stream of consiousness

gelezen: Hersenschimmen (1984) van J.Bernlef

HersenschimmenDe roman Hersenschimmen kende ik sinds het verschijnen in 1984 van naam en al jaren had ik mij voorgenomen dit boek te gaan lezen. Pas toen mijn moeder Alzheimer kreeg, kwam het boek langs onverwachte weg naar mij toe. Hersenschimmen is één lange monologue intérieur van Maarten Klein, een zeventiger die steeds vaker geplaagd wordt door vergeetachtigheid. We volgen het proces van toenemende dementie vanaf het moment dat hij met zijn vrouw Vera een huis aan de Amerikaanse Oostkust bewoont. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat Maarten thuis niet meer te handhaven is. Hij dwaalt ‘s nachts door het huis, loopt zonder jas de winterkou in en verwart personen met elkaar.

Eerst komt er thuiszorg maar tenslotte belandt hij in een verpleeghuis. Bernlef maakt gebruik van een verteltechniek die stream of consiousness wordt genoemd. De lezer komt komt zo in het hoofd van de hoofdpersoon te zitten. Maarten verliest zijn grip op de werkelijkheid, omdat hij ook de grip op de taal verliest. Zijn zinnen worden steeds korter. De discontinuïteit neemt steeds meer toe. Op de laatste bladzijden van de roman is het ontbindingsproces van Maarten’s gedachten zo ver gevorderd dat de taal erodeert. Om met de Chandos-Brief van Hugo von Hofmannstal te spreken: “De abstracte woorden waar de tong zich begrijpelijkerwijs van moet bedienen om enig oordeel het licht te doen zien, vielen in mijn mond uiteen als rotte paddenstoelen.”

Hersenschimmen [ nl.wikipedia.org ]