filosoferen in het park

aan het lezen in Drie Dialogen van George Berkeley

Boom Klassiek ISBN 90 6009 452 2Op een ochtend in de vroege achttiende eeuw wandelden Hylas en Philonous, diep met elkaar in gesprek, door het park. Friedrich II en Voltaire zouden het net als talloze philosophes tijdens de Verlichting ook zo doen. In de ochtend in de open lucht is de geest nog scherp en George Berkeley stuurt zijn personages uit de Drie Dialogen juist op dat tijdstip de tuin in om een gewichtige zaak te bespreken. Het gaat niet om geldzaken of politiek maar over de vraag of de materie nu wel of niet bestaat. Dat mag een onzinnig gesprek lijken maar in de tijd van George Berkeley was dit onder filosofen een belangrijk onderwerp. Hylas vertegenwoordigt de opvattingen van de toenmalige wetenschap terwijl Philonous een alter ego van George Berkeley is.

BerkeleyGeorge Berkeley was op zijn vijftwintigste tot zijn cruciale inzicht gekomen en wist dat net als Descartes in drie woorden Latijn samen te ballen: ‘esse est percipi’ Dat wil zoveel zeggen als “zijn is waargenomen worden.” Uit dit inzicht trekt hij de uiterste conclusie, namelijk dat de materiële wereld niet bestaat, dat alles wat wij waarnemen in de geest bestaat. De beide heren voeren hun dispuut in beleefdheden zoals het in de galante tijdperk gebruikelijk was. Hylas suggereert dat Philonous met zijn ontkenning van de materie een scepticus is. In die tijd moet dat een scheldwoord zijn geweest, want de verlichte mens was juist een mens die het zeker meende te weten, zo zeker zelfs dat hij daardoor wetenschappelijke voorspellingen kon doen. Philonous beargumenteert waarom hij geen scepticus is, maar even stellig is in zijn ontkenning als Hylas is in zijn bevestiging.

Philonous: Vertel alstublieft eens, Hylas, wat u bedoelt met een scepticus.
Hylas: Ik bedoel wat iedereen bedoelt, namelijk iemand die aan alles twijfelt.
Philonous: Dus iemand die omtrent een of andere speciale kwestie geen twijfel koestert, kan met betrekking tot die kwestie geen scepticus genoemd worden.
Hylas: Daar ben ik het mee eens.
Philonous: Betekent twijfelen het bevestigen of ontkennen van een standpunt.
Hylas: geen van beide; want iedereen die zijn moedertaal begrijpt moet wel weten dat twijfelen een onzekerheid tussen beide betekent.
Philonous: Dus kan van iemand die het een of andere standpunt ontkent evenmin gezegd worden dat hij eraan twijfelt als van iemand die dit met even grote stelligheid bevestigt.
Hylas: Dat is zo
Philonous: En bijgevolg moet zijn ontkenning evenmin sceptisch worden genoemd als de bevestiging.
Hylas: Dat geef ik toe.
Philonous: Hoe komt het dan, Hylas, dat u mij voor een scepticus uitmaakt, omdat ik ontken wat u bevestigt, namelijk het bestaan van de materie? Aangezien, voorzover je kunt zeggen, mijn ontkenning net zo volstrekt is als uw bevestiging.
 
Bron: George Berkeley, Drie Dialogen vertaald door Willem de Ruiter, uitgeven door Boom, 1981

Volgens Bertrand Russell zijn de eerste dialoog en het begin van de tweede dialoog het belangrijkst. Daarin discusiëren Hylas en Philonous over de zintuigelijke waarnemingen. Philonous overtuigt zijn gesprekspartner er eerst van dat temperatuur, kleur, smaak, geur en geluid alleen in de geest bestaan. Dan volgt een boeiende redenering over de ideeën, die door een radicalisering van het empirisime (bij Berkeley het spiritualistisch of subjectief idealisme genoemd) verweesd raken. Pas bij Immanuel Kant krijgen ze weer een thuis doordat Kant de ideeën een plaats geeft binnen een van zijn categorieën.

In The First Dialogue, Hylas expresses his disdain for skepticism, adding that he has heard Philonous to have “maintained the most extravagant opinion… namely, that there is no such thing as material substance in the world.” Philonous argues that it is actually Hylas who is the skeptic and that he can prove it. Thus, a philosophical battle of wit begins. Philonous questions Hylas systematically regarding what humans know of the world, first examining secondary qualities, such as heat, to show that such qualities do not exist outside the individual mind. He then moves on to primary qualities such as extension and shape, and likewise argues that they, too, are dependent entirely on one’s perception (e.g., From a distance, a great mountain appears to be small, and the shape of a thing may change dramatically under a microscope).
 
Hylas’s view of matter (which has its origin in the Platonic theory of forms, or abstract entities that exist outside of the sensible world) is systematically destroyed by Philonous (Berkeley). The basic argument is that because matter is only known to us by its sensible qualities, it is impossible to describe or even imagine matter without these qualities. For in the absence of sensible qualities matter, by definition, loses its essential qualities. Yet that was precisely Plato’s argument; “actual matter” did not exist here on earth but rather in another plane or dimension, and furthermore this matter had no sensible qualities. This was the prevailing view of philosophers in Berkeley’s day. His argument would prove to be a devastating attack on the nearly 2000 year old platonic view.
 
Bron: en.wikipedia.org

Berkeley gaf zijn personages niet zomaar een naam:
Philonous betekent liefhebber van de Nous (het Griekse woord νοῦς dat onvertaalbaar is en in de buurt komt van geest en intellect)
Hylas is afgeleid van ύλη, dat materie betekent in het Oud-Grieks.

three dialogues [ integrale tekst in het gutenberg project ] | de filosofie van bisschop George Berkeley