In The superfluous man in 19th century Russian literature
Grigori Alexandrvitsj Petsjorin, de hoofdpersoon in De held van onze tijd is een misselijke vent. Hij is weliswaar bijzonder intelligent, ziet er goed uit en kan heel innemend zijn maar bezit desalniettemin een aantal bijzonder nare karaktereigenschappen: hij is egoïstisch, trots, minacht anderen, is niet in staat tot vriendschap, wil altijd bovenop liggen, is jaloers en wraakzuchtig en geniet ervan als hij anderen kan laten lijden.
In het voorwoord bij Petsjorins dagboekaantekeningen richt de fictieve schrijver zich tot de lezer. “Wat een boze ironie zult u zeggen,” schrijft hij over zijn keuze om Petsjorin de held van onze tijd te noemen. Hij antwoordt daarop “ik weet het niet”. De schrijver heeft namelijk ook bewondering voor Petsjorin: “lezing van deze aantekeningen overtuigde me van de oprechtheid van de auteur, doordat hij zijn eigen zwakheden en gebreken zo meedogenloos uit de doeken doet”, schrijft hij in hetzelfde voorwoord.
De tegenstrijdigheid in het karakter van Petsjorin, zijn genadeloze zelfreflectie aan de ene kant en aan de andere kant zijn gemene streken, maken van hem een anti-held. In de literatuur rond 1840, toen De held van onze tijd verscheen, was dit een betrekkelijk nieuw fenomeen. Lord Byron had tussen 1812 en 1818 met Childe Harold’s Pilgrimage de aanzet gegeven. Na zijn dood in 1823 werd Byron eindeloos nagevolgd. In de Russische literatuur zou Jenevgin Onegin de eerste Byroniaanse held worden. Petsjorin werd de tweede en Lermontov noemde hem expliciet de held van onze tijd.
Lermontov koppelde zijn hoofdpersoon overigens bewust aan Jevgeni Onegin. Poesjkin leidde de naam Onegin af van de Onega, een rivier in het Noorden van Rusland en Lermontov deed hetzelfde: Petsjorin is afgeleid van de Petsjora, eveneens een rivier in het Noorden van Rusland. Onegin en Petsjorin waren beiden gemodelleerd naar de byroniaanse held, maar zouden zelf ook weer een bepaald type gaan vertegenwoordigen in de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Dit type zou bekend worden onder de naam лишний человек (superfluous man) en tot een hele reeks romanpersonages leiden: Oblomov bij Gontsjarov, Bazarov in vaders en zonen van Toergenjev en Stavrogin in Boze geesten van Dostojevski zijn het meest bekend geworden.
t.g.v. de 125e geboortedag van Lermontov
The superfluous man is een veel gekozen onderwerp bij doctoraalscripties van studenten Russische literatuur en slavistiek. Een psychoanalyse van Petsjorin blijft meestal niet achterwege. Na De held van onze tijd las ik het hoofdstuk A Soul not Dead but Dying over Petsjorin in The etrenal stranger – In The superfluous man in 19th century Russian literature (2011) van Kelly Hamren.
Hoe komt het dat Petsjorin ons 180 jaar later nog zo weet aan te spreken? Lermontov heeft blijkbaar een aantal eigenschappen waargenomen in de mensen die hij in zijn eigen tijd om zich heen zag, die hij in Petsjorin geconcentreerd heeft. In het voorwoord schrijft Lermontov: “Hij (de fictieve schrijver) heeft gewoon voor zijn plezier geprobeerd de huidige mens te tekenen zoals hij hem keer op keer heeft leren kennen – tot zijn en u verdriet.” Peter Zeeman besluit zijn bespreking in De Groene Amsterdammer in 1994 met de constatering dat velen in de twintigste eeuw aan het signalement van Petsjorin beantwoorden en dat ook hij er zelf een paar kent. De anti-held Petsjorin maakt zijn titel held van onze tijd na 180 jaar nog steeds waar. Wat mij betreft, is dat wél boze ironie.
t.g.v. de 100e sterfdag van Lermontov
Zegt het karakter van Petsjorin nu iets over de mens in het algemeen of specifiek over het karakter van de moderne mens, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw begon uit te tekenen? Lermontov presenteert Petsjorin als een figuur die gekweld wordt door een bewustzijn waarmee hij genadeloos over zichzelf en anderen oordeelt. Bovendien lijdt hij onder de ambiguïteit van het menselijke bestaan, een typische aandoening van de moderne mens, die in de Romantiek pijnlijk zichtbaar begin te worden.
Dit nieuwe maar pijnlijke zelfbewustzijn was het gevolg van een verschuiving van het christelijke naar het natuurwetenschappelijke mens- en wereldbeeld. Deze paradigma shift was weer een gevolg van het humanisme en de Verlichting. Lermontov laat Petsjorin in zijn dagboek verwijzen naar een versregel uit Evgeni Onegin: “het kille vorsen van de rede en het droeve weten van het hart”.
Portret van Lermontov met rechts de Darjalkloof
De (fictieve?) schrijver noemt Petsjorin niet zonder bewondering De held van onze tijd. Ook al is Petsjorin in het dagelijkse leven een misselijke vent (en op het metafysische vlak zelfs een “rottende ziel”) blijkbaar is hij wel in staat bewondering op te roepen. Bewondering voor wat precies? Wat zouden we in Petsjorin kunnen bewonderen? De fictieve schrijver prijst zijn genadeloze zelfkritiek en lijkt dat gelijk te stellen aan eerlijkheid.
Petsjorin zou dan een zeer tegenstrijdige figuur worden. Enerzijds bezit hij in extreme mate een hele reeks negatieve eigenschappen zoals zelfzucht, wraakzucht, machtswellust en sadisme. Anderzijds is hij in staat tot genadeloze zelfkritiek en is hij de laatste om te ontkennen dat hij al die nare karaktereigenschappen in huis heeft. Dat geeft hem een schijn van eerlijkheid. En is dat laatste niet het heldhaftige van Petsjorin? Het feit dat hij niet wegloopt voor de waarheid over zichzelf?
Hoe rusteloos zijn ziel ook is, in de Kaukasus lijkt Petsjorin zich thuis te voelen, niet als mens maar eerder als een roofdier in zijn territorium. In een van zijn dagboekaantekeningen schrijft hij: “Ik doe niets liever dan mijn macht opleggen aan mijn omgeving. Machtsdrift wordt nooit dieper, grootser bevredigd dan wanneer je gevoelens van liefde, toewijding en angst inboezemt. Trots wordt niet zoeter gestreeld dan wanneer andermans vreugde en pijn afhankelijk zijn van jouw willekeur.”
t.g.v. de 150e geboortedag van Lermontov
Petsjorin zit graag op de stoel van de dictator, van de romeinse keizer die met zijn duim macht heeft over leven en dood van anderen. Een dergelijke schaamteloze bekentenis van machtswellust is in de Russisch-orthodoxe traditie het signatuur van de duivel. In het christelijke mens- en wereldbeeld heeft Lucifer in zijn hoogmoed zich boven God willen verheffen en daardoor was hij ten val gekomen. Door de zondeval had hij ook de mens in zijn val meegesleurd. De mens is tot vallen gedoemd maar kan toch gered worden. Het is een redding die hij zelf niet in de hand heeft en die alleen mogelijk is door oprecht berouw.
Wanneer de mens tot ware kennis over zichzelf komt, ontmoet hij ook Zijn Schepper. Dat is de geestelijke logica van het christelijke geloof en de Russisch-orthodoxe Traditie. In oprecht berouw over zijn zonde tegenover God, heeft het kwaad geen vat op de mens. Maar door hoogmoedige gedachten trekt hij het kwaad juist aan. Om zo te spreken “nodigt de trots het kwaad in het hart uit”. Daarom is de nederigheid de enige juiste houding die redding mogelijk maakt.
t.g.v. de 200e geboortedag van Lermontov met rechts zijn schilderij van de kruisberg (Kazbek)
Als Rus was Lermontov absoluut bekend met de christelijke visie op het kwaad. Maar in zijn voorwoord laat hij daar toch niets van merken. Hij schrijft: “Laat het genoeg zijn dat de ziekte is geconstateerd, Joost mag weten wat er tegen kan worden gedaan.” De diepgelovige Dostojewski zou dit nooit geschreven kunnen hebben, ook al was hij in de diagnose over de geestelijke ziekte van zijn tijd, niet minder duidelijk dan Lermontov.