Philokalia [13]

Philotheos van de Sinaï over boosheid

Het derde deel van de Philokalia begint met een tekst van Philotheos van de Sinaï over de waakzaamheid van het hart.

De ziel wordt door de geesten van de boosheid met muren en wallen omsloten en geboeid met de ketenen der duisternis. Het donker om haar heen belet haar te bidden zoals zij wil. Zij ligt in het verborgene geboeid, haar inwendige ogen kunnen niet zien. Wanneer zij nu een aanvang maakt met te bidden tot God en door het Jezusgebed nuchter te zijn, dan zal zij door het Jezusgebed van het donker verlost worden. Op een andere manier komt ze er niet vanaf.
 
Zo komt de ziel erachter dat er binnen in het hart een andere worsteling, een andere tegenstand en een andere oorlog bestaat, die van de geesten der boosheid in de gedachten, zoals trouwens de heilige Schriften getuigen. Zij zeggen immers: “Als een machtige geest u overweldigt, gun hem uw plaats niet.” De plaats van het verstand nu is zijn bevestiging in de deugd, dus de nuchterheid. Want men kan bevestigd zijn in de deugd, maar ook in de ondeugd. Er staat immers:”Gelukkig de man die niet naar de vergadering der goddelozen gaat en niet blijft staan op de weg er zondaars” (Psalm 1). En de Apostel zegt: “Houdt stand, uw lendenen omgord met waarheid.”(Ef. 6:14)
 
Bron: Monastieke Cahiers nr. 22, Bonheiden, vertaling: Christofoor Wagenaar

meer Philokalia