overpeinzingen [4]

achteraf genoteerde gedachten tijdens het schilderen

werkwijze: opbouw van een schilderij
Wanneer ik aan het schilderen ben, gaat het meestal om meerdere zaken tegelijk. Het gaat over het waarnemen van kleur, van licht en donker, van verhoudingen, van richtingen en dat allemaal in één globale blik. Bovendien ben ik mij ervan bewust dat ik in deze wereld en in deze tijd leef, dus dat ik in een schilderkunstige traditie sta. Maar tijdens het schilderen wil ik niet reflecteren maar schilderen. Toch is de reflectie op de achtergrond voortdurend aanwezig. In de beginfase waarin ik de basis van het schilderij opzet, concentreer ik mij op de grote vormen waarbij ik de juiste toon en de juiste verhouding probeer te vinden. Wanneer ik de ogen half dichtknijp, dwing ik mijzelf tot het waarnemen van de grote vormen. Het schilderij moet na deze fase overeenkomen met het onscherpe totaalbeeld van mijn onderwerp. Wanneer ik tevreden ben, ga ik iets scherper stellen, zonder nog teveel op de details te letten.

plein air
In het bos is het geen seconde hetzelfde, overal wemelt het van kleurvlekjes. Hoe schilder je iets dat voortdurend verandert?

werkwijze en zienswijze
Deze liggen in elkaars verlengde. Wanneer ik bijvoorbeeld met brede kwasten schilder, dan ga ik ook op een andere manier kijken omdat ik een minder gedetaileerd beeld kan schilderen. Ik ga met een bredere kwast dus ook ‘breder’ kijken. Omdat ik weinig controle heb over de details, moet ik ze met brede streken suggereren. Ik kan niet als een fijnschilder met een fijn penseel ‘articuleren.’

de juiste maat
Met een fijn penseel kan gemakkelijk een peuterig breiwerk ontstaan. Het is de kunst om een fijn penseel met mate te gebruiken voor de essentiële details, bij een portret bijvoorbeeld bij accentueringen in de ogen, mond en neus. Het is belangrijk dat deze fijnere streken integreren met de brede streken, zodat het schilderij een eenheid wordt.

alle overpeinzingen [2006] | oude overpeinzingen [1996]