tussen Voltaire en Frederik de Grote van Pruisen
De afgelopen jaren lijken we een heuse Verlichtingsrevival te beleven. Als antwoord op religieus fundamentalisme wordt teruggegrepen naar het motto van de Verlichting: “Mens durf te denken!”, m.a.w. “Wees eens redelijk!”. Na 9/11 horen we regelmatig dat de islam door de (Europese!) Verlichting heengejaagd moet worden. En blijkbaar is voor andere religieuze groeperingen de Verlichting ook nog niet voltooid. Dat blijkt nu de drie kamerleden van de Partij van de Dieren plotseling als een obscuur groepje sectaristen (want: Zevende Dag Adventisten) wordt afgeschilderd en hun partijprogramma vermengd zou zijn met religieuze uitgangspunten. Het lijkt alsof er een soort seculiere inquisitie is ingesteld onder het banier van de Verlichting die elke religieuze overtuiging de ‘privésfeer’ in moet knuppelen. Ook dat is Verlichting.
Immanuel Kant heeft de Verlichtingsidealen nog zien ontaarden.
Want als we de geschiedenis er eens bijpakken, dan zien we dat de Verlichtingsidealen tijdens de omwentelingen in Frankrijk al snel leidden tot een schrikbewind, waarbij religie (toen uitsluitend het Christendom) werd afgeschaft. Dat gebeurde in 1793 toen Robbespiere een Eredienst voor het Opperwezen instelde, een nieuwe kalender begon en de Notre Dame in Parijs omdoopte in de Tempel van de Rede. Dat was allemaal al voorbereid door een aantal Verlichtingsfilosofen waaronder Voltaire ongetwijfeld de scherpste was. Wanneer er nu aan het begin van deze nieuwe eeuw beweerd wordt dat de islam een Voltaire nodig heeft, moeten we ons goed realiseren wie Voltaire was. Als vrolijke vernietiger van heilige huisjes doet hij het goed in het tijdperk van individualisme, maar honderd jaar geleden zag men dat heel anders. Gisteren las ik dit over hem in een katholiek leerboek geschiedenis uit 1907:
Natuurlijk wordt dit zo gezien vanachter katholieke brillenglazen van honderd jaar oud. Maar het is goed om de huidige visie daarmee te relativeren. Om Voltaire zélf eens goed te leren kennen, kun je bijvoorbeeld zijn brieven lezen die hij schreef naar Frederik van Pruisen. Sinds vorige maand kan dat ook in een Nederlandse vertaling. Het is ook een uitstekende manier om een groot deel van de achttiende eeuw van binnenuit te leren kennen. De correspondentie beslaat namelijk een periode van 42 jaar ! (1736-1778) Egodocumenten bieden vaak een heel natuurlijke ingang tot een historische periode. En dat beide heren een ego hadden, daar hoeven we niet aan te twijfelen.
De onderwerpen raken aan praktisch alles wat de mensen van die tijd bezighield, van filosofie, literatuur, natuurwetenschappen, medicijnen, rijkdom en armoede, economie en politiek en de grote vraagstukken van oorlog en vrede, tot alledaagse zaken zoals de vele ziekten van Voltaire, de jicht van Frederik, zijn wanhoop en verbetenheid tijdens de zevenjarige oorlog, of eenvoudigweg het porseleinen servies dat Voltaire van Frederik krijgt, en in het voorbijgaan maken we kennis met een groot aantal uiteenlopende persoonlijkheden en hun door de schrijvers al dan niet bewonderde theorieën. Kortom, een genot om te lezen en een bron van kennis ontrent de achttiende eeuw en de ideeën van de Verlichting.
Bron: nnbh.com