terug naar het oerverhaal [ 2 ]

gelezen: het heilige en het profane (1957) van Mircea Eliade

Mircea EliadeOver godsdienstwetenschappers wordt wel eens gegrapt dat zij de enige wetenschappers zijn die niet in hun eigen bronnen geloven. Tijdens het lezen van het heilige en het profane van de godsdienst-historicus Mircea Eliade ontdekte ik hoe waar deze opmerking eigenlijk is. De van oorsprong Roemeense Eliade (1907-1986) was behalve godsdienst-historicus nog veel meer: yoga-kenner, religie-psycholoog, wijsgerig antropoloog en misschien ook wel socioloog. In het voorwoord bij de Nederlandse vertaling van Hans Andreus schrijft deze dat Mircea Eliade meer verwant is met de dichter dan met de wetenschapper. Maar het heilige en het profane is vooral een boek van iemand die de smaak van honing beschrijft. Terwijl je van een dichter verwacht dat hij ‘hoger honing’ bezingt.

Misschien is dit het tragische lot van de wetenschapper; beroepshalve moet hij aan de kant blijven staan en daardoor mist hij datgene wat hij bestuderen wil: de levende ervaring. Omdat de godsdienstwetenschapper afstand schept tussen zichzelf en het object van zijn studie, kan hij niet participeren als een gelovige. Hij beschrijft de godsdienst(en) niet van binnenuit maar van buitenaf. Daardoor spreekt hij ook een andere taal. De terminologie die Eliade gebruikt, is even wetenschappelijk precies als kil. Religieuze ervaringen worden gebundeld en gelabeld in verstandelijke categorieën als ‘antropokosmische homologatie’, ‘zijnsmodus’ of ‘hiërofanie’. De godsdienstwetenschap brengt net als de fenomenologie een rationalistisch monstrum voort. Beiden worden gedreven door een diep verlangen om door te dringen tot de essentie. ‘Zurück zu den Sachen selbst‘ zoals de grondlegger van de fenomenologie Edmund Husserl het verwoordde. Maar in plaats van terug te keren naar de naakte verschijnselen, schept de fenomenologie een eigen metataal, waardoor het brandpunt juist op de taal komt te liggen en niet op de verschijnselen zoals oorspronkelijk de bedoeling was.

Mircea EliadeNiet elke wetenschapper hoeft in deze valkuil terecht te komen. Zo ontmoette de Peruaanse student antropologie Carlos Castaneda in 1960 in de Yaqui sjamaan ‘Don Juan’ terwijl hij de riten van zijn stam als studieobject gekozen had. Het verhaal is bekend: Castaneda gaf zijn positie als wetenschapper op en gaf zich over aan de levende ervaring. In zijn boeken deed hij verslag van de lessen die hij van zijn leermeester Don Juan ontving. De reacties waren voorspelbaar: zijn oudere vakbroeders noemden hem een charlatan, omdat hij zijn wetenschappelijke positie had opgegeven. Maar daardoor was hij nu een ingewijde in plaats van een buitenstaander ‘Het object van zijn belangstelling’ had hem uitgenodigd de grens te overschrijden en zijn wetenschappelijke houding op te offeren.

Het heilige en het profane is een boek van een wetenschapper die geconcentreerd schrijft over ‘het object van zijn belangstelling.’ Eliade heeft het voortdurend over ‘de goden’ maar dat blijft voor hem een categorie, evenals ‘de mythische helden’. Hij plaatst zich daardoor op een ‘wetenschappelijke Olympus’ die boven alle godenbergen uitreikt. Maar de religieuze ervaring zélf is in die positie onbereikbaar. De paradox is dat hij de religieuze ervaring wéll dichterbij brengt, zoals onmiddellijk uit de eerste alinea van zijn boek blijkt:

Voor de religieuze mens is de ruimte niet homogeen. Hij toont scheuren en breuken; er zijn ruimte-delen die kwalitatief verschillen van de andere. ‘Kom niet te dichtbij’ zei de Heer tot Mozes ‘doe uw schoenen van uw voeten want de plaats waarop gij staat, is heilige grond. (Exodus 3:5) Er is dus gewijde, en daarom ‘sterke’ veelbetekenende ruimte, en er zijn andere ruimten, die niet-gewijd, en bijgevolg over ‘t geheel zonder ordening en samenhang amorf zijn. De religieuze mens ziet deze ruimtelijke in-homogeniteit in de ervaren tegenstelling tussen de gewijde ruimte – de enige die werkelijk is, die werkelijk bestaat – en al het overige, de vormloze uitgestrektheid daar omheen.
 
Bron: eerste alinea uit ‘het heilige en het profane’
De religieuze mens ziet deze ruimtelijke in-homogeniteit in de ervaren tegenstelling tussen de gewijde ruimte – de enige die werkelijk is, die werkelijk bestaat – en al het overige, de vormloze uitgestrektheid daar omheen

Mircea Eliade

The Sacred and the Profane [ books.google.nl ] | castaneda.com