Het post-impressionisme is een etiket dat geplakt wordt op verschillende schilders na 1885. De impressionisten zijn dan salonfähig geworden maar er zijn ook schilders die weer verder gaan dan het impressionisme: de post-impressionisten. Vincent van Gogh en Paul Gauguin zijn er de bekendste vertegenwoordigers van. Samen met de Noorse schilder Edvard Munch staan ze aan het begin van het expressionisme. De intense kleuren van het impressionisme worden nu ingezet om het innerlijk van de kunstenaar uit te drukken.
Na het impressionisme zal de moderne schilderkunst zich snel ontwikkelen en rond 1900 in een stroomversnelling van stijlen en stromingen komen: luminisme, fauvisme, kubisme, expressionisme, orphisme, futurisme en rayonisme. Het gaat daarbij telkens om licht, kleur en uitdrukkingskracht. Fauvisten en expressionisten willen het oog maximaal prikkelen en gebruiken opzettelijk schreeuwende kleuren. Het lijkt alsof men na 1900 wil men afrekenen met al het bruin en grijs uit het verleden. De nieuwe eeuw gaat vol op het orgel. De verf komt vaak rechtstreeks uit de tube op het doek en wordt onvermengd tegen elkaar gezet.
Ruim honderd jaar later is het moeilijk voor te stellen welke schok onze overgrootouders aan het begin van de twintigste eeuw te verwerken kregen. Men leefde al in de moderne tijd, maar de gedrukte media waren nog volledig in zwart-wit. Kleurenafbeeldingen in tijdschriften en boeken waren nog tamelijk zeldzaam. Ook al werden kleuren al op grote schaal industrieel vervaardigd, het straatbeeld was nog niet zo kleurrijk als tegenwoordig, ook niet toen de eerste auto’s verschenen. Toen in 1908 in de Verenigde Staten de eerste T-Ford van de lopende band rolde, merkte Henry Ford op dat deze in alle kleuren verkrijgbaar was, zolang het maar zwart was. Maar met de kakelbonte schilderijen van de fauvisten werd men wél in één keer in de twintigste eeuw gesmeten.
Het fauvisme heeft in de 21e eeuw zijn oorspronkelijke bekoring of shockeffect verloren. De (post)moderne mens is overprikkeld (en dus afgestompt) en heeft eerder behoefte aan rust dan aan nóg meer sensatie op zijn netvlies. Daar komt bij dat intense kleuren gekaapt zijn door de marketing. De schreeuwende kleuren van het fauvisme en expressionisme zijn in de massabeeldcultuur schreeuwende kooplieden geworden.
Vóór de Eerste Wereldoorlog verschenen er al affiches in kleur. Die van Henri de Toulouse-Lautrec kent iedereen. Marketeers wilden hetzelfde intense kleurgebruik als de fauvisten om aandacht te trekken voor hun affiches. Ontwerpers gebruikten graag grote effen kleurvlakken. Overgangen werden herleid tot enkele heldere kleuren. Het effect dat een verloop terugbrengt naar een beperkt aantal kleuren, heet in Photoshop niet voor niets posterize. Vooral bekend van de Obama-Yes-we-Can affiche.
Deze advertentie met posterize effect is duidelijk geïnspireerd door de schilderijen van Paul Gauguin.
In een wereld waar de kleurendruk nog niet wijd verspreid was, stalen de affiches de show. Vooral in het reisaffiche konden schilders en grafische vormgevers zich uitleven met kleur. Het reisaffiche kun je (samen met de natuurfilm) zien als een erfgenaam van de landschapsschilderkunst van de negentiende eeuw. De natuur wordt “lekker” gemaakt, niet alleen om door te wandelen maar ook om met je Bugatti doorheen te scheuren.
Het landschap herleid tot consumptiegoed
Na de Tweede Oorlog raakt de vierkleurendruk ingeburgerd, eerst in de Verenigde Staten en vanaf de jaren zestig ook in Europa. Het reisaffiche maakt in de jaren zestig nog een laatste bloei door voordat het voorgoed door fotografie vervangen wordt. De mid century modern style uit de jaren veertig en vijftig heeft een voorkeur voor abstractie. Dat is mooi te zien in onderstaand ontwerp voor een Franse reisbrochure. Kubistische en fauvistische elementen worden samengesmolten in een kleurrijke en zonnige feel good style.
fauvisme en kubisme wordt hier gecombineerd tot een zonnige en kleurrijke feel good style