Professor Heidegger spricht …

… over Moderne Kunst in het interview in Der Spiegel (1966)

Martin HeideggerPrecies 45 jaar geleden, op 23 september 1966 had Martin Heidegger een gesprek met twee journalisten van Der Spiegel. Het interview mocht pas na Heidegger‘s dood openbaar gemaakt worden. Vijf dagen na zijn dood op 26 mei 1976 stond het al in Der Spiegel. Het gesprek ging voor een deel over Heidegger‘s zeer omstreden positie in 1933 en 1934 toen hij rector was van de Universiteit in Freiburg en uit volle overtuiging nationaal socialist. Aan het eind van het gesprek kwam de positie van de moderne kunst ter sprake. Ik maakte van dat fragment onderstaande vertaling.

SPIEGEL: Professor, in de sfeer van het denken bestaan er geen gezaghebbende uitspraken. Daarom is het niet verwonderlijk dat het ook voor de moderne kunst moeilijk is om gezaghebbende uitspraken te doen. Toch noemt u dit “destructief”. De moderne kunst ziet zichzelf vaak als experimentele kunst. De kunstwerken zijn probeersels …
 
Heidegger: Ik laat het mij graag uitleggen…
 
SPIEGEL: … probeersels vanuit een situatie waarin de mens en dus de kunstenaar op zichzelf is teruggeworpen. En af en toe zit er dan onder een van die probeersels een voltreffer.
 
Heidegger: Het is de grote vraag. Waar staat de kunst? Welke plaats moet ze innemen?
 
SPIEGEL: Prima, maar hier verlangt u iets van de kunst dat u niet meer verlangt van de filosofie.
 
Heidegger: Ik verlang niets van de kunst. Ik zeg alleen dat het een kwestie is van welke plaats de kunst inneemt.
 
SPIEGEL: Als de kunst zijn plaats niet kent, betekent dit dan dat ze destructief is?
 
Sigmar Polke 1968Heidegger: OK, vergeet dat dan maar. Ik wil enkel vaststellen dat ik het wegwijzende in de moderne kunst niet zo zie, vooral omdat het onduidelijk blijft waar ze het meest kenmerkende van de kunst zoekt.
 
SPIEGEL: De kunstenaar is ook niet meer met de traditie verbonden. Hij vindt het misschien mooi en hij kan zeggen: Ja, dat is de manier waarop men zeshonderd jaar geleden of driehonderd jaar geleden, of zelfs dertig jaar geleden schilderde. Maar zelf kan hij dat niet meer. Zelfs als hij zou willen, zou hij het nog niet kunnen. De grootste kunstenaar zou dan de geniale vervalser Hans van Meegeren zijn, omdat hij “beter” zou kunnen schilderen dan de anderen. Maar zo werkt het eenvoudig niet meer. Daarom is de kunstenaar, schrijver en dichter in een soortgelijke situatie als de filosoof. Hoe vaak moeten we nog zeggen: Sluit je ogen.
 
Heidegger: Als we voor de indeling van kunst en poëzie en filosofie het hedendaagse kunstbedrijf als kader nemen, dan bestaat deze gelijkstelling terecht. Maar als we niet alleen het kunstbedrijf, maar de cultuur zélf gaan bevragen, dan is een dergelijke reflectie een opgave voor het denken, waarvan de uitkomst vrijwel ondenkbaar is. Maar de grootste nood van de filosofie is, voor zover ik kan zien, dat er vandaag de dag niet één denker spreekt, die “groot” genoeg is om het denken onmiddellijk in vorm te brengen en daardoor op de weg te helpen. De grootheid van het denken is op het moment te groot voor ons. Misschien kunnen we worstelen met het bouwen van een smalle en ontoereikende brug voor een oversteek.
 
SPIEGEL: Professor Heidegger, wij danken u voor dit gesprek.
Der Spiegel
Het interview met Martin Heidegger
verscheen op 31 mei 1976 in Der Spiegel

Der Spiegel #23 uit 1976 is te bestellen bij spodats.de en kost € 12.
download het volledige interview als PDF [ engelse vertaling ]