stuurloos?

heeft het postmodernisme nog een richting of draait het om zichzelf?

In het modernisme betekende ‘nieuw’ altijd ‘beter’. De moderne mens was de nieuwe mens die een nieuwe en dus betere wereld nastreefde. Weg van het oude! Maar het postmodernisme gelooft hier niet meer in. De dwingende richting van het modernisme is in het postmodernisme verdwenen. Hoe gaat het postmodernisme met dit vacuüm om? Is er geen richting meer en draait het postmodernisme louter om zichzelf? Of heeft het postmodernisme toch een eigen program, een verborgen agenda misschien?

In het postmodernisme lijkt alles te kunnen. Het oude mag gerust terugkeren, want oud en nieuw zijn relatieve begrippen. Elke richting en elke stijl lijkt binnen het postmodernisme geoorloofd. Let wel, binnen het postmodernisme, want het postmodernisme hecht aan eigen richtinggevende waarden, zoals ‘niet-vastleggen’ en ‘niet-oordelen’. Postmodernisme staat sterk voor relativisme en pluriformiteit. Dat betekent dat er voor het postmodernisme niet één waarheid of één schoonheid bestaat. Iedere tijd, ieder volk, ieder individu heeft zijn eigen waarheid en schoonheid. Maar deze pluriformiteit, brengt tegelijkertijd het postmodernisme met zichzelf in tegenspraak, of brengt op zijn minst zijn blinde vlek in beeld.

De uiterste consequentie van de postmoderne pluriformiteit is dat mooi en lelijk, goed en slecht, waar en onwaar niet alleen relatief maar ook inwisselbaar zijn. Daarmee houden ze feitelijk op te bestaan, zodat er een oordeelloos, oosters “Tat Tvam Asi” overblijft. Letterlijk betekent dit: “Dat zijt Gij”, maar hier is een onpersoonlijke en zakelijke vertaling (“het is wat het is”) meer op zijn plaats. Het postmodernisme bereikt deze verheven staat van bewustzijn, waarin ‘alles ok’ is, zelf niet. Postmodernisme verzet zich namelijk tegen alles dat zich vastlegt en oordeelt, behalve tegen zijn eigen oordeel en fixatie.

Wanneer woorden als ‘waarheid’ en ‘schoonheid’ vallen, schiet het postmodernisme in een reflex om deze woorden vlug een kopje kleiner maken. Schoonheid en waarheid mogen van het postmodernisme hoogstens bestaan als relatieve begrippen, individuele waarden, eigen opvattingen. Ze blijven intussen wel een achterdeurtje openhouden naar de aanspraak op algemene geldigheid die ze in het verleden hadden. Het zijn de lakeien van het Ancien Régime van de metafysica , van vóór ‘de dood van God’. Na de Revolutie van het modernisme, wil het post-modernisme beslist geen Restauratie. Daarom is het postmodernisme alert als er een Groot Woord valt, want voor je het weet staat er weer een Groot Verhaal!

Desalniettemin is humor de kracht en het wapen van het postmodernisme. Universele, metafysische en absolute waarden worden niet meer erkend. Het enige wat werkelijk telt, is de hoogstpersoonlijke ervaring, die zo klein en zo breekbaar is, dat humor, maar ook ontroering, er wel het hart van moeten vormen. Het graniet van Waarheid en Schoonheid heeft in ‘het heilige hart van de persoonlijke ervaring’ niets te zoeken. Humor geeft de bedenkelijke macht om zélf te ontkrachten en onderuit te halen, om zélf de onmachtige baas te zijn over de onverbiddelijke relativiteit en vergankelijkheid van het bestaan.