identiteit

Gisteren was het 230 jaar geleden dat Friedrich Wilhelm Schelling geboren werd (1775) en 191 jaar geleden dat Johann-Gottlieb Fichte stierf (1814). Maar 27 januari is ook de dag dat de bevrijding van Auschwitz herdacht wordt en elke andere herdenking hoort daarbij in de schaduw te staan. Zeker als het gaat om de geboorte- en sterfdag van twee belangrijke vertegenwoordigers van de Duitse identiteitsfilosofie. Meer dan welke ander filosofie heeft het Duitse idealisme, dat tweehonderd jaar geleden aan zijn opmars begon, bijgedragen tot het ontstaan van het nationalisme in Duitsland ( maar ook elders in Europa ).

En toch, juist in deze tijd waarin de multiculturele samenleving opnieuw gestalte moet krijgen en de eigen identiteit (van de autochtoon) niet meer taboe is, zou het goed zijn om te onderzoeken wat de identiteitsfilosofie ons te zeggen heeft.

Friedrich Wilhelm Schelling ( 1775 – 1854 )

Van Schelling heb ik de vertaling Filosofie van de kunst (Boom, 1996) en de grondtekst van Ueber das Wesen der menschlichen Freiheit (Reclam Verlag) in mijn boekenkast staan. De inleiding van Filosofie van de kunst telt ruim 30 pagina’s en is geschreven door Jos de Mul. Gedeeltelijk is deze inleiding terug te vinden in zijn essay Kunst als organon over de romantische esthetica van Schelling, waaruit het onderstaande citaat:

( … ) Op de jonge Schelling maken deze denkbeelden (van Fichte) een verpletterende indruk en in zijn eerste geschriften verkondigt hij onomwonden Fichtes standpunt dat het absolute Ik principe van alle weten is. Toch geeft Schelling van meet af aan een eigen wending aan Fichtes filosofie. Volgens Schelling kan het oneindige Ik zich slechts van zichzelf bewust worden door zich te objectiveren, dat wil zeggen door eindig te worden. In de Abhandlungen van 1796/7 drukt Schelling het als volgt uit:
“De geest is slechts inzoverre geest als hij zichzelf tot object maakt, dat wil zeggen, eindig wordt. Daarom kan hij niet oneindig zijn zonder eindig te worden, noch kan hij (voor zichzelf) eindig worden zonder oneindig te zijn. Hij is daarom geen van beide, noch oneindig noch eindig alleen, maar in hem is de oorspronkelijkste vereniging van oneindigheid en eindigheid”.
Schelling gaat hier dus uit van een oorspronkelijke toestand, waarin de oneindige geest en de eindige natuur op een onbepaalde wijze identiek zijn. We zullen zien dat dit idee van een absolute identiteit in Schellings latere filosofie steeds meer op de voorgrond zal treden.
Johann Gotlieb Fichte ( 1762 – 1814 )

schelling.org
Links in het Internet over de klassieke Duitse filosofie
Kant und der Deutsche Idealismus
The Society for German Idealism
German Idealism [The Internet Encyclopedia of Philosophy]