchie.

Na de Franse Revolutie moest en zou alles gelijk zijn, zeker tijdens het schrikbewind. De aristocraat Philippe van Orleans die zo graag l’ami du peuple wilde zijn en zich Philippe Egalité noemde, bleek voor de Jakobijnen niet gelijk genoeg en belandde noodlottig onder het nationale scheermes.

Het timpaan van Conques kent geen modern gelijkheidsdenken. Weliswaar zijn voor de Rechter alle mensen gelijk. Daarom vallen ze, niemand uitgezonderd, onder Zijn oordeel. Christus, de mensgeworden God, oordeelt dus na onze lichamelijke dood waar onze ziel heen gaat. We kunnen daarbij slechts twee kanten op: naar boven of naar beneden. Of op de horizontale as: naar links of naar rechts.

Degenen aan de rechterhand van Christus gaan naar de hemel. Degenen aan Zijn linkerhand naar de hel. De horizontale as (links en rechts) leeft tot op de dag van vandaag voort in de politieke verhoudingen. Het boven en beneden, de verticale as heeft in het maatschappelijke leven nauwelijks nog betekenis. Geloven in een geestelijk boven (hemel) en beneden (hel) doe je maar in de privésfeer.

De angst voor het Laatste Oordeel bestaat nauwelijks nog. Maar de angst voor het maatschappelijke oordeel lijkt in deze gepolariseerde tijd steeds groter te worden. Het oordelen in termen van “goed” en “fout” is beslist niet verdwenen! De christelijke moraal heeft alleen plaats gemaakt voor een seculiere moraal. De zonden zijn vervangen door maatschappelijke doodzonden zoals discriminatie en racisme. Maak je je daaraan schuldig, dan verdien je maatschappelijke uitsluiting en dat betekent het verliezen van je reputatie, je vrienden, je netwerk of je baan.

Een cordon sanitaire om de PVV is volgens de gevestigde orde rechtvaardig, omdat de PVV zou zich schuldig maken aan de maatschappelijke doodzonde: racisme. Degenen die dit oordeel vellen, volgen de moraal van de heersende klasse. Deze ziet zichzelf als goed en rechtvaardig. Racisten verdienen de hel van de uitsluiting. Het zijn de bokken, die in de Middeleeuwen aan de linkerhand van Christus stonden opgesteld. De hel hebben we bijna unaniem afgeschaft, maar de maatschappelijke uitsluiting blijft springlevend.

Op het Franse platteland hangen de meeste plaatsnaamborden omgekeerd als uiting van de brede maatschappelijke onvrede die nu al een paar jaar duurt. Zondag 30 juni werd het Rassemblement National met ruim 33% van alle stemmen de grootste partij van Frankrijk. Volgens de linkse oppositie kiest het volk voor extreemrechts. En dus fout. De partij van Marine Le Pen zou zich volgens hen schuldig maken aan racisme en eigenlijk uitsluiting verdienen.

Maar het volk heeft gekozen. Alsof de Hugenoten opnieuw in verzet komen tegen de heersende klasse, tegen de kerk van de globalisten die de banvloek uitspreekt over iedereen die zich volgens hen schuldig maakt aan racisme. De hel is niet meer nodig als dreigmiddel, een enkele reis naar de verkeerde, extreemrechtse hoek van de samenleving is tegenwoordig genoeg. Zolang je bang bent om daar te belanden, werkt het. Maar eenderde van het Franse volk is inmiddels niet meer bang voor de banvloek van de globalisten.

Timothée, onze jonge campingbeheerder komt uit Toulouse. Een wandelaar op zoek naar zingeving die door een blessure op deze idyllische plek strandde. Als we het over de verkiezingen en polarisatie van zijn land hebben, bekent hij dat hij niet links en niet rechts wil zijn en dat hij de polarisatie in zijn land en Europa bezorgd aanziet. Hij is duidelijk voor lokaal en niet voor globaal. Zeker, het is handig dat er WiFi op zijn camping is en dat we hier verbonden zijn met de hele wereld. en toch: local first.

Dat laatste klinkt als een leus van nationalisten, maar dat is het niet. Voor Marine LePen is Europa niet de Europese Unie. De Europese Unie is volgens haar een ideologie zonder land, zonder volk, zonder wortels, zonder ziel en zonder beschaving. Dat is vloeken in de globalistische kerk die ons wil omvormen tot “Europeanen”.

Voordat Frankrijk in 1792 de meest gecentraliseerde staat van Europa werd, spraken miljoenen Fransen geen Frans. Hier in het noorden van het departement Ayveron sprak men Occitaans. De nieuwe administratieve indeling in departementen moest na 1792 de regionale identiteiten van Frankrijk vernietigen. De Auvergnat was voortaan een burger van de Franse Republiek woonachtig in bijvoorbeeld het departement Cantal.

In navolging van de revolutionairen in Parijs willen nu de globalisten in Brussel de nationale identiteiten in Europa vernietigen. We moeten allemaal Europeanen worden. Veel Fransen komen hiertegen in verzet. Ze blijven vasthouden aan het lokale en aan tradities, net als Timothée, onze campingbeheerder.

In de Middeleeuwen bestond de natiestaat nog niet. De identiteit van onze voorouders was vooral religieus bepaald. Toen paus Urbanus II in 1095 in Clermont Ferrand opriep tot de Eerste Kruistocht kwamen de kruisridders overal uit Europa. Er waren geen Fransen of Duitsers, er was één christenheid. Novalis schreef er in 1799 een beroemd geworden essay over: Die Christenheit oder Europa. Voordat de industriële revolutie nog op gang moest komen, verlangde hij terug naar een christelijk Middeleeuws Europa. Maar de moderniteit had de weg terug voorgoed afgesneden.

De terugkeer naar een christelijk Europa werd zo een droom van zweverige romantici en van tsaar Alexander I die met zijn Heilige Alliantie Europa weer wilde verenigen onder het christelijke geloof met Christus als hoofd. De pragmatische Angelsaksen lachten hem achter zijn rug uit.

We leven nu in een postchristelijk Europa dat bang lijkt te zijn voor zijn christelijke erfenis. Paus Benedictus XVI sprak over “de zelfhaat van het Avondland”. We staan vaak opener voor niet-westerse culturen dan voor onze eigen tradities. Dikwijls omdat we geleerd hebben om met argwaan naar trots op onze eigen, westerse cultuur te kijken en onszelf ervan te verdenken dat we in dat geval nationalistisch of, in het allerergste geval, racistisch zijn. We willen, net als de Middeleeuwse mens, graag in de goede hoek terecht komen, bang voor het maatschappelijke oordeel.

conques
De angst om in de verkeerde hoek van de samenleving terecht te komen, is er nog altijd. Alleen is het hier niet God die oordeelt, maar de anderen.

In Conques blijft het timpaan intussen als een groot uitroepteken uit het verleden aanwezig in een postchristelijke wereld. Het Laatste Oordeel is voor de postchristelijke mens niet meer iets dat ons te wachten staat, maar een verzinsel dat zijn tijd gehad heeft. We menen nu onder een ander oordeel te leven, het oordeel van de kiezer. Wat gaat de Franse kiezer op 7 juli 2024 doen? Gaat Frankrijk naar rechts of naar links? Macron heeft al gewaarschuwd voor een etnische burgeroorlog als het Rassemblement National wint. Want dreigen met de hel werkt niet meer.

namen noemen

Gelezen: woeste wellustelingen – de Franse ideologie onder Napoleon III
van Jeannick Vangansbeke

Napoleon IIIWie eerder een boek van Jeannick Vangansbeke gelezen heeft, weet dat je bij deze auteur geen academische vraagstelling (zoals in een historische studie gebruikelijk is) hoeft te verwachten. En een evenmin een helder gestructureerd verhaal. Vangansbeke presenteert historische feiten als antiquiteiten op een vrijmarkt. Bij elk voorwerp vertelt hij enthousiast (vaak met uitroeptekens!) en lijkt zich weinig te bekommeren om de rode draad van zijn verhaal. Hij slaat voortdurend zijwegen in. Van Napoleon III via Karel de Dikke, naar Le Pen. Zijn boek van slechts 140 bladzijden is in vier delen opgesplitst: I. de macht (Napoleon III), II. de literator en de musicus (Berlioz en Mérimée), III. de katholieken (Lacordaire en Montalembert) en IV. conservatief versus progressief (Morny, Hugo en de gebroeders Goncourt).

De ondertitel van woeste wellustelingen luidt: de Franse ideologie onder Napoleon III. Je zou dus mogen verwachten dat de auteur inzicht geeft in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk aan de hand van een aantal personen die hij “woeste wellustelingen” noemt. In de inhoudsopgave komen we de volgende namen tegen: Napoleon III (1808-1873), Hector Berlioz (1803-1869), Prosper Mérimée (1803-1870), Jean Théodore Lacordaire (1801-1870), Charles de Montalembert (1810-1870), Charles de Morny (1811-1865), Victor Hugo (1802-1885), Jules de Goncourt (1830-1870) en Edmond Louis Antoine Huot de Goncourt (1823-1896)

De opzet is dus ambitieus: de ideologie van het Franse Tweede Keizerrijk verhelderen aan de hand van negen portretten van historische personen. En dat binnen 140 bladzijden. Het is een wagen volgeladen. Maar voor Jeannick Vangansbeke blijkbaar niet vol genoeg want vanaf de eerste bladzijde heeft de lezer te maken met de favoriete bezigheid van de auteur: name dropping. Bovenop deze negen personen stapelt hij nog tientallen andere namen, zonder zich te bekommeren om de draagkracht van de lezer. De namen krijgen vaak geen introductie (who is who?). De auteur veronderstelt blijkbaar dat de lezer zijn referentiekader volledig deelt?

In de inleiding waarin Vangansbeke zijn negen woeste wellustelingen presenteert, noemt hij in zes bladzijden alleen al achttien namen: Vergilius, Gortchakov, Eugénie de Montijo, Hortense de Beauharnais, Offenbach, Bernard Gui, Willem van Nangis, Karel de Dikke, Clovis, Von Neipperg, Marie-Luise van Parma, Leopold III, Louis Napoleon, Henri IV, Jeanne d’Arc, Chateaubriand, Lamartine, Mitterand. En zo gaat het in het hele boekje door. Met een gemiddelde van drie unieke namen per bladzijde, kom je dus op ruim 400 namen.

Vreemd genoeg ontbreekt een personenregister. Wel is er een onbegrijpelijke selectie van 18 namen achterin het boekje opgenomen. Van Julius Caesar tot Rik van Cauweleart. Het is volstrekt niet duidelijk waarom deze juist deze 18 namen worden uitgelicht uit de naar schatting 400 namen die in het boekje rond dwarrelen. Wel prettig is dat er achterin een chronologie (lijst van hoogtepunten) uit het Tweede Franse Keizerrijk is opgenomen, te beginnen met 1802, het geboortejaar van Victor Hugo en Prosper Mérimée. Voor de bronnenvreter die Vangansbeke is, is een bibliografie van acht pagina’s (circa 200 titels voor 140 pagina’s tekst) weer niet verwonderlijk.

Winterhalter
Franz Xaver Winterhalter 1855
Keizerin Eugenie en haar hofdames

Heeft de lezer na 140 bladzijden inzicht gekregen in de ideologie van het Tweede Franse Keizerrijk? Voor mij wordt dit onderwerp volkomen ondergesneeuwd door de aanhoudende name dropping. Ik begrijp het plezier van de auteur om telkens naar zijn bronnen te verwijzen, maar hij slaat zoveel zijwegen in, noemt zoveel namen, dat de lezer niet alleen binnen een paar bladzijden buiten adem is maar ook de weg kwijt. De Franse ideologie onder Napoleon III is een boeiend onderwerp en verdient een heldere presentatie. De boulevards van Georges-Eugène baron Haussmann of de glamourportretten van Franz Xaver Winterhalter in neo-rococo stijl vertellen mij meer over de ideologie van Napoleon III dan de overijverige data mining van Vangansbeke

Erinnerungslandschaft [ 3 ]

vandaag is het precies 150 jaar geleden
dat in de spiegelzaal van Versailles het Duitse Keizerrijk werd uitgeroepen

In het Duitse Keizerrijk (18 januari 1871 – 9 november 1918) werd de overwinning op Frankrijk in de oorlog van 1870-1871 uitbundig gevierd. Tussen 1871 en 1898 verschenen er in Duitsland alleen al 7000 historische werken over de Frans-Duitse oorlog en ontwikkelde zich een heus “Erinnerungslandschaft” van nationale monumenten. Maar na 1945 wordt er nauwelijks nog teruggekeken op de Frans-Duitse Oorlog en geldt deze oorlog als een “vergeten conflict’. Hoe komt dat? En wat is er nog over van dat Erinnerungslandschaft bij onze oosterburen? Een drieluik over de Frans-Duitse Oorlog.

Met de proclamatie van het Duitse Keizerrijk op 18 januari 1871 was ook het proces van Duitse eenwording voltooid. Dat begon al in 1815 nadat Napoleon definitief verslagen werd en de Duitse Bond werd opgericht. Maar door de vijf grote mogendheden Engeland, Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Frankrijk die na 1815 samen het Concert van Europa vormden, werden liberale bewegingen onderdrukt. Het is tegenwoordig nauwelijks voor te stellen, maar liberalisme stond tijdens de Restauratie (1815-1848) gelijk aan nationalisme. Het nationalisme leefde vooral in Duitsland en Italië waar ondanks de culturele en taalkundige eenheid een enorme versnippering bestond van koninkrijken, hertogdommen en kleine staten. Pas in 1848 zou het nationalisme de wind in de rug krijgen. Italië werd voorlopig verenigd in 1861 en het proces van Duitse eenwording begon pas goed in 1862 nadat Bismarck de eerste minister van Pruisen was geworden.

Eenwording heeft in eerste instantie een positieve betekenis, omdat het synoniem lijkt met verbroedering. De Ode an die Freude van Beethoven met de zin Alle Menschen werden Brüder werd niet voor niets verheven tot de Europese hymne. Toch heeft eenwording ook zijn schaduwkanten, in het bijzonder voor degenen die hun zelfstandigheid niet willen verliezen en zich verzetten tegen centralisatie. Zoals er nu verzet is tegen “meer Europa”, was er in de jaren zestig van de negentiende eeuw toen het proces van Duitse eenwording eenmaal op gang gekomen was, verzet tegen “meer Pruisen”.

Zoals er nu verzet is tegen “meer Europa”, was er in de jaren zestig van de negentiende eeuw toen het proces van Duitse eenwording eenmaal op gang gekomen was, verzet tegen “meer Pruisen”.

Vooral in het Koninkrijk Beieren voelde men in de jaren vóór de proclamatie van het Duitse Keizerrijk de bui al hangen. Koning Ludwig II zocht zelfs toenadering tot Napoleon III. Hij was niet vergeten dat de oom van de Franse Keizer, Napoleon in 1806 Beieren tot een koninkrijk had gemaakt. Maar Pruisen bleek te sterk. Dat bleek in 1866 toen in de Slag bij Königgrätz de Oostenrijkers door de Pruisen verslagen werden. Er kwam een einde aan de Duitse Bond die op het Congres van Wenen was opgericht en aan het dualisme tussen Berlijn en Wenen. Een jaar later werd de Noord-Duitse bond opgericht, de opmaat naar het Keizerrijk. Zes staten in het Zuiden van Duitsland, waaronder Beieren, Baden en Württemberg bleven uitdrukkelijk buiten de Noord-Duitse bond. Maar hun onafhankelijkheid was nu nog een kwestie van tijd. Vier jaar om precies te zijn.

Porta Westfalica
bombastisch nationalisme: het monument van keizer Wilhelm I bij Porta Westfalica (1892-1896)

In augustus 1870 lukte het Bismarck om een oorlog uit te lokken met Frankrijk. De Fransen verklaarden Pruisen de oorlog en de legers van Koning Wilhelm I trokken op naar Parijs. Op 1 en 2 september 1870 werd het Franse leger bij Sedan vernietigend verslagen. Keizer Napoleon III werd zelfs gevangen genomen. De Pruisen trokken onder het opperbevel van koning Wilhelm I, zijn zoon Friedrich Wilhelm en maarschalk Von Moltke op naar Parijs. Op 15 september begon de omsingeling van de Franse hoofdstad en vanaf 19 september was er sprake van een beleg.

Bismarck was een kille pragmaticus die niet niet alleen met bloed en ijzer de Duitse eenwording wilde smeden maar ook met ijzer en bloed de Fransen op hun knieën wilde krijgen. Hij wilde de Parijzenaars vermurwen met een langdurige artillerievuur maar veldmaarschalk Von Blumenthal die het bevel voerde over het beleg van Parijs, was daar op tegen. Een bombardement van de stad ging tegen het oorlogsrecht in. Bovendien en zou Bismarck daarmee de andere Europese mogendheden tegen Pruisen in het harnas jagen.

Omdat Pruisen niet de agressor was geweest van de Frans-Duitse Oorlog (maar deze wel opzettelijk had uitgelokt!) kon het met een conventioneel beleg van Parijs de Tweede Franse Republiek de vrede afdwingen. In de praktijk betekende dit een uithongering van de Parijse bevolking. Van 19 september 1870 tot 28 januari 1871 zouden er 47.000 Parijzenaars onder het beleg bezwijken. 24.000 duizend Franse soldaten werden gedood of verwond en 146.000 werden er krijgsgevangen genomen. Aan Pruisische zijde vielen slechts tweeduizend slachtoffers.

Tijdens het beleg waren er verschillende uitbraakpogingen maar niet één daarvan was succesvol. De laatste uitbraak was een dag na de proclamatie van het Duitse Keizerrijk in Versailles, op 19 januari 1871 bij Buzenval ten Westen van Parijs. De Pruisische kroonprins Friedrich Wilhelm wist de aanval met gemak af te slaan. Het was het begin van het einde. De Gouverneur van Parijs Louis Jules Trochu trad af en op 25 januari 1871 wilde Bismarck de stad alsnog laten bombarderen met zwaar geschut van Krupp . Drie dagen later gaf Parijs zich eindelijk over.

De vernedering van Frankrijk door Pruisen zou de verstandhouding tussen Frankrijk en Duitsland de komende 70 jaar gaan bepalen. In het laatste kwart van de negentiende eeuw verrezen overal in het Duitse Keizerrijk monumenten die de nationale trots van het Duitse volk moesten versterken én de Fransen moesten inpeperen dat zij nu degenen waren die onderop lagen. Het Duitse Keizerrijk eiste de hegemonie op, want de machtsverhoudingen op het Europese vasteland hadden zich nu omgekeerd.

We moeten niet vergeten dat Frankrijk tot de vernedering bij Sedan twee eeuwen het machtigste land op het continent was geweest en dat het vele oorlogen had uitgevochten op Duits grondgebied, niet alleen onder Napoleon, maar ook al tijdens de Dertigjarige Oorlog en de Negenjarige Oorlog. De Duitsers hadden toen zwaar onder de Franse militaire expedities geleden. En nu was dat eens zo machtige Frankrijk eens goed op zijn plaats gezet, nota bene in Versailles

De diplomatieke verhoudingen tussen Frankrijk en het Duitse Keizerrijk bevroren aanvankelijk. Het Franse ressentiment zat diep, maar Frankrijk kon niets doen. Pas in 1919 was er gelegenheid om revanche te nemen. Frankrijk liet de onderhandelingen op 18 januari 1919 beginnen en vernederde op hun beurt weer de Duitsers. Met de rampzalige gevolgen van deze vernedering zijn we bekend.

Na 1945 moesten Frankrijk en Duitsland, ook onder internationale druk, de noodzaak inzien van duurzame vrede door te streven naar economische samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland. In 1951 werd de EGKS opgericht, de voorloper van de Europese Unie. Nationalisme werd vervangen door internationale samenwerking. De bombastische monumenten van nationale trots die tijdens het Duitse Keizerrijk waren opgericht, zouden na 1945 een belachelijke indruk maken. Spierballen-nationalisme dat per definitie provocerend was en ondermijnend voor de Frans-Duitse betrekkingen.

Het verenigde Europa kan het nationalisme missen als kiespijn. Toch heeft ook het verenigde Europa een eigen herdenkingscultuur gekregen, waarbij de nadruk steeds valt op “wat ons bindt en niet wat ons scheidt.” Bij Berus in het Saarland, werd in 1970 het Europäer Monument ingewijd.

Europäer Monument
Het Europäer Monument in het Saarland. Waar ooit de nationalistische monumenten van het Duitse keizerrijk verdeeldheid zaaiden, is er nu het bewustzijn gegroeid dat Duitsers en Fransen het samen zullen moeten doen.

Het verschil tussen dit monument en de monumenten van het Duitse Keizerrijk kan moeilijk groter zijn. In plaats van persoonsverheerlijking is er abstractie. In plaats van nationale trots internationale samenwerking. Of het een mooi monument is, is minder belangrijk als de oprechte intentie: dit monument wil de verbondenheid tussen Duitsland en Frankrijk tonen, zonder de oude wonden te verbergen. De twee landen worden zowel samen doorboord door dit leed als er samen door verbonden.